Voorpagina 14 mei 1999

Eerdere berichtgeving

Zie ook:
Luchtvaartraad oneens met commissie-Meijer
Getuige Aaij wil excuses van Bijlmercommissie

„Werkelijkheid wordt geweld aangedaan”

Kabinet weerspreekt
alle Bijlmerverwijten

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – De kritiek die de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer in haar eindrapport uit aan het adres van premier Kok en de vice-premiers Jorritsma en Borst is niet terecht. Dat heeft het kabinet de Tweede Kamer gisteren laten weten in zijn reactie op enkele honderden schriftelijke vragen over het Bijlmerrapport.

Het kabinet mist een goede onderbouwing bij de kritiek die de commissie heeft op het Bijlmerbeleid van minister Borst van Volksgezondheid. De laksheid en traagheid van mevrouw Borst zou het aantal gezondheidsklachten hebben doen toenemen in plaats van afnemen, stelt de commissie. „De regering constateert dat de commissie niet duidelijk aangeeft op welke feiten deze conclusie precies is gegrond”, reageert het kabinet.

Het verwijt dat de Kamer te vaak „onduidelijk, ontijdig, onvolledig of onjuist” is geïnformeerd over zaken die de Bijlmerramp betroffen, wijst het kabinet in voorzichtige bewoordingen van de hand. „De lat van volledigheid, tijdigheid, juistheid en duidelijkheid ligt met reden hoog”, zo laat het kabinet de Kamer weten, „maar een absolute garantie voor volledigheid en juistheid van alle verstrekte informatie is niet steeds te geven.”

Volgens het kabinet speelde er bij de gebrekkige informatievoorziening over de Bijlmerramp geen kwade opzet. „Ministers moeten voortdurend kiezen tussen snelheid en volledigheid.” De conclusie dat minister Jorritsma (Economische Zaken, voorheen Verkeer en Waterstaat) informatie zou hebben verzwegen „deelt de regering niet.” Jorritsma fungeerde in de nasleep van de Bijlmerramp als hoofdverantwoordelijke ten aanzien van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer.

Coördinatie
In tegenstelling tot de enquêtecommissie vindt het kabinet niet dat premier Kok zich bij de uitvoering van het beleid te weinig met de coördinatie heeft bemoeid. In de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen beperkt de coördinerende rol van de premier zich volgens het kabinet grotendeels tot de beleidsvorming. De uitvoering is een zaak van de vakministers, die daarover individueel verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer.

Uitzonderingen op die regel zijn volgens het kabinet alleen aan de orde als de betrokken bewindslieden daarom vragen of door onderlinge conflicten of anderszins lijken te falen. Dat was volgens het kabinet niet het geval. Ook de fractievoorzitters van de regeringspartijen hebben Kok nooit gevraagd meer sturing te geven, aldus de regering. Van diverse fractievoorzitters is overigens bekend dat zij over dat laatste een andere mening hebben.

Het staatsrechtelijk getinte verweer van het kabinet steekt schril af bij het oordeel dat de commissie in haar eindrapport trekt over de coördinatie door de minister-president. „De minister-president heeft in de nasleep van de ramp zijn positie als voorzitter van de ministerraad op geen enkele manier ingevuld”, zo luidt het verwijt. Volgens het kabinet was premier Kok echter „alert en op de hoogte” en was dat in het geval van de Bijlmerramp voldoende. Reden tot ingrijpen was er niet, want de dames Borst en Jorritsma deden wat ze konden en hadden geen behoefte aan coördinatie.

Speculaties
Al met al doet het eindrapport van de enquêtecommissie naar de mening van het kabinet „de waarheid geweld aan.” De commissie zou er te weinig oog voor hebben dat „de niet aflatende stroom van geruchten, vage veronderstellingen en theorieën de communicatie bij de overheid sterk bemoeilijkte.” Overigens prijst het kabinet de commissie dat zij met het onderzoek al deze speculaties heeft weerlegd en daarmee impliciet heeft erkend dat de overheid bij de ramp en de nasleep daarvan niets te verbergen heeft gehad.

Aanstaande dinsdag en woensdag debatteert de Tweede Kamer met de voltallige enquêtecommissie. Een week later, op woensdag, begint het debat tussen de Tweede Kamer en het kabinet.