COLUMN MAX: Metgezellen
Uit mijn jongenskamer van lang geleden herinner ik me een uitspraak die ik daar opprikte: van Albert Schweitzer, de Duitse arts, theoloog, filosoof en musicus. „Wat ik over de beschaving van de blanken denk? Tsja, dat zou niet gek zijn.” Mooie tekst, zeker in deze Obamaweken.
Aankruisen, knippen en uitsnijden doe ik zolang ik me kan heugen. Vaak komen de stukjes waarin ik iets herken terecht op een prikbord, in een boek of op een stapel. Het komt ook voor dat ze lang over de piano zwerven, maar op enig moment toch in de papierbak belanden. Die hebben dan pech gehad, al blijven de woorden dan wel ergens zweven in m’n hoofd.
Je krijgt op zo’n manier een bonte stoet metgezellen. Op het prikbord bij onze achterdeur hangen een verpleeghuisarts, een ex-kabouter, een PvdA-voorzitster, een oud-EO-directeur, een geharnaste evangelical, een degelijke dominee, een voormalige VEB-voorzitter en een feministische hardliner (v.) gebroederlijk en gezusterlijk bijeen.
Hoe werkt zoiets, hoe komt zo’n verzameling tot stand? Je leest, je leest en opeens is er herkenning. Een ander geeft woorden aan onuitgesproken gedachten en gevoelens van jezelf. Je loopt met vage onlust, vragen, zorgen of vreugden waarvan weinigen weten. Eigenlijk meen je dat je de enige bent die zulke overleggingen heeft. En dan opeens is daar de bevestiging. Iemand verwoordt wat jij al zo lang meende of bedacht.
In het rijtje van hierboven gaat het over het kruis van zwaarmoedigheid, het wonder van het huwelijk, de noodzaak van het gebed, de zegen van een thuisfront en over de mate van geluk die een gemiddeld mens mag verwachten. Het mooie is dat mensen die naar afkomst, aard of anderszins ver van je af lijken te staan, opeens zomaar dichtbij komen.
Neem bijvoorbeeld PvdA-voorzitter Lilian Ploumen: Limburgs, rooms en rood. Ergens zegt ze: „Ik bid nog wel regelmatig, maar anders dan vroeger. Als ik nu bid, bid ik niet voor een bepaalde uitkomst, maar ik bid dat ik in staat zal zijn te kunnen leven met welke uitkomst dan ook.”
Naarmate je meer idealen uit je vingers voelt glippen, bid je bewuster ”Uw wil geschiede”, is mijn ervaring van de laatste jaren. Hé Lilian, jij ook, denk ik dan.
Op de piano ligt een knipsel van twee weken geleden. Haar naam ben ik kwijt, het was een liedjesschrijfster uit de VS. „Ik zie dat zóveel mensen zo uitgeput zijn tegenwoordig. Ze hebben er moeite mee het tempo bij te houden of een eenentwintigste-eeuwse consument te zijn met hun nieuwe computer, hun iPhone, hun programma’s en updates, hun huis, hun alles. Je komt niet meer uit dat stramien, zo lijkt het wel.”
Die woorden zakken naar binnen. Voor eigen gebruik, maar ook vanwege de velen om me heen die ogenschijnlijk wezenloos door het leven gaan: zich met oordoppen door de maatschappij bewegen en bijna 24 uur aan hun laptop zijn gekluisterd, bevreesd iets te zullen missen.
Nu we toch aan het zingen zijn, zoek ik er maar even de oude tekst bij van de in 1996 overleden Brabantse blinde bard Jules de Corte. „Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de mensen zo moe. Misschien door hun jachten en jagen, misschien door hun tienduizend vragen”, zong hij in 1957. Niets nieuws onder de zon, ook dat is waar.
Time for change, denk ik in de woorden die deze weken op veler lippen zijn. Yes, we can! Maar nooit in je eentje.
MAX

