Reizen 2000 14 januari 2000

'Hannover' wordt evenement van de grote getallen

Expo 2000: een beetje plat

Door N. Sterk
Na de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen resteerde de Britten het Crystal Palace. Parijs hield z'n Eiffeltoren over aan het evenement (1889) en Brussel het Atomium (1958). Sevilla (1992) koestert de Alamillobrug. En Hannover, in 2000, wat is daarvan straks het blijvend resultaat? Niet schrikken: ongeveer 25.000 extra parkeerplaatsen in de buurt van de Messe-hallen. Een beetje plat, zeg dat wel.

Bij de stemming in 1990 over toewijzing van de wereldtentoonstelling voor het jaar 2000 won Hannover het met één stem van Toronto. Die stem was van de voormalige DDR. Zo wierp de eenwording, naast alle economische malaise die zij in het westelijk deel teweegbracht, ook een onverwacht vruchtje af voor de voormalige 'Wessies'.

Wie Hannover zegt, zegt nieuwbouw, want de stad hoort thuis in het rijtje steden dat in de laatste wereldoorlog zonder scrupules door geallieerde bommen met de grond werd gelijkgemaakt. De maquettes in het Neu-Rathaus (het Wilhelminische Rathaus) getuigen van de verschrikkingen die de Führer over het eigen volk afriep: op een drietal gebouwen na was Hannover in 1945 letterlijk één grote puinhoop. Kon het verwoeste hart van een stad als Warschau met veel ijver en doorzetting in originele staat worden herbouwd, bij Hannover was daarvan geen sprake: de héle stad lag in brokken.

De toeristische trekpleisters in het stadshart vallen daarom op de vingers van één hand te tellen: het raadhuis, de Evangelisch-Lutherse Marktkirche (Noord-Duitse baksteengotiek, met naast de hoofdingang een fraai Luther-standbeeld), de Opera, en, vooruit, het Kröpcke-Uhr, een aardige gietijzeren klok op loopafstand van Hannover-Hauptbahnhof: een uurwerk waarover de inwoners zelf wat weeïg doen als dé ideale ontmoetingsplaats. Aardig en navolgenswaardig is wel wat de Hannoverse VVV uitdacht: al deze en ook nog wel een paar andere bezienswaardigheden zijn te zien voor wie de 4 kilometer lange dikke rode verfstreep op het plaveisel volgt. Wie dan nog de weg kwijtraakt is écht een domkop.

Ironie
De stadsplattegrond van '45 in het Neu-Rathaus illustreert als weinig andere dingen de boeken van Heinrich Böll, de schrijver die een groot deel van zijn oeuvre wijdde aan de doffe ellende die miljoenen Duitsers overkwam door het nationaal-socialistisch ideaal. Met enige ironie kan worden gezegd dat de oosterburen na de Krieg in elk geval gemakkelijk hun straten- en wegenplannen konden invullen: er stond letterlijk niets in de weg om praktische verkeersstructuren te realiseren. De huidige heldere en tegelijk behoorlijk saaie inrichting van Hannover –inclusief voorsteden één miljoen inwoners groot– is voor een aanzienlijk deel het rechtstreekse gevolg van dat feit.

Wie Hannover zegt, zegt ook Messe, en wie Messe zegt, zegt Hannover. In 1947 werd in de hoofdstad van Nedersaksen met die beursactiviteiten al een bescheiden begin gemaakt, en sinds 1986 zijn Cebit (computerbeurs) en industriebeurs (dé Messe) onlosmakelijk met de naam van de stad verbonden. Vanaf dit jaar worden ook Expo 2000 en Hannover voorgoed in één adem genoemd.

Telefoon en gloeilamp
Wereldtentoonstellingen worden sinds 1851 gehouden. Vaak om de vijf jaar, maar soms ook met langere tussenpozen. De eerste, in Londen, trok direct 6 miljoen bezoekers, een mega-aantal in een tijd dat reizen niet vanzelfsprekend was en erg veel tijd kostte. De komende Expo moet de 40 miljoen bezoekers te boven gaan.

Architecten drukten vanaf het eerste begin hun stempel op de expo's, en een groot deel van de bouwwerken die ter gelegenheid van wereldtentoonstellingen werden opgezet, spreken nog steeds tot de verbeelding. Ook waren er altijd technische snufjes te zien. Telefoon, gloeilamp, personenauto, televisie en spoetniksatellieten beleefden er hun wereldpremière.

Organisatie en opzet van wereldtentoonstellingen werden officieel vastgelegd op een conferentie die in 1928 en 1931 in Parijs werd gehouden. Het daar opgerichte overkoepelend Bureau International des Expositions (BIE) legt regels, eisen, plaatsen en data voor de tentoonstellingen vast. De keuze van het BIE voor Duitsland –dat nooit eerder een wereldtentoonstelling organiseerde– werd ingegeven door het loffelijk streven naar eenwording. Een Duitse Expo 2000-woordvoerder formuleert het zo: „Duitsland wil aan het slot van deze eeuw, of aan het begin van de nieuwe, iets positiefs laten zien. We willen onze slechte reputatie nu eindelijk wel eens kwijtraken.”

Sinds 'Parijs' zijn er ”Recognised”- en ”Registered”-tentoonstellingen, ook wel aangeduid met A- en B-categorie. Een A is groter dan een B en bij een A wordt van de deelnemende landen verwacht dat zij een zelfontworpen paviljoen inbrengen. Sevilla (1992) was de laatste A, Hannover is dat in 2000, en voor 2005 staat Aichi (Japan, idem A) op de rol. Tussen Sevilla en Hannover zat Lissabon (1998), een tentoonstelling uit de B-categorie.

Messe-Mutti
Duitsland zou Duitsland niet zijn als 'Hannover' niet het evenement zou worden van de grote getallen. De stad zelf is –met jaarlijks vijftig beurzen en tentoonstellingen– gewend aan een niet-aflatende stroom van exposanten (24.000), journalisten (16.000) en miljoenen bezoekers. Het begrip ”Messe-Mutti” is bij veel Hannover-bezoekers bekend: duizenden particulieren verhuren in toptijden een paar bedden en pikken zo een graantje mee van de beursomzetten. Om de verwachte 40 miljoen bezoekers in staat te stellen één of meer nachtjes aan het Expo-bezoek te knopen, is een databank opgebouwd van 450.000 bedden tot op twee uur afstand van de stad.

De Hannover Messe, die geldt als de grootste industriële beurs ter wereld, moet dit jaar echter verbleken bij het Expo 2000-geweld. Is de verkeerscirculatie in Messe- en Cebit-tijden vaak een wanhoop: dat mag dit jaar niet gebeuren en eigenlijk na deze Expo nóóit meer. Investeringen in paviljoens, wegen, parkeerplaatsen en verkeersgeleidingssystemen zullen de 3 miljard Duitse mark naar verwachting ruim overstijgen. Meer dan 30.000 mensen vinden werk op en rond het Messe-terrein. Was de oppervlakte daarvan tot voor kort 90 hectare, vanaf de Expo is het 160 hectare groot.

Vijf ingangen en een speciaal te bouwen spoorstation moeten ervoor zorgen dat iedereen die dat wil op en ook weer van het terrein afkomt. Ingang West, met een 340 meter lange glazen voetgangersbrug tussen station en Expo-terrein, kan per uur alleen al 15.000 mensen aan. Stadtbahn, auto en vliegtuig voeren dagelijks elk tienduizenden Expo-gangers aan: de parkeercapaciteit wordt met 25.000 uitgebreid tot 60.000 plaatsen en luchthaven Hannover/Langenhagen wordt uitgebreid met een nieuwe terminal waaraan twintig grote toestellen tegelijkertijd kunnen worden afgehandeld.

Thema
Alle presentaties van de 180 deelnemende landen staan in het teken van het toekomstgerichte thema ”Mens, Natuur en Techniek”. Duidelijk moet worden dat technologische vooruitgang ook zijn grenzen heeft en dat er een punt kan worden bereikt waarop de balans in de natuur onomkeerbaar wordt vernietigd. Een vraag die wordt gesteld is bijvoorbeeld of de 8,3 miljard burgers die volgens ramingen in 2025 de aarde bevolken, nog platteland en natuur overlaten en hoe het milieu er dan uitziet, en of er nog sprake zal kunnen zijn van vrije mobiliteitskeuze.

Het Duitse paviljoen verschaft de bezoeker een reis door vijftig jaar verleden, het Japanse trekt de aandacht doordat het volledig recyclebaar uit papier is opgetrokken. De Nederlandse inzending wil de bezoekers boeien met de boodschap ”Holland schept ruimte”. Naast de landenpaviljoens zijn er in themahallen elf aparte tentoonstellingen rond begrippen als landschap, klimaat, voeding, gezondheid, energie, werk, mobiliteit, wetenschap, informatie en communicatie en milieu.

De Nederlandse bijdrage –60 miljoen gulden aan overheidsgeld, waarvan de helft voor het paviljoen– staat op 9000 vierkante meter, vlak bij Eingang Ost, aan de Europese boulevard. Het Duitse en Franse paviljoen zijn buren, volgens de Stichting Wereldtentoonstellingen Nederland héél goede buren. Goed vooral in de betekenis van goed voor hoge bezoekersaantallen. Nederland verwacht in de vijf maanden van openstelling zo'n 2,5 miljoen bezoekers, waarvan 20 procent mensen uit eigen land.

Het Holland-paviljoen staat in een tuin van circa 8000 vierkante meter, met daarin 24 beelden van prominente Nederlandse kunstenaars uit de laatste twintig jaar. In de tuin verrijst het circa 40 meter hoge open gebouw, een creatie van het architectenbureau MVRDV. Het paviljoen zonder gevels steekt boven bijna alle andere gebouwen op de Expo 2000 uit. Wie binnen wil, kan dat alleen door de lift te nemen. De bezoeker daalt vervolgens af via trappen en passeert daarbij de diverse presentaties. Per uur passen er 1500 bezoekers in de lift.

Op het dak begint de tocht bij een waterbassin en windmolens. In de kunststof 'bel' die op het water drijft kan onder andere worden gesport. Eén verdieping lager is een theaterruimte, rondom omgeven door een watergordijn – getest op windbestendigheid om natte pakken te voorkomen. De lagen daaronder zijn de bomenlaag (met grote, echte eiken), wortellaag (de wortels van die bomen), de bloemenlaag (onder meer een presentatie van de Nederlandse glastuinbouw) en ten slotte de duinenlaag (betonnen duinen, ”les pays bas”, de lage landen bij de zee). Wordt er een nieuwe zinvolle bestemming gevonden voor het betonnen paviljoen, dan blijft het onderste deel van de Nederlandse inzending staan. Het bovenste deel is demontabel en daarmee eventueel in eigen land weer te gebruiken. In het kader van duurzaamheid.

Zie ook:
NS-paradepaard ICE 3 naar Expo

Expo 2000 in vogelvlucht