CBS: Grootste deel bevolking niet religieus betrokken
Minder dan de helft van de Nederlanders van 15 jaar en ouder rekent zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwing.
Dat blijkt uit het rapport ”Wie is religieus, en wie niet?” dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag heeft gepubliceerd. Uit de cijfers blijkt dat vorig jaar voor het eerst minder dan de helft van de Nederlanders van 15 jaar en ouder zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekende: 49,3 procent.
Eind jaren negentig rekende nog 60 procent zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwing. In 2010 was dat percentage geslonken tot 54,7, om vervolgens elk jaar iets terug te lopen.
Rooms-katholiek en protestant
Bijna een kwart (23,6 procent) van de bevolking van 15 jaar en ouder zegt rooms-katholiek te zijn. Van de 15 procent protestanten is 6,4 procent naar eigen zeggen Nederlands hervormd, 2,9 procent gereformeerd en 5,6 procent geeft aan tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) te behoren.
Deze verdeling is opmerkelijk: hervormde en gereformeerde kerken zijn immers, samen met de Lutherse Kerk, in 2004 opgegaan in de PKN.
Volgens de onderzoekers is het aantal leden van de PKN in de periode 2010-2017 vrijwel stabiel gebleven. Ze vermoeden „dat een deel van de protestanten zich er niet van bewust is dat ze in feite tot de PKN behoren, of zich meer verbonden voelt met de gezindte waar ze voor de fusie toe behoorden.” Van de bevolking noemt 5,1 procent zich moslim en 5,6 procent rekent zich tot een andere kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering.
Over de samenstelling van de groep die zegt tot een „andere kerkelijke gezindte” te behoren, is geen actuele informatie beschikbaar, aldus de onderzoekers. Op basis van oudere informatie achten ze het aannemelijk dat tot deze groep kleinere, orthodoxe, evangelische groepen behoren, en stromingen als humanisten en vrijmetselaars. Verder is gebleken dat in de periode 2010-2015 ongeveer 0,1 procent joods, 0,6 procent hindoe en 0,5 procent boeddhist was. Het CBS zegt te werken aan een nieuwe vraagstelling om de religieuze betrokkenheid vast te stellen.
Ouderen blijken het meest religieus en betrokken, blijkt uit het CBS-rapport. Van de 75-plussers zegt 71 procent godsdienstig te zijn; 34 procent bezoekt regelmatig een dienst. Van de mannen en vrouwen behoorde in 2017 achtereenvolgens 46 procent en 52 procent tot een religieuze groepering. Van de vrouwen ging 17 procent regelmatig naar een dienst, van de mannen 14 procent. Het minst religieus betrokken zijn jongeren van 18 tot 25 jaar: een op de drie behoorde tot een religieuze groepering. Van hen gaf 13 procent vorig jaar aan regelmatig naar een religieuze dienst te gaan.
Deelname kerkdiensten
De deelname aan religieuze diensten is in de loop van de tijd teruggelopen, al gaat de daling de laatste jaren niet meer zo snel. Ging in 1971 nog 37 procent van de bevolking regelmatig (minstens 1 keer per maand) naar een religieuze dienst, in 2012 was dit gedaald tot 17 procent. Vorig jaar is dit percentage verder gezakt naar 16 procent. De lichte daling van de kerkgang sinds 2012 komt geheel voor rekening van de rooms-katholieken, stellen de onderzoekers. Ze constateren dat bij zowel protestanten als moslims het bezoek aan de kerk of de moskee niet is afgenomen.
De gegevens over religie zijn vooral ontleend aan het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W), waaraan in de periode 2012-2017 meer dan 45.000 personen van 15 jaar en ouder aan hebben meegewerkt.
Opleidingsniveau
Van Nederlanders die alleen basisonderwijs hebben afgerond, is 64 procent godsdienstig. Bij academici ligt dit percentage op 37 procent, schrijven de auteurs van het CBS-rapport ”Wie is religieus, en wie niet?”
De genoten opleiding blijkt onderscheidend te zijn voor het bezoek aan een kerk, moskee of synagoge. Waar 20 procent van de laagst opgeleiden nog op regelmatige basis een dienst bijwoont, is dat met 12 procent bij de academici duidelijk minder het geval.
Persoonskenmerken
In het rapport wordt het verband onderzocht tussen religieuze betrokkenheid en persoonskenmerken als geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, onderwijsniveau en migratieachtergrond. Vrouwen, ouderen, gehuwden, weduwen en weduwnaren, lager opgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben een grotere religieuze betrokkenheid dan mannen, jongeren, gescheiden en ongehuwde personen, hoger opgeleiden, en mensen met een westerse of Nederlandse migratieachtergrond.
Zo neemt een weduwe of weduwnaar met ruim een kwart bovengemiddeld regelmatig deel aan een religieuze dienst. Dat geldt ook voor gehuwden, van wie ruim een op de vijf minstens een keer per maand een dienst bijwoont. Bij een gescheiden en ongehuwde persoon is dat minder dan een op de tien. Bijna een op de drie personen met een niet-westerse achtergrond gaat regelmatig naar een kerk, moskee of synagoge. Bij personen met een Nederlandse (14 procent) of westerse achtergrond (11 procent) is dit veel minder het geval.
Relativering
De CBS-onderzoekers plaatsen in hun conclusie een relativerende kanttekening. „Voor een totaalbeeld over wie wel en wie niet religieus is, is het niet afdoende dat iemand zichzelf rekent tot een religieuze of levensbeschouwelijke groep”, schrijven ze. „Er dient ook te worden gekeken naar wie wel en wie niet het geloof in de praktijk brengt door het regelmatig bijwonen van religieuze diensten.”
„In vervolgonderzoek wordt nagegaan in welke mate het behoren tot en het al dan niet praktiseren gevolgen heeft voor het meedoen met en het vertrouwen hebben in de samenleving.”