Steeds meer ziektes afkomstig van dieren
Door toedoen van de mens zal een infectieoversprong van dier naar mens steeds vaker voorkomen. Vooral het verstoren van eco-systemen en de klimaatverandering lijken een grote rol te spelen.
In de afgelopen decennia waren vrijwel alle nieuwe ziekten zoönosen. Dat zijn infectieziekten die worden overgedragen van dier op mens. Geschat wordt dat het bij 60 procent van de infectieziekten gaat om een zoönose.
Voorbeelden hiervan zijn aids/hiv, ebola, SARS, MERS en nu Covid-19. Ze zijn aan te vullen met talloze ziekten uit oude tijden, zoals pest, tyfus en gele koorts. Maar ook met recentere ziekten, waaronder influenza, hondsdolheid, lyme, gekkekoeienziekte (BSE), salmonella, MRSA en Q-koorts.
Zoönosen kostten miljoenen mensen het leven. Aan de pest of zwarte dood (1347-1352) stierven 75 tot 200 miljoen mensen, aan de Spaanse griep (1918-1920) 50 tot 70 miljoen. Aids/hiv eiste 38 miljoen mensenlevens en Covid-19 tot dusver 5,5 miljoen. Wie denkt dan niet aan wat Johannes optekende: „En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard en met honger en met de dood en door de wilde beesten der aarde” (Openbaring 6:8).
De bronnen van zoönosen zijn vooral in het wild levende dieren. Geschat wordt dat alleen al in zoogdieren meer dan 300.000 soorten virussen leven. Slechts een gedeelte hiervan is ontdekt. (De bacteriën, parasieten en schimmels laten we nu buiten beschouwing.)
Een virus wordt schadelijk voor de mens als het (eventueel via een tussengastheer) uit zijn reservoir ontsnapt. Een van de belangrijkste reservoirs in de natuur wordt gevormd door vleermuizen. Het is de meest diverse en grootste groep onder de zoogdiersoorten. Ze leven sociaal in grote kolonies en leggen grote afstanden af. Het SARS-CoV-2-virus, de veroorzaker van Covid-19, is zo’n virus. Het is afkomstig van de hoefijzervleermuis en had mogelijk als tussengastheer de civetkat. Beide werden als ”bush meat” voor menselijke consumptie verhandeld op de wildedierenmarkt in Wuhan. „En van het gevogelte zult gij deze verfoeien, zij zullen niet gegeten worden, zij zullen een verfoeisel zijn…” (Leviticus 11:13).
Luchtverontreiniging
Er valt echter meer over te zeggen. Door het op grote schaal verstoren van ecosystemen door ontbossing in een catastrofaal tempo moeten dieren en virussen die waren ingebed in regenwouden zoeken naar nieuwe gastheren. Vaak zijn dat mensen, en daarvan zijn er 7,6 miljard…
Sommigen van die gastheren zijn straatarm en voeden zich met potentieel besmet voedsel. Anderen zijn rijk en reizen de wereld rond naar vakantieoorden en dichtbewoonde steden. Virussen kunnen zich niet voortbewegen; ze kunnen wel meeliften en meereizen, desnoods binnen een etmaal de wereld rond. Ze liften ook mee op de fijnstofpartikels die we door onze luchtverontreiniging in de eens zo zuivere lucht brengen.
Veel is nog onduidelijk, maar zeker is dat klimaatverandering een grote rol speelt. Wetenschappers concludeerden in het vakblad Science dat van de 40.000 onderzochte soorten ongeveer de helft zich uit de oorspronkelijke habitat (leefomgeving) aan het verplaatsen is. Een infectieoversprong van dier naar mens zal daardoor in de toekomst steeds vaker voorkomen. Alles door toedoen van de mens.
Verlossing
Het schepsel zucht. Maar het verwacht met opgestoken hoofd de openbaring der kinderen Gods, opdat het „zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis” (Romeinen 8:19 en 21). Kanttekening 60 zegt bij dit Bijbelgedeelte: „…omdat God deze algemene verlossing des schepsels van het verderf en misbruik des mensen beloofd heeft, waar de engelen en heilige zielen naar verlangen.”
De auteur is huisarts.