Gezondheid | 15 mei 2001 |
Bloedtest op afwijkingen foetus leidt tot meer abortussenHet net sluit zichDoor W. van Hengel
Geen registratie De huidige risicoscreening is gebaseerd op de leeftijd van de vrouw. Als deze tijdens de achttiende zwangerschapsweek ouder is dan 36 jaar, krijgt ze een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest aangeboden. Die leeftijdsgrens is gekozen omdat het risico op een kind met Down stijgt bij het ouder worden. Bij een twintigjarige vrouw is het risico ongeveer 1 op 1500. Boven de 36 stijgt het risico snel. Bij een 36-jarige vrouw schommelt het rond 1 op 300, bij een vrouw van 44 is het opgelopen tot 1 op 30. Tripeltest De raad adviseert daarom om aan álle zwangeren een bloedtest aan te bieden, rond de 15e zwangerschapsweek. Het gaat daarbij om de zogeheten tripeltest. Die naam is gekozen omdat het moederlijke bloed op drie markers wordt onderzocht: alfa-foetoproteïne (AFP), het zwangerschapshormoon HCG en ongeconjugeerd oestriol. AFP is een eiwit dat wordt aangemaakt door het kind zolang het zich in de baarmoeder bevindt. Via de placenta bereikt het eiwit ook het bloed van de moeder. Bij een kind met Down is het gehalte verlaagd. Hoe dat komt, is volgens Van Lith onduidelijk. Bij een kind met spina bifida is het AFP-gehalte juist sterk verhoogd. Het lekt via het open ruggetje naar het vruchtwater. AFP is de enige van de drie markers die kan wijzen op de aanwezigheid van een kind met een open ruggetje. HCG wordt gemaakt door de placenta. Het is ook bij gezonde kinderen in een hoge concentratie in het bloed van de moeder aanwezig. Bij een kind met Down is de concentratie nog hoger. Oestriol wordt geproduceerd door de bijnieren van het kind en in de lever en de placenta omgezet tot uiteindelijk ongeconjugeerd oestriol. Bij een kind met Down is de concentratie in het moederlijke bloed verlaagd. De uitslag van de tripeltest geeft volgens Van Lith alleen aan of een zwangere een verhoogd risico heeft op een kind met Down of NBD. De uitkomst is dus geen diagnose, maar een risicoanalyse. De waarden van de markers worden via een computerbewerking gecombineerd met de gegevens van de leeftijd van de vrouw. Die combinatie leidt tot de uiteindelijke risicoschatting. De leeftijd blijft dus een belangrijke factor spelen. In de oudere groep vrouwen zul je meer uitslagen krijgen met een verhoogd risico. Als het gevonden risico op een kind met een afwijking groter is dan 1 op 250, krijgt het echtpaar vervolgonderzoek aangeboden in de vorm van een vruchtwaterpunctie of vlokkentest. Vruchtwater bevat cellen van het kind. Je kunt het chromosomenpatroon onderzoeken en dan weet je precies wat er aan de hand is. Bij de vlokkentest haal je wat placentaweefsel weg. Ook die cellen bevatten alle erfelijke informatie over het kind. Als je die uitslagen hebt, weet je zeker of er wel of niet wat aan de hand is. Nauwkeurigheid Op grond van de uitkomst van de tripeltest, zullen naar verwachting in de toekomst 10.000 van de 200.000 zwangere vrouwen jaarlijks een vruchtwateronderzoek aangeboden krijgen. Uit het vruchtwateronderzoek blijkt vervolgens bij 97,5 procent dat er niets aan de hand is; zo'n 2,5 procent van deze vrouwen krijgt te horen dat er wel een afwijking is gevonden, aldus Van Lith. Het vruchtwateronderzoek bij 10.000 vrouwen betekent volgens Van Lith geen stijging ten opzichte van de huidige situatie. Nu ondergaan ook zo'n 11.000 vrouwen vanaf 36 jaar en ouder jaarlijks een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest. Dus in dat opzicht verandert er weinig. Wat volgens hem wel verandert, is de samenstelling van de risicogroep. Daarin zitten na de tripeltest twee keer zoveel vrouwen met een afwijkend kind als in de groep van de leeftijdsscreening. De effectiviteit van de tripeltest is namelijk 69 procent, die van leeftijdsscreening komt niet verder dan 30-35 procent. Dat betekent dus ook dat straks twee keer zoveel kinderen met een afwijking kunnen worden getraceerd. Het net om de ongeboren kinderen met een afwijking sluit zich, want de meesten daarvan zullen worden geaborteerd, zo wijst de praktijk uit. Miskramen De Gezondheidsraad wijst vooral op een ander cijfer en noemt dat de detectie/miskraam-ratio, de verhouding van het aantal miskramen en Down-diagnoses. Dankzij de invoering van de tripeltest zal die verbeteren, omdat er dan twee keer zoveel kinderen met een afwijking in de groep met het verhoogde risico zitten als in de groep vrouwen die nu uitsluitend op leeftijd wordt gescreend. Op dit moment zijn er 164 miskramen op 100 Down-diagnoses. Na invoering van de tripeltest worden dat 72 miskramen op 100 Down-diagnoses, meer dan een halvering dus. Er is ook nog een andere vergelijking mogelijk. De groep vrouwen die een vruchtwateronderzoek of vlokkentest krijgt aangeboden heeft een kans van 1 op 250 of hoger op een gehandicapt kind. De kans op een miskraam van een gezond kind door datzelfde onderzoek is echter 1 op 100. Wat na eventuele aanbieding van de tripeltest aan alle zwangeren niet verandert, is het absolute aantal van zo'n 100 miskramen. De Gezondheidsraad had ook kunnen adviseren de huidige screening een stuk effectiever te maken door alleen de 36-plussers een bloedtest aan te bieden en pas bij een verhoogd risico de vlokkentest. Daardoor zou bij deze oudere zwangeren het aantal Down-diagnoses verdubbelen, terwijl de kans op een miskraam sterk daalt, omdat er veel minder vruchtwateronderzoeken zullen plaatshebben. De raad heeft echter bewust gekozen voor een nog vérstrekkender advies, waardoor niet alleen het aantal abortussen zal stijgen, maar ook het aantal door het onderzoek opgewekte miskramen onverminderd hoog blijft. Dit is het eerste artikel naar aanleiding van het vorige week verschenen rapport van de Gezondheidsraad over prenatale screening. Zaterdag volgt een tweede artikel op de pagina Binnenland. | Zie ook: Opgespoord en dan... Commentaar: |
![]() |