Van der Molen gaf tijdens de roerige jaren zestig in Amsterdam van 1956-1966 leiding aan de toenmalige gemeentepolitie Amsterdam.

De rellen met de rookbommen op 10 maart 1966 rond het huwelijk van koningin Beatrix en prins Claus leidde tot onenigheden tussen de Amsterdamse burgemeester Van Hall. Zij waren het niet eens over het optreden van de politie bij de rellen met de provo’s in de weken na het huwelijk. Op 16 juli 1966 leidde dit tot het ’eervol’ ontslag van de Amsterdamse hoofdcommissaris door de minister van Binnenlandse Zaken J. Sam.

Het waren niet de eerste breuk in de verhouding tussen de burgemeester en de korpschef. De burgemeester had vijf jaar eerder al geprobeerd Van der Molen te ontslaan wegens problemen binnen de organisatie en de persoonlijke verhouding in de top. Het ministerie van Binnenlandse Zaken gaf geen gehoor aan het verzoek.

Het korps kampte onder Van der Molen onder meer met personeelsgebrek en veel onrust in de stad. In de jaren zestig kreeg de politie te maken met de demonstraties tegen vooral het Amerikaanse optreden in Vietnam. Hier werd Van der Molens korps te slap gedrag verweten. Ook met de ludieke provo-acties bij het Lieverdje op het Spui wist de politie niet echt raad.

Hendrik Jan van der Molen was afkomstig uit het Groningse Bellingwolde, hij was luitenant-kolonel bij de Koninklijke Marechaussee voordat hij de gepensioneerde H. Kaasjager in 1956 opvolgde. De Amsterdams hoofdcommissaris had zijn functie na vijf jaar al gezien. Hij solliciteerde tevergeefs naar het burgemeesterschap van de Groningse gemeente Vlagtwedde. Van der Molen zei zelf liever een burgervader te zijn voor alle mensen, dan dagelijks te worden geconfronteerd met geïntrigeer en met de achterklap in een grote stad.

231151 jun 05