„De wereld is klein”
„Wat is de wereld klein”, zeggen we tegen elkaar. Bijvoorbeeld als we in een hotel op een klein eiland in een grote oceaan achter de balie een receptioniste aantreffen die bij even doorpraten uit een naburig dorp in Nederland blijkt te komen. Of we haar kapotte bril kunnen meenemen en bij haar moeder willen afgeven, zodat die hem bij de opticien in het dorp kan brengen. Dat kunnen we, dat willen we. Leuke ontmoetingen zijn dat.
In een column over Nordic Walking die recent verscheen, voerde ik een aardige Finse dame op, met wie ik in haar geboorteland in gesprek raakte. Op haar voornaam na bleef ze anoniem, maar een enkel duidend detail leidde een abonnee toch naar haar Twentse adres en woonplaats van dat moment.
Via de Achterkrantredactie kwam er een mailtje binnen dat me verheugde -aardig dat deze lezers de moeite namen- maar vooral bedroefde, vanwege het slot van het bericht. „Als zij ook (…) heet, wat ik in uw verhaal niet lees, maar er wel uit op kan maken, dan wil ik u meedelen dat zij vorig jaar zomer vlak voor hun vakantie naar Finland vrij plotseling is overleden. Zij was een overbuurvrouw van ons.”
Daar zit je dan. Ik had overwogen Ritva’s telefoonnummer op te zoeken, haar te bellen en haar die maandagkrant op te sturen. Maar op het moment dat ik over haar schreef, was zij al bijna een jaar niet meer in leven, was haar man weduwnaar.
Wat doe je dan? Je pakt het stukje erbij en leest het met heel andere ogen opnieuw. Welke woorden gebruikte ik om haar voor de lezer uit te beelden? „Aardig, grappig, origineel, beetje onconventioneel, vitaal, bescheiden en met humor.” Allemaal waar. Even verderop zegt zij over de wandelsport die ze beoefent: „Bijna alle spieren doen mee. Dat ik zo fit ben, heeft alles te maken met deze manier van wandelen.”
Via het mailcontact dat er is met haar buren, krijg ik het bedankkaartje onder ogen dat man en kinderen na de plechtigheden verstuurden. „Wij houden Ritva in herinnering als iemand die bij velen geliefd was.” De foto die erbij staat -een stralenkrans achter een donkere wolkenbank tegen een felblauwe hemel boven een Fins bos- voert mijn gedachten terug naar die zaterdagochtend in Helsinki. Toen had het uitspansel ook die kleur.
Ritva nam de moeite en de tijd -die ze eigenlijk niet meer had- om mij te vergezellen naar een van de mooiste kerken in de stad: de imposante Temppeliaukion Kirkko of Rotskerk. Een lutherse kerk in een uitgeholde rots, afgedekt door een afgeplatte koepel van glas en koper, uit 1969. Een bouwwerk van unieke schoonheid waarin we rondliepen totdat de taxi naar het vliegveld arriveerde. We spraken over het lutherse geloof, de gereformeerde leer en over de moeiten die er op dat moment al volop waren rond de vorming van de PKN.
Nu is Ritva er niet meer en ik schreef, onbekend met haar verscheiden, over haar. Tegenover haar nabestaanden en bekenden ben ik blij dat ik op deze manier kon schrijven. Stel dat je over een voor anderen herkenbaar iemand rare dingen zegt en je krijgt daarna zo’n bericht.
De les? Laten we -ja, deze wereld is klein- bij ons spreken over anderen altijd naar het positieve zoeken, zo veel mogelijk het goede gerucht verspreiden. Een goed gerucht maakt het gebeente vet (Spreuken 15). Wat een kwaad gerucht doet, kun je zelf bedenken.
MAX
Er zijn nog geen reacties geplaatst.
