Rembrandt heeft 70 schilderijen méér gemaakt
AMSTERDAM. Alle schilderijen van Rembrandt afgebeeld in één boek, met een grondige uitleg waarom het wel degelijk echte Rembrandts zijn. Woensdag presenteerde Ernst van de Wetering in het Rijksmuseum het laatste deel van een groot overzicht van het werk van de schilder van De Nachtwacht.
„Dat is een idioot aantal!” roept Van de Wetering uit bij de presentatie van het zesde deel van de Rembrandtcatalogus. „Dat kan helemaal niet!” Maar liefst zeventig schilderijen van de 17e-eeuwse meester die eerder niet als echte Rembrandts werden gezien, zijn toch echt van de hand van de meester.
„Verrassend, als het al niet schokkend is”, schrijft Van de Wetering, al jaren de grote man van het Rembrandt Research Project, in het voorwoord. Een boek „vol lekkernijen” noemt hij het zelf, met alle 336 schilderijen die volgens hem echt van Rembrandt zijn. „Het is het best geïllustreerde Rembrandtboek dat misschien ooit gemaakt is.”
Vieze klodders
Dat vraagt natuurlijk om uitleg, die opvallende uitbreiding van Rembrandts oeuvre, waarover al tijdens zijn leven (1606-1669) discussie ontstond. Leerlingen bekwaamden zich in het vak door hun leermeester te kopiëren of assisteerden hem bij het voltooien van zijn eigen werk.
Voorgangers van Van de Wetering meenden aan een enkele blik op een werk genoeg te hebben om vast te stellen of het ging om een Rembrandt of niet. Zij bezaten immers het oog van de kenner. „Het licht, een paar vieze klodders, dat zou er weleens een kunnen zijn”, zo vat Van de Wetering het werk van onder anderen de vermaarde Rembrandtkenner Abraham Bredius samen.
Het Rembrandt Research Project zou het in 1968 heel anders gaan aanpakken: een meer natuurwetenschappelijke benadering van het werk, met onder meer röntgenfoto’s waarop te zien is dat een portret over een ander portret is heen geschilderd.
Maar zonder inzicht in Rembrandts werk waren de resultaten van technisch onderzoek natuurlijk niet te gebruiken. Zo keerde in Van de Weterings ogen de kennersblik van een vorige generatie Rembrandtvorsers weer terug in het onderzoek.
Volgens hem staarden zijn collega’s zich blind op de stijl van een werk als doorslaggevende factor voor de echtheid: Rembrandt of niet? Dat op het werk Rembrandts naam stond, deed er dan soms niet eens toe. „De kunsthistorici vertelden Rembrandt hoe hij moest schilderen.” Daar kwam volgens Van de Wetering de aanpak op neer.
Eigen koers varen
Hij zal met instemming de woorden van Taco Dibbits hebben aangehoord, de directeur collecties van het Rijksmuseum, die voor hem aan het woord kwam. „De politiek spreekt van de participatiemaatschappij, maar samenwerken doe je het best alleen. Het is belangrijk om je eigen koers te varen.”
Vanaf 1993 had Van de Wetering binnen het project het rijk zo goed als alleen. Van de Wetering koos voor een heel brede aanpak, waarbij hij op grond van „een weefsel van kenmerken” zijn conclusies trok. In de delen van de catalogus die onder zijn leiding verschenen, voegde Van de Wetering alweer werken aan het oeuvre toe die in eerdere delen waren afgeschreven.
Dus helemaal als een donderslag bij heldere hemel kwam de forse uitbreiding woensdag nu ook weer niet, maar Van de Wetering had in ieder geval een goede aanleiding voor de ondertitel van het afsluitende deel: ”Een compleet overzicht”.