Buitenland 7 oktober 2000

Zie ook: Ongekende uitbarsting van woede

Israëlische politie bestormt Tempelberg

Acht Palestijnen in
gebieden gedood

JERUZALEM – Op de dag die door de Palestijnen was uitgeroepen tot ”dag van de woede” hebben Israëlische militairen gisteren bij onlusten op de Westoever en in de Gazastrook acht Palestijnen doodgeschoten.

Onder de vele tienduizenden Palestijnen die gisteren vanuit verschillende plaatsen naar Israëlische militaire posten optrokken, waren er die over vuurwapens beschikten. De Israëlische politie ging na de vrijdagse gebedsdienst over tot bestorming van de Tempelberg, het complex waar de Al Aqsa-moskee staat, om de vele honderden betogende Palestijnen uiteen te drijven die daar met stenen gooiden en de Palestijnse vlaggen neer te halen die daar waren gehesen.

Het Tempelbergcomplex vormt de kern van het Palestijns-Israëlische conflict over Jeruzalem. Op de Tempelberg staan de Rotskoepel en de voor moslims belangrijke Al Aqsa-moskee. Aan de voet van de Tempelberg bevindt zich de voor de Joden belangrijke Klaagmuur, het stuk muur dat is overgebleven van de grote Joodse tempel die ooit op deze plek heeft gestaan. Sinds de vlam vorige week donderdag in de pan sloeg zijn bij de onlusten al 74 doden en zo'n 1900 gewonden gevallen. De meeste slachtoffers zijn aan Palestijnse zijde gevallen.

Twee Palestijnen werden gedood in Nablus, waar zo'n 10.000 betogers optrokken naar een kruispunt dat door Israëlische militairen werd bewaakt. „Ons bloed is onze weg naar Jeruzalem”, stond op een van hun spandoeken. „Ik ga Israëlische militairen en de kolonisten aanvallen”, zei de 20-jarige student Ahmed Yassin. „We hebben alle andere manieren met de Israëliërs uitgeprobeerd.”

De andere doden vielen in het niet ver van Nablus gelegen Tulkaram en in Gaza. Tientallen andere Palestijnen raakten gewond.

Moskeebezoekers
In Jeruzalem, waar gevreesd werd voor onlusten na afloop van de vrijdagsdienst in de Al Aqsa-moskee, vuurde de Israëlische politie traangas af op stenengooiers die na de dienst de Oude Stad binnendrongen. Daarna greep de Palestijnse politie echter in. Agenten in burger vormden een kordon om de betogers te beletten stenen te gooien of de Tempelberg te verlaten via uitgangen waar zich Israëlische veiligheidstroepen bevonden. De Israëliërs droegen het hunne bij aan de ordehandhaving door zich uit de buurt van de Tempelberg terug te trekken. Vorige week kwam het tot ernstige onlusten toen Israëlische agenten in antwoord op aanvallen van stenengooiers de Tempelberg bestormden. Een deel van de Palestijnen wist desondanks de confrontatie met de Israëliërs voort te zetten en een politiebureau in brand te steken.

Uiteindelijk ging de Israëlische politie toch over tot bestorming van de Tempelberg omdat enkele honderden Palestijnse jongeren met stenen bleven gooien. Zeker 24 politieagenten raakten gewond bij de schermutselingen, maar de politiecommandant van Jeruzalem, Yair Itzhaki, zei dat het allemaal veel erger had kunnen zijn. Het besluit om wijsheid te laten prevaleren boven kracht had zijn dienst bewezen, zei hij.

De onlusten in Israël zelf konden mede worden beperkt doordat Israël de grenzen met de Palestijnse gebieden had gesloten. De sluiting –en waarschijnlijk ook de vrees voor geweld– zorgde ervoor dat het aantal moskeebezoekers lager was dan gewoonlijk. Anders komen tussen de 10.000 en 15.000 mensen voor de vrijdagsdienst naar de Tempelberg.

Fahmi Mustafa Ahmed Bari (54), een moslim die vanaf de Westoever naar de moskee wilde gaan, werd bij een controlepost ten noorden van Jeruzalem tegengehouden. „Ik ga elke week naar de Al Aqsa”, zei hij. „Ik kom van 80 kilometer ver en ze sturen me terug. Ze zeiden niet waarom en dat maakt me wel zo kwaad.”

Israël houdt de grens gesloten tot maandagavond, wanneer Jom Kippoer (Grote Verzoendag) afloopt. Het is gebruikelijk dat Israël de Palestijnse gebieden afsluit op feest- en gedenkdagen, waarvan Jom Kippoer de belangrijkste is. Omdat de Fatah-factie van de Palestijnse leider Yasser Arafat en de radicale Hamas-oppositie gisteren tot een dag van confrontatie met de Israëliërs hadden uitgeroepen, gebeurde het ditmaal eerder dan anders.

De Israëlische premier, Ehud Barak, blijft geloven dat er nog ruimte is om het geweld te stoppen en het vredesproces op een of andere manier weer op gang te krijgen. „De tijd is nog niet gekomen om onze zwaarden in ploegscharen om te smeden”, zei hij op een herdenkingsbijeenkomst voor in oorlogen gesneuvelde paratroepers. Maar hij zou „alle wegen afzoeken om echte veiligheid en vrede in dit gemartelde en lijdende land te brengen.”

Zware kritiek
Barak kreeg gisteren zware kritiek uit Egypte. President Hosni Mubarak zei het Barak bijzonder kwalijk te nemen dat deze niet was komen opdagen voor een door hem belegde bijeenkomst met Arafat en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, in de Rode-Zeebadplaats Sharm El-Sheik. „Ik weet niet wat hij hierdoor (het wegblijven) kan hebben gewonnen”, zei Mubarak. „Met deze houding is het niet mogelijk het vredesproces voort te zetten.”

Mubarak zei furieus te zijn geworden toen hij op de televisie zag hoe de 12-jarige Palestijnse jongen Mohammed Jamal Aldura door Israëlische troepen in Gaza werd doodgeschoten terwijl hij met zijn ernstig gewonde vader achter een vat dekking probeerde te zoeken bij een vuurgevecht tussen Israëlische militairen en Palestijnse politieagenten. „Een kind dat sterft op de schoot van zijn vader doet werkelijk je verstand stilstaan”, zei Mubarak. „Daarbij zouden stenen gevoel krijgen.”

De Arabische Liga heeft de dag van de schietpartij, 1 oktober, uitgeroepen tot Dag van het Arabische Kind.

Mubarak maakte bekend dat een door hem gevraagd spoedoverleg van de Arabische Liga over het vredesproces en de toestand in de Palestijnse gebieden op 21 of 22 oktober zal plaatsvinden, waarschijnlijk in Caïro.