Buitenland7 oktober 2000

Ongekende uitbarsting van woede

Van onze correspondent
JERUZALEM – Weinig ontwikkelingen waren deze week in Israël zo schokkend als de massale protesten onder Israëlische Arabieren. Nog niet eerder in het 52-jarig bestaan van Israël hebben er zich dergelijke gewelddadige botsingen tussen Arabische demonstranten en politie voorgedaan. De Arabische steden en dorpen in Galilea waren onveilig voor Joden, negen Israëlische Arabieren werden door de politie doodgeschoten en belangrijke verkeersslagaders in het land werden gevaarlijk verklaard en afgesloten. Wat heeft geleid tot deze massale woede-uitbarsting?


Zowel Arabische als Joodse kenners van de minderheidsgroep van 1,15 miljoen Arabieren in Israël zijn van mening dat de zware rellen in de eerste plaats een gevolg zijn van de sociaal-economische achterstelling van de Arabische bevolkingsgroep. De werkloosheid in de Arabische sector ligt op meer dan 10 procent, de subsidies die door de regering in Jeruzalem gegeven worden voor de openbare dienstverlening zijn minder hoog dan in de Joodse sector en Arabieren hebben minder kansen in het onderwijs.

De Arabische minderheid van 18 procent van de bevolking had echter grote verwachtingen van de huidige premier Barak. Een grote meerderheid van de Arabieren, namelijk 95 procent, heeft voor hem gestemd bij de verkiezingen voor premier vorig jaar. Maar Barak heeft verzuimd de Arabische minderheid die aandacht te geven die zij nodig had. Hij weigerde ontmoetingen met het hoogste comité voor de Arabische bevolking. Arabische Knessetleden die met hem wilden praten vonden een gesloten deur. Hashem Mahameed, een van de tien Arabische parlementariërs, vertelde het blad Ha'aretz dat hij gedurende tien maanden tien keer heeft geprobeerd een gesprek te voeren met de hoogste Israëlische politicus. Barak beloofde hem spoedig te ontmoeten, maar er gebeurde niets.

Verbannen
Barak wenste de steun van de tien Arabische Knessetleden in het parlement, maar hun werd niet gevraagd toe te treden tot de coalitie en ministers te leveren. Bij Hashem ontlokte dat de opmerking: „Voor ons begint en eindigt democratie bij het uitbrengen van de stem bij de verkiezingsbus. Na het uitbrengen van de stem worden wij verbannen uit het politieke leven.”

Maar de onlusten kunnen niet alleen verklaard worden uit de sociale, economische en politieke achterstelling van de Arabische sector. Twee andere factoren zijn van belang, namelijk het Palestijnse nationalisme en de invloed van de islamitische beweging.

Israëlische Arabieren hebben zich in het verleden steeds geschaard achter de eis van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van een eigen onafhankelijke staat. Verder zijn Israëlische Arabieren zichzelf in de afgelopen tijd in toenemende mate gaan identificeren met het Palestijnse nationalisme. Zij noemen zich vaak Palestijnen, die weliswaar in Israël wonen en het staatsburgerschap van dat land hebben. Zij beschouwen de Palestijnen in de Palestijnse autonome gebieden en de Palestijnen in Israël als behorend tot hetzelfde volk. Dat wil zeggen: ze voelen dat ze bij elkaar horen, hoewel ze in twee verschillende politieke entiteiten leven. Het lot van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in Gazastrook gaat hen dus ook aan.

Ook de invloed van het islamitisch fundamentalisme is een belangrijke factor. De islamitische beweging heeft een netwerk opgebouwd om tegemoet te komen aan de sociale nood. De beweging voorziet in onderwijs, gezondheidszorg en welzijnsinstellingen. De beweging werpt zich ook op als bewaarder van de Al Aqsa-moskee op de Tempelberg in Jeruzalem. De leiders gebruikten de afgelopen tijd de slogan: „De Al Aqsa is in gevaar.” De islamitische beweging heeft leidinggegeven aan de reconstructiewerkzaamheden op het Tempelplein, die geleid hebben tot vernietiging van kostbare archeologische gegevens.

Onder moslims deed het gerucht de ronde dat Israëliërs grotten hadden gegraven onder de Tempelberg om de fundamenten van de moskeeën te ondermijnen. Hoewel deze bewering uit de duim gezogen was, voedde zij de bezorgdheid onder moslims. Vele moslims zijn er namelijk van overtuigd dat de Joden van plan zijn hun tempel te herbouwen. Knessetlid Abdulmalik Dehamshe zei na het bezoek van Sharon aan het Tempelplein: „Dit is een oorlog waaraan elke moslim meedoet.”

Conferentie
In Umm al Fahm, de grootste Arabische plaats in Israël, heeft twee week geleden de Islamitische Partij een conferentie gehouden met het thema ”De Al Aqsa is in gevaar”. De Al Aqsa-moskee is een van de twee islamitische heiligdommen die op de Tempelberg staan. Het bezoek van oppositieleider Ariel Sharon vorige week donderdag aan de Tempelberg deed de bezorgdheid over de toekomst van de moskee verder toenemen. Geruchten deden de ronde dat Sharon slechts wilde inspecteren of de Al Aqsa-moskee ineen zou zakken bij de eerste de beste geringe beving.

Premier Barak heeft inmiddels maatregelen genomen om de betrekkingen met de Israëlische Arabieren te verbeteren en de spanningen te verminderen. Hij zei deze week dat de regering een commissie in het leven zal roepen die de gebeurtenissen van de afgelopen dagen moet onderzoeken. Maar de Israëlische Arabieren zeiden dat het aan Barak en aan de minister van Veiligheidszaken, Shlomo Ben-Ami, te wijten is dat er bij de demonstraties negen doden zijn gevallen. De veiligheidstroepen behandelden de demonstranten namelijk als vijanden van het land en niet als demonstrerende staatsburgers, tegen wie de politie in de regel milder optreedt.