Financiën en Economie

Alleen Frankrijk en Italië kunnen nog roet in het eten gooien

De laatste barrières voor de euro

BRUSSEL – De Belgische premier Jean-Luc Dehaene droomt er al van: het jaar 2002, „waarin ook de burger bij de bakker gewoon zijn brood en patékes met de euro betaalt”. Aan het begin van het besluitvormende euro-jaar 1998 lijken alle twijfels over invoering van de eenheidsmunt verdwenen. Alleen Italië en Frankrijk kunnen nog roet in het eten gooien. En er dient snel een besluit te vallen over Duisenberg of de Fransman Trichet als hoogste eurobankier.

De scepsis is uit de markt en het hoofd. Zelfs in landen met een harde munt als Duitsland lijkt de acceptatie van een Europese eenheidsmunt toe te nemen, hoewel een meerderheid van de bevolking nog haken en ogen ziet. De financiële markten geloven al een klein jaar in de onvermijdelijke komst van de euro. Toch staat nog niet alles vast.

Waar de as Bonn–Parijs ondanks steeds openlijker strubbelingen nog steeds de richting aanwijst in Europa, is ook een eenheidsmunt ondenkbaar zonder Duitsland en Frankrijk. Het eerste land zal zich volgens de meest recente ramingen kwalificeren voor de Economische en Monetaire Unie (EMU). Frankrijk heeft het beduidend moeilijker.

Volgens de laatste opgave van de Europese Commissie kwamen vorig jaar alleen in Frankrijk en Griekenland de begrotingstekorten uit boven de 3 procent. Deze grens is volgens de criteria van Maastricht de belangrijkste indicator of een land rijp is voor de EMU. Frankrijk zou in 1998 wel beneden de 3 procent duiken. De cijfers over 1997 heten echter allesbepalend te zijn.

Uitstel
Het echte besluit valt begin mei, op basis van definitieve cijfers van de Europese Commissie. Wanneer deze geen beter beeld vertonen, is een kort uitstel van de EMU met ten hoogste een halfjaar nog bespreekbaar, zo zeggen diplomaten in Brussel. Uitstel is wel een laatste reddingsboei en zou de positie van de Franse frank fors kunnen bedreigen.

De regering-Jospin wil Frankrijk alleen laten deelnemen aan een euro waar ook Italië aan deelneemt. Italië is een van de belangrijkste handelspartners van veel Franse ondernemingen. Na gigantische economische inspanningen zou Italië dit jaar wel beneden de grens van 3 procent duiken. Volgend jaar dreigt weer een tekort van 3,8 procent.

De vraag of Italië in aanmerking komt voor eurodeelname wordt daarmee toch nog van cruciaal belang. In landen met harde valuta, zoals Duitsland en Nederland, ruilt de burger zijn stevige munt niet graag in voor een euro waarin ook een Italiaanse lire met mogelijk toch weer grillig koersverloop opgaat.

Politici als Bolkestein zien hierin een interessant verkiezingsonderwerp. „Moeten wij onze harde gulden opgeven voor een zwakke euro, als daaraan ook Italië deelneemt?” Onder meer de Nederlandse premier Kok kan daarom begin mei, enkele dagen voor de kamerverkiezingen, bij het besluit over wie aan de euro deelneemt, onder enige druk komen te staan.

Duisenberg
Het Franse vasthouden aan Italië maakt de besluitvorming er niet eenvoudiger op. Zeker niet nu Kok Frankrijk ergens tegemoet moet komen, omdat hij blijft vasthouden aan Duisenberg als topman van de Europese Centrale Bank (ECB), tegenover de onverwachte kandidatuur van de Fransman Trichet.

In Rome heeft de regering-Prodi inmiddels een nieuwe begroting door het parlement gejaagd die volgend jaar het tekort op 2,8 procent moet houden. De kwade geur rond Italië als “big spender” van Europa is daarmee nog niet helemaal verdwenen.

De Duitse en Nederlandse burger zijn beter warm te krijgen voor de euro als de Europese Centrale Bank vanaf 1999 onder leiding staat van een gedegen bankier als Wim Duisenberg. Hierin schuilt de crux van het euro-probleem. Hoe kan Kok Duisenberg toch aan de top van de centrale bank krijgen, zonder Frankrijk via Italië voor het hoofd te stoten?

Kok drong half december, op de Europese top in Luxemburg, aan op een snel besluit over de Duisenberg-kwestie. De financiële markten hebben behoefte aan duidelijkheid. Maar ook Kok als politicus. Een oplossing zou nu in de maak zijn. Hoewel, officieel heet een dergelijk compromisvoorstel niet te bestaan.

Vier jaar
In plaats van een volle termijn van acht jaar krijgt Duisenberg vier jaar de leiding over de ECB. Trichet zou vervolgens de volgende vier jaar de euro-koers bewaken vanuit Frankfurt. En om de huidige voorzitter van de Franse centrale bank helemaal tevreden te stellen, mag hij de komende vier jaar zijn landgenoot De Larosière opvolgen als topman van de Oost-Europabank in Londen.

Als we uitgaan van compromisbereidheid bij diverse Europese politici en een bijstelling van de Franse tekortcijfers, gaat de euro in 1999 van start met elf leden: Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Finland, Oostenrijk en Ierland.

De Britten, Denen en Zweden verkiezen voorlopig buiten de EMU te blijven. De Grieken mogen nog niet. Als zogeheten pre-ins mogen deze vier lidstaten ook nog niet meepraten over monetair beleid in de elf andere landen of wisselkoerspolitiek van de euro. De Britse premier Blair zou wel graag zitting willen nemen in deze zogeheten euro-11-raad, maar moest vorige maand in Luxemburg het hoofd buigen.

„Je kunt niet meepraten over een munt die niet de jouwe is”, meent de Franse minister van financiën Strauss-Kahn. Via een strak monetair beleid in eigen land poogt hij alsnog te realiseren dat de euro inderdaad ook een Franse munt zal zijn.

Zie ook: EMU-cijfers komen nu pas eind februari