Buitenland

Eerdere aflevering: Allesbehalve een verre stam

Duitsers van de jaren zestig komen terug op vrije opvoeding

„Soms moet ik mijn gezag tonen”

Door R. R. Zeeman
APELDOORN – De Duitsers zijn van mening dat hun kinderen harder moeten worden aangepakt. Dertig jaar na de studentenonlusten van 1968 menen vier van de vijf ondervraagden dat de opvoeding momenteel te liberaal is.

Rudi Dutschkes kleinkind leert wat gehoorzamen is. De kleine Alexander, drie jaar oud, moet zich voegen naar de wil van zijn ouders. „Als het kan”, vertelt Alexanders vader Hosea Che, 29, in een gesprek met het magazine Der Spiegel, „probeer ik mijn kind niet te bevoogden, wil ik het zelf zijn weg laten vinden”. Maar hij geeft toe: „Soms weet ik het beter en moet ik gezag tonen”. Hosea Che Dutschke noemt dit „een kritisch-autoritaire opvoeding”. De zoon van de vroegere studentenleider volgt daarmee de trend in Duitsland: de culturele revolutie van 1968 slaat bij de kinderen niet aan.

Frappant
Een eind vorig jaar verrichte opiniepeiling toont dat een grote meerderheid van de Duitsers niets moet hebben van de anti-autoritaire opvoeding die de maatschappijhervormers van 1968 propageerden. Niet minder dan 79 procent van onze oosterburen is van mening dat de jeugd de laatste tien jaar „eerder te liberaal” werd opgevoed.

Slechts 5 procent zegt dat de opvoeding het afgelopen decennium „te streng” is geweest. Voorbij is blijkbaar de tijd dat de kinderen doen kunnen wat ze zelf willen.

Frappant is dat het niet de ouderen van boven de zestig zijn die menen dat de opvoeding wat al te slap is. Integendeel, het is de leeftijdsgroep van de 45- tot 59-jarigen die kiest voor een strakkere lijn, dus juist de generatie die dertig jaar geleden tot de rebelse jeugd van de jaren zestig behoorde. Van de ondervraagden in deze leeftijdsgroep is 88 procent voor een meer gezagsgetrouwe opvoeding.

Keren de ouders hun vroegere opvoedingsideaal de rug toe, hun zonen en dochters zijn nog niet zo ver. Van de 25- tot 29-jarigen meent slechts 67 procent dat de laatste tien jaar de opvoeding te liberaal is geweest.

Weigering
Dat mensen met een rechts-politieke instelling eerder afwijzend staan tegenover een vrijheid-blijheid-opvoeding verrast niemand. „De afgelopen jaren zijn de opvoedingsdogma's van eind jaren zestig stuk voor stuk gesneuveld”, riep recent de christen-democraat Jürgen Rüttgers verheugd in de Frankfurter Allgemeine. Hij noemde daarbij de anti-autoritaire opvoeding als eerste.

Maar ook SPD- en PDS-sympathisanten moeten (met elk 78 procent) weinig hebben van een vrije opvoeding. Alleen de aanhangers van de Groenen stemmen met slechts 57 procent in met de these dat de kinderopvoeding de afgelopen jaren te vrij was.

Opvallend is dat onder de kiezers van de Groenen 36 procent „niet weet” of de opvoeding de afgelopen tien jaar eerder te streng of te liberaal was. Volgens sommigen een indicatie voor de radeloosheid die veel ouderparen voelen met de kloof tussen schone theorie en weerbarstige praktijk.

De socioloog professor Oskar Negt uit Hannover stelt: „Kinderen moeten weten wat men als ouders goed vindt en wat niet. Kortom, kinderen wensen duidelijkheid. Zij willen weten waar hun grenzen liggen. Een krachtig nee vinden ze dan ook niet erg”.

Negt is absoluut tegenstander van een anti-autoritaire opvoeding, die volgens hem niets anders inhoudt dan het weigeren van verantwoordelijkheid. „Onder het mom van het recht van een kind op zelfbestemming onttrekken ouders zich van hun taak als opvoeder. Anti-autoritaire opvoeding betekent feitelijk psychische verwaarlozing van het kind”.

Pak slaag
Dat de wind uit een andere hoek komt, bevestigen ook de antwoorden op de tweede vraag die Der Spiegel stelde: klappen, al eeuwenlang een traditioneel opvoedingsinstrument van vaders en moeders, worden ook vandaag de dag nog geaccepteerd.

Hoewel de Bondsdag eind vorig jaar een wet heeft aanvaard die „onwaardige opvoedingsmaatregelen, in het bijzonder lichamelijke en psychische mishandelingen” verbiedt, is slechts 19 procent van de Duitsers van mening dat „iedere lichamelijke tuchtiging moet worden vermeden”. Daarentegen is 81 procent de oude volkswijsheid toegedaan dat „een klap geen kwaad kan”. Daarbij is het opnieuw verrassend dat juist de rebellen van de jaren zestig het minst (14 procent) tegen een absoluut verbod op het uitdelen van tikken zijn. Degenen die een paar klappen voor een probaat opvoedingsmiddel houden, zijn in deze leeftijdsgroep het sterkst vertegenwoordigd (85 procent). Blijkbaar capituleren de zestigers voor de eigen opvoedingsidealen.

Opsluiting
Onder de Oost-Duitsers, de revolutionaire jaren zestig is min of meer aan hen voorbijgegaan, is het afwijzen van slaan meer verbreid (23 procent) dan onder de “Wessis” van de jaren zestig (18 procent).

Van de Duitsers die PDS stemmen is 45 procent tegen slaan. Dit percentage is bij de sympathisanten van de Groenen 39 procent. De aanhang van CDU/CSU en SPD heeft niet zo'n moeite met het uitdelen van een paar klappen om de kinderen te corrigeren: 15 procent is tegen lichamelijke tuchtiging. Van de FDP is dit percentage 7 procent.

Als alle opvoedkundige middelen niet baten, kunnen kinderen worden opgesloten in speciale tehuizen. Een minderheid van 24 procent is voor dit uiterste middel. Een tweederde meerderheid van 65 procent wijst het resoluut van de hand.

Ook de deskundigen zijn het hierover niet eens. De criminoloog Joachim Kersten bijvoorbeeld ziet in de herinvoering van deze tuchthuizen voor kinderen een „stap in de verkeerde richting”. In de Süddeutsche Zeitung zegt hij: „Opsluiting is het laatste middel. In feite geef je dan toe dat je machteloos bent”.