Binnenland |
Bij formatie Lubbers III draaide alles om macht van CDA'erTrucages om een bruid te kiezenDoor P. Chr. van Olst Verder met Lubbers, luidde de leus die het christen-democratische kamp in verkiezingstijd geen windeieren had gelegd. De moderne, op het persoonlijke charisma toegesneden campagnestrategie resulteerde erin dat het CDA zich opnieuw de grootste partij mocht noemen, ditmaal met een nog grotere voorsprong op PvdA en VVD. De christen-democraten stabiliseerden op 54 zetels, terwijl de PvdA er drie verloor en uitkwam op 49. De VVD viel in het eigen zwaard en verloor vijf van de 27 kamerleden. De tragiek van de liberalen verklaart veel van het verloop van het formatieproces van september, oktober en begin november 1989. Na een jarenlange coalitierelatie met de christen-democraten had de liberale leider Voorhoeve in een mengeling van eigenzinnigheid en misnoegen zijn steun aan het kabinet-Lubbers II opgezegd. Ten diepste kwam die stap voort uit een voortdurend gefrustreerde profileringsdrang. Hoewel de liberalen best tevreden mochten zijn met het gevoerde beleid, viel er voor de VVD-fractie weinig eer in te leggen met een kabinet waarin zij getalsmatig de coalitiepartner van het tweede plan was (de VVD-fractie bezat 27 zetels, het CDA 54). De liberalen kampten met het gevoel dat ze in Lubbers II slechts bestonden om het CDA aan een meerderheid te helpen; een dichtgetimmerd regeerakkoord zorgde er wel voor dat zij in de pas liepen. En telkens wanneer zij zich buiten de agenda van de grote impresario Lubbers waagden, konden zij erop rekenen met krasse bewoordingen het hok weer ingestuurd te worden. Politiek vandalisme, zo kon de premier in zijn eigen lubberiaans schamperen bij een deloyale opstelling van de VVD. Bijvoorbeeld in de paspoortaffaire, toen Lubbers bij Voorhoeve de geur van oneerlijkheid rook. Dat waren Voorhoeve en de VVD beu; begrijpelijk. Minder voor de hand lag echter de strategie van de liberale fractie om zich als partij te profileren op het reiskostenforfait. In een tijd van plotselinge en intense maatschappelijke aandacht voor het milieu, richtte de VVD de pijlen op haar eigen minister Nijpels van milieu, die juist een ambitieus milieuplan voor de jaren '90 had gepresenteerd. Dat genoot brede steun in kabinet en samenleving, maar niet van de VVD. De liberalen voelden er niet voor de automobilist via het reiskostenforfait de belangrijkste betaler van de milieuambities te maken. Op zijn beurt was Lubbers het toen beu. Opmerkelijk laconiek stapte de CDA'er naar de Koningin om het ontslag van zijn kabinet aan te bieden. De stembusuitslag beloonde het laconisme echter overvloedig, ten koste van de liberalen. Ongenaakbaar De draad oppakken met de VVD lag slechts voor de hand omdat een groot deel van de CDA-achterban de sociaal-democratische PvdA niet pruimde. De herinneringen aan de vechtkabinetten-Den Uyl en -Van Agt I lagen nog vers in het geheugen en riepen beelden op van polarisatie en vijandschap, vuile politieke steekspelletjes en platvloerse straatgevechten, een tijdperk dat men met de VVD-samenwerking had afgesloten. Op basis van de stembusuitslag was een CDA-PvdA-coalitie, eventueel aangevuld met D66, de meest logische. VVD en CDA konden in de Kamer nog slechts rekenen op een nipte meerderheid, te nipt in veel CDA-ogen. Eventueel zou ook die combinatie kunnen worden aangevuld door de twaalfkoppige D66-fractie of met steun van de drie kleine christelijke partijen. De laatste optie is nooit echt reëel ter sprake geweest. De variant van CDA en VVD met D66 strandde op een weigering van partijleider Van Mierlo, die liever bijdroeg aan een centrumlinkse combinatie. Pre-informatie Zo begon Lubbers de formatie door vriend en vijand te verbazen met een politiek novum: hij adviseerde de Koningin een zogenaamde pre-informatie. In een stadium voorafgaand aan het informatieproces wilde Lubbers 'simultaanschaken', op verschillende borden tegelijk: de partijen moesten zich voorafgaand aan onderhandeling uitspreken over de regeringscombinaties die zij denkbaar achtten. In feite een machiavellistische poging om partijen zich alvast aan elkaar (lees: het CDA) te laten committeren, nog voordat de inhoud van een regeerakkoord bekend. De ochtendkranten van 8 september spuwden hun gal over het idee dat Lubbers aan de Koningin voorlegde. Maar de avondkranten van diezelfde dag konden de koninklijke benoeming van de demissionaire bewindsman J. de Koning (CDA) tot pre-informateur al melden. Uiteindelijk zou De Koning echter weinig meer rapporteren dan dat vrijwel iedere denkbare combinatie mogelijk was. Daarop werd Lubbers zelf door Hare Majesteit met een benoeming als informateur aan het roer van de formatie gezet. Toen al vrij snel bleek dat Van Mierlo van D66 de VVD-CDA-combinatie niet bereid was in Lubbers III aan een afgetekende meerderheid te helpen, stevende Lubbers af op een coalitie met de PvdA. Daar waren de scherpste kantjes er ten opzichte van zo'n tien jaar daarvoor af. De sociaal-democraten snakten ernaar de oppositiebankjes weer eens te verruilen voor de macht en bleken bereid veel te slikken. Aanvankelijk wilde PvdA-leider Kok graag D66 bij een centrumlinks kabinet betrekken, maar dat liep spaak toen het partijpolitieke schaken eindelijk werd verwisseld voor het echte onderhandelen. Euthanasie De euthanasiekwestie betekende een deel van de uitschakeling van D66. Het standpunt van de democraten dat het levensbeëindigende medisch handelen in principe uit het strafrecht zou moeten worden gehaald, vormde precies het spiegelbeeld van de CDA-overtuiging, zo concludeerde Lubbers. De CDA'er deed er alles aan de problematiek in de ijskast te zetten en slaagde daarin. Overigens kreeg de categorie immateriële zaken uitgebreid de aandacht van de onderhandelaars in de formatie van het derde kabinet-Lubbers. Op aandrang van Lubbers sprak ook de huidige informateur Kok zich onomwonden uit voor het belang daarvan: Dat is evengroot als het belang van materiële zaken. Met die uitspraak dacht Kok vooral aan een initiatiefwetsvoorstel van de PvdA voor een wet gelijke behandeling. Daarin werden diverse grondrechten onderling afgewogen, ten bate van de bescherming tegen discriminatie Dit initiatiefwetsvoorstel was duidelijk tegen de schenen van het CDA, bevreesd als het was voor inbreuken via het gelijkheidsbeginsel op de soevereiniteit in eigen kring. Het angstbeeld van de praktiserende homoseksuele leerkracht op een behoudende scholengemeenschap werd opgeroepen. De controverse zou pas na stevig onderhandelen uitmonden in de intrekking van het PvdA-voorstel en de afspraak dat de nieuwe regering werk zou maken van een wet gelijke behandeling waarin voor levensbeschouwelijke organisaties een uitzondering zou kunnen gelden. Zetelverdeling Hevig gepikeerd trokken Van Mierlo en zijn partij zich terug om vier jaar lang gematigd oppositie te voeren tegen het CDA-PvdA-kabinet Lubbers-Kok met zeven CDA-ministers en evenveel PvdA-bewindslieden. De oppositie liet echter onverlet dat dit kabinet zijn missionaire periode vol zou maken. De grootste politieke averij werd opgelopen toen het al demissionair was. Toen sneuvelden de ministers Hirsch Ballin (CDA; Justitie) en Van Thijn (PvdA; Binnenlandse Zaken). Eerder hadden landbouwminister Braks en de staatssecretarissen Ter Veld en In 't Veld het veld moeten ruimen. Even later brak het uur der wraak voor de afgewezen bruid Van Mierlo aan. In paars I zag de grote verliezer van de formatie van 1989 zijn droom van een kabinet zonder CDA of machtige Lubbers verwezenlijkt. |
Dit is het tweede deel in een serie over kabinetsformaties. Deel 1 |
![]() |