„Meer openstaan voor de weg die onze goede God met Zijn kerk en met onze samenleving gaat.” Dat wil ds. H. van Ginkel bereiken met de brochure ”Kerk 2018. Kiezen voor de basis in de Protestantse Kerk”.
De predikant uit Goes, zelfstandig interim-predikant en ondernemer, publiceert vrijdag zijn brochure. Ds. Van Ginkel, die zich rekent tot de Gereformeerde Bond, wil een alternatief bieden voor het plan ”Kerk 2025”, aan de hand waarvan ingrijpende veranderingen worden doorgevoerd in de Protestantse Kerk in Nederland. Zo zijn onlangs alle gemeenteadviseurs in vaste dienst ontslagen en krijgt de kerk in plaats van 75 classes (regionale vergaderingen) 11 classes, met aan het hoofd ervan een classispredikant.
Wat is uw belangrijkste kritiekpunt op ”Kerk 2025”?
„In ”Kerk 2025” zegt de kerk te kiezen voor lichtere structuren. Een nieuwe dure bestuurslaag van elf regio’s met een voorzitter die inhoud moet geven aan de zorg voor de gemeenten, is echter geen lichte structuur.
”Kerk 2025” is een keuze voor reorganisatie, schaalvergroting, langere lijnen en meer afstand. Managementsdenken zet de toon. Maar in de kerk gaan we niet uit van de maakbaarheid en controleerbaarheid van processen. Het komt aan op trouw zijn aan onze roeping in het besef dat we afhankelijk zijn van Gods zegen.”
U zegt dat er met de nieuwe 11 classes een extra bestuurslaag wordt gecreëerd, maar deze komen toch in de plaats van de 75 classes?
„Dat is precies mijn bezwaar. De huidige classes bestaan uit zo’n twintig gemeenten die soms al eeuwen een geschiedenis met elkaar hebben. ”Kerk 2025” bestempelt dat als een verouderde structuur, maar het is juist een lichte structuur, dicht bij de gemeenten en bemenst door ambtsdragers uit die gemeenten. De huidige classes kosten bijna niets, terwijl ze van grote waarde zijn voor een kerk met teruglopende inkomsten. Een classis die door een tekort aan menskracht niet meer kan functioneren, kan met een naburige classis samengaan. Daarvoor is een kleine aanpassing in de kerkorde nodig. Die enkele gevallen mogen geen reden zijn om alle –ook vitale– classes op te heffen.”
Hoe houd je het bestuur van een krimpende kerk behapbaar? Ook bonders laten het in de classes afweten.
„Je merkt bij de classes inderdaad een zekere matheid. Toen de Protestantse Kerk in 2004 een feit werd, bleef een honderdtal gemeenten gescheurd achter. Andere gemeenten gingen aan de slag met plaatselijke fusies. Zo ging alle aandacht naar de eigen gemeente.
In de classes kwamen bovendien de afgelopen jaren niet zulke spannende zaken aan de orde. Het is logisch dat ze dan een beetje indutten. Maar nu is het de hoogste tijd om wakker te worden. De classes mogen zich niet aan de kant laten schuiven. Dan verliest het grondvlak in de kerk zijn stem.”
U richt uw pijlen op de in uw ogen niet hard genoeg krimpende dienstenorganisatie in Utrecht. Volgens u werken sommige diensten eerder belemmerend dan ondersteunend. Kunt u een voorbeeld geven?
„De dienstenorganisatie krimpt onder druk van teruglopende inkomsten uit de gemeenten van ongeveer 250 naar 200 fte. Dat is nog steeds een zware financiële last voor de gemeenten. Die last drukt ook nog eens onevenredig zwaar op juist de kleine gemeenten. Die moeten mede daardoor inleveren op de arbeidstijd van hun predikant. Zo worden ze rechtstreeks belemmerd in hun functioneren.
In ”Kerk 2018” pleit ik voor verkleining van de dienstenorganisatie tot wat nodig is voor alleen noodzakelijke diensten, vooral van administratieve aard. Dat zou met ongeveer 50 fte moeten kunnen. Dat geeft niet alleen in kleine gemeenten meer ruimte, maar ook op andere niveaus. Doordat de dienstenorganisatie zich dan niet meer bezighoudt met het maken van beleid, komt er in de generale synode meer ruimte voor de inbreng van de synodeleden zelf. Als de dienstenorganisatie niet allerlei producten en diensten in de markt zet, komt er meer ruimte voor andere aanbieders en voor uitwisseling van kennis en ervaring tussen gemeenten en predikanten. Doordat niet langer externe adviseurs gemeenten met standaardproducten komen helpen, worden kerkenraden met hun predikant of kerkelijk werker aangemoedigd om weer meer zelf gestalte te geven aan hun roeping.”
Betreurt u het verdwijnen van de gemeenteadviseurs in het plan 2025?
„Ik besef dat bij inkrimping van de dienstenorganisatie mensen hun baan verliezen. Maar dat in ”Kerk 2025” juist die medewerkers die in gemeenten kwamen worden wegbezuinigd, is vreemd.
In mijn voorstellen verdwijnt de functie van gemeenteadviseurs ook. Maar dat is een bewuste keuze voor de gemeente met haar predikant of kerkelijk werker. Voor de zorg aan, al dan niet vacante, gemeenten heeft de classis de consulent. Dat is nu te vaak een papieren functie.”