Wetenschap botst soms met de Bijbel, en dat is niet erg
Laten we maar eerlijk toegeven dat wetenschappelijke gegevens soms botsen met de Bijbel, stelt Jos Quist. Als je de Bijbel leest, kun je ook niet anders verwachten.
Stel dat de evolutietheorie klopt… Dat is het vertrekpunt van het boek ”En de aarde bracht voort” van prof. Gijsbert van den Brink. Hij komt na een diepgaande analyse tot de conclusie dat de kloof tussen het evolutionaire denken en de gereformeerde leer op veel plaatsen overbrugbaar is.
Veel reformatorische christenen zijn geneigd om deze conclusie af te wijzen. Tegelijk klinkt er verlegenheid door in de reacties die Van den Brink in deze krant krijgt. Als het gelovig lezen van de Bijbel niet kan samengaan met het aanvaarden van de moderne wetenschap, dringt immers een prangende vraag zich aan ons op: Wat als het Bijbelse getuigenis tegengesproken wordt door wetenschappelijk bewezen feiten?
Van den Brink vindt het jongeaardecreationisme zwak vanuit wetenschappelijk oogpunt, maar wel het meest consequent qua Bijbeluitleg. Aan de sterke punten van de creationistische Bijbeluitleg had hij meer aandacht mogen schenken. Een heelal dat ongeveer 6000 jaar geleden in zes dagen geschapen is, Adam en Eva als eerste mensenpaar, en een wereldwijde zondvloed? Dat komt uitstekend overeen met wat ik in het Oude én het Nieuwe Testament lees.
Maar ik moet erkennen dat deze Bijbeluitleg lijkt te wankelen in het licht van modern wetenschappelijk onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan de vele dateringsmethoden waarmee perioden van tienduizenden, miljoenen of zelfs miljarden jaren vastgesteld kunnen worden, of de talloze fossielen en de vele genetische inzichten die wijzen op evolutionaire soortvorming.
Dissonanten
Vanuit het Amerikaanse creationisme klinkt protest: de evolutietheorie is onwetenschappelijk en makkelijk te weerleggen. Graag geef ik toe dat er af en toe goede argumenten te vinden zijn tegen belangrijke elementen van de evolutietheorie. Maar voldoen die tegenargumenten? Mijn ervaring is dat een groot deel van de creationistische publicaties op het eerste gezicht wel indruk maakt, maar bij nadere beschouwing speculatief en oppervlakkig is. Ondertussen werken duizenden van ’s werelds beste onderzoekers fulltime aan een voortdurende verdieping van de evolutietheorie.
Anderen zoeken aansluiting bij de evolutietheorie. Men stelt: Neem de Bijbel niet te letterlijk, het gaat om de boodschap. Dat klinkt logisch, totdat je beseft dat de Bijbelse boodschap juist deze visie tegenspreekt. God werkt wonderen in onze wereld – letterlijk! Die wonderen werkt Hij in harten van mensen, maar ook heel nadrukkelijk tijdens de scharniermomenten van de heilsgeschiedenis. Denk aan de bevrijding van Israël uit Egypte. Ook schepping en zondvloed zijn zulke scharniermomenten. In de Tien Geboden lijken de zes scheppingsdagen net zo letterlijk bedoeld als de bevrijding uit Egypte.
Een belangrijke overweging is dat God Zich openbaart in twee boeken: de natuur en de Schriftuur. De waarheid van de natuur zou daarom de waarheid van de Bijbel niet kunnen tegenspreken. Dat moet leiden tot een onderlinge harmonie van geloof en wetenschap. Maar in mijn beleving wordt deze harmonie overheerst door schrille dissonanten. Is het niet tijd om te erkennen dat de Bijbel keihard tegengesproken wordt door de feiten? Ik zie niet in hoe ik deze vraag kan ontwijken.
Maar ik heb geloofsbelijdenis afgelegd. Als met een eed heb ik me verbonden aan de Schrift. Tal van moeilijke vragen kan ik niet terzijde leggen, maar de Bijbel ook niet. De Bijbel moet open!
Onmogelijkheid
Dan lees ik toch heel veel wat mij bemoedigt. Om te beginnen ben ik lang niet de eerste die tegenstellingen ervaart tussen Gods Woord en de feiten. Gods woord zegt: Abram zal tot een groot volk worden. Feit: zijn vrouw Saraï is onvruchtbaar. Gods Woord zegt: Jezus zal Zijn volk redden. Feit: Jezus ligt in het graf. Dit patroon komt zo vaak voor in de Bijbelse geschiedenis dat het een wetmatigheid lijkt. God brengt een mens in de onmogelijkheid. Dit geestelijke principe illustreert de Bijbel met tal van natuurlijke voorbeelden. Valt er iets anders te verwachten dan dat ook wij onmogelijkheden zullen ervaren ten opzichte van het natuurlijke?
Ten tweede: de Bijbelheiligen hebben de feiten niet ontkend. De discipelen hebben onderzocht hoeveel broden en vissen er precies waren. Dat het lang niet genoeg was voor duizenden mensen hebben ze voorgelegd aan hun rabbi. Zo mogen ook wij eerlijk de feiten onderzoeken. Feiten die strijdig lijken met Gods Woord moeten we niet wegstoppen maar geduldig en nederig aan God voorleggen. Wie weet doet Hij een wonder.
Ten derde: misschien is het niet erg om een keer ons verlies te nemen in het evolutiedebat. Anders dan in de academische wereld gaat het in de Bijbel niet om de vraag wiens intellect triomfeert. Het Evangelie blijft voor wijzen en verstandigen verborgen. De wijsheid van de wereld maakt God tot dwaasheid. En door de dwaasheid van de prediking verkiest God het dwaze van deze wereld.
Laten we erkennen dat het ons aan wijsheid ontbreekt, dan hoeven we verder niet naar dwaasheid te streven. Stuiten we op het voorspel van een groot wonder als we tussen natuur en Schriftuur steeds meer tegenstrijdigheden ontdekken? In het licht van de Bijbelse geschiedenis lijkt me deze hoop niet ongegrond.
Bovendien, het laatste grote scharniermoment van de heilsgeschiedenis moet nog komen. Zoals de heilshistorie met een scheppingswonder begonnen is, zo zal deze ook met een scheppingswonder eindigen. Er komen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin gerechtigheid wonen zal. Het boek der natuur zal herschreven worden. Maar Gods Woord blijft in der eeuwigheid.
De auteur is werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker op het terrein van de bioanalyse.