Oud en jong in Jeruzalem
Ergens op een pleintje zitten ze bij elkaar. Van diverse kanten zijn ze gekomen. Met behulp van een stok of, wat ze nog net konden, op hun eigen benen. Nu zitten ze daar en halen met elkaar allerlei herinneringen op.
Even verderop speelt een stel kinderen. Hun stemmen klinken vrolijk en fris. Zichtbaar genieten ze van hun spel, dat ze ongestoord kunnen spelen.
Verschillende jaren waren deze leeftijdscategorieën niet aanwezig. De oude mensen waren achtergebleven. De gezinnen met jonge kinderen ook. De reis helemaal van Babel naar Jeruzalem was voor hen te bezwaarlijk. Maar nu, een aantal jaren later, zijn ze er wel. Zoals God had beloofd door middel van de profeet Zacharia (8:4, 5). Jeruzalem heeft weer een normale bevolkingssamenstelling.
Ja, ze zijn er, de ouden. Al zijn ze dan gebrekkig geworden en al zijn er misschien ook wel bij die beginnen te dementeren, er is daar in Jeruzalem geen sprake van euthanasie. En die spelende kinderen mochten allemaal geboren worden. Er is daar in Jeruzalem ook geen abortus provocatus. Die dingen gebeuren alleen in een maatschappij waarin men van God afscheid neemt. Maar in Jeruzalem is God juist weergekeerd (vs. 3).
Rustig kunnen zitten en spelen. Er rijdt geen ambulance met loeiende sirenes door de stad omdat een zelfmoordterrorist zichzelf en tegenlijk ook anderen opgeblazen heeft. En die kinderen spelen fijn buiten, lekker in de zon. Ze houden zich niet bezig met een zak chips en gruwelijke computerspelletjes. Nog minder snuiven ze lijm zoals straatkinderen in Rio de Janeiro.
Ook worden ze niet getraind als kindsoldaten, zoals in Afrika gebeurt.
En als de kinderen tijdens het speelkwartier op het schoolplein wat luidruchtig aan het spelen zijn, is er niet iemand die haastig opbelt, omdat hij zich ergert aan die kinderstemmen, zoals pas in Neder land gebeurde.
Sinds ik emeritus predikant ben, mag ik nog wel elke zondag het Woord bedienen, maar de keren dat ik de heilige doop bedien, zijn schaars. Zondag was het weer zover en ik beleefde het misschien wel wat intensiever dan vroeger het geval was. Dit woord van Zacharia was de stof voor de prediking. Dit woord in zijn oudtestamentische context en met zijn nieuwtestamentische perspectieven.
Ineens stond ik vlak voor de werkelijkheid van Pinksteren: ouden die dromen dromen en jongeren die gezichten zien. Ik hoef nog wel geen stok te gebruiken om vooruit te komen, maar toch: de jaren gaan door. En daar bij de doopvont was het kind dat ik dopen zou. Op verschillende plaatsen in de kerk zaten ook de andere kinderen van de gemeente.
Droom ik ook mijn dromen en mag ik die verder vertellen? U begrijpt, dromen die Joël en Petrus bedoelen. En die gedoopte kinderen, mogen ze gezichten zien en die verder vertellen?
Al het volk des Heeren profeten? Zolang God nog Zijn beloften spreekt, is er verwachting. Voor oud en jong en alles daartussenin. Ondanks dat we leven in een wereld waarin de een zijn leven niet mag afmaken en de ander niet eens aan dat leven mag beginnen.
Er zijn nog geen reacties geplaatst.
