Dansje
Iemand noemde deze week de naam van een hotel-restaurant en mijn gedachten dwaalden erheen. Om precies te zijn naar de zomer dat we er twee keer in één week mochten opdraven vanwege een bruiloft. Van een nieuw buurstel en van een vage kennis. Het was zo’n prachtige voorjaarsweek waarin je het betreurt als je ’s avonds gedwongen binnenzit.
Waarom wordt er op bruiloften vaak zo’n vreselijk kabaal gemaakt? Dat vraag ik me al af sinds we op de Veluwe neerstreken. De aard van de bewoners heet ingetogen, ja calvinistisch te zijn, maar op feesten en partijen kan het soms ongeëvenaard tekeergaan. Van die twee keer in één week herinner ik me dat dezelfde band optrad die exact hetzelfde programma afdraaide. En op hetzelfde onwaarschijnlijke volume. Gelukkig was er een serre waarin we de dreunende decibels konden ontvluchten. Als je niet danst, is een serre sowieso handig.
„Zijn het je ogen, is het je stem? Zijn het de woorden die je zegt als ik weer bij je ben?” Die smartlap van Koos Alberts zit er sindsdien ingeramd bij me. „Waar ik ga, ik hoor steeds die melodie. En ik zing hem elke keer als ik jou zie.” Nou ja. Een deun die een dag lang in je hoofd kan zeuren als hij er zich per ongeluk nestelt.
Mijn gepeins gaat verder. Naar een eerdere bruiloft, 20 kilometer verderop, randje Veluwe. Kun je je bij sommige gelegenheden tijdig of tijdelijk drukken, in dit geval valt er, vanwege de aard van de betrekkingen, niet aan te ontkomen. We moeten het hele feest uitzitten. Zo’n herrie van acht tot twee, hoe houdt een mens het vol. Ook nu is het een mooie juniavond.
Vanaf een uur of tien kunnen we ons af en toe vertreden op de parkeerplaats. Om vandaar het denderende lawaai aan te horen en ons de zwetende menigte op de dansvloer voor te stellen. De mogelijkheid tot gesprek is er binnen allang niet meer. De tonen uit de megaversterkers zijn voelbaar tot in je vullingen. Op zo’n moment voel ik me een wezen van een andere planeet. Zijn zíj de marsmannetjes of zijn wij het?
De avond is ver heen als we ons opnieuw binnen wagen, omdat het onfatsoenlijk is nog langer buiten te blijven. Om ons heen weer het bombardement, de kolkende massa. Het uithoudingsvermogen van sommigen is fenomenaal. Het feest gaat kennelijk naar een hoogtepunt, dat voor mij samenvalt met het absolute dieptepunt.
Een verre, aangetrouwde en genetisch geheel niet verwante tante die alleen mijn naam kent, krijgt me in het vizier. Greetje heet ze, tánte Greetje. Er is op die avond nauwelijks één moment waarop de band zwijgt en waarin het even stil is in de feestzaal. Rond middernacht moet het zijn, als de bandleden ook snel een slok bier nemen.
In die enkele seconden stilte -langer is het niet- klinkt de schelle stem van tante Greetje die uitroept: „Danst Max niet?” Met haar lijzige accent klinkt het als „Daaanst Maaax niiiet?” Op het moment dat aller ogen mijn kant opdraaien, grijpt de toetsenist in z’n klavier en sluit het ijzige lawaai zich weer boven dat kleine wak van stilte.
Die dag valt er een besluit. Bruiloften als deze maak ik niet meer mee. Is de betrekking te nabij om te weigeren, dan vertel ik het bruidspaar van tevoren dat we het feest verlaten voor het goed en wel begonnen is. Dat bespaart me een week bonkende hoofdpijn en een gevoel van totale vervreemding.
MAX
Er zijn nog geen reacties geplaatst.