Kerkelijk Leven 20 maart 1999

Prof. Graafland reageert op studie van drs. Breukelman

Val en verzoening staan onder
koepel van het genadeverbond

Van onze kerkredactie
UTRECHT – „Is verzoening het herstel van de verbroken relatie in het paradijs? Dan wordt genade een noodmaatregel, een hulpwoord.” Op deze opmerking van dr. R. Reeling Brouwer reageerde prof. dr. C. Graafland gisteravond met te stellen dat schepping, val en verzoening onder de koepel van het verbond der genade staan. „Het werkverbond is dus een hulplijn.”

Het onderwerp verzoening staat in kerkelijk en theologisch Nederland alweer enige tijd wat in de luwte. Toch zijn predikanten en theologen er nog lang niet over uitgediscusieerd. Dat bleek gisteravond in Utrecht tijdens een forumdiscussie in de Nicolaïkerk. De aanzet tot het gesprek was een hoofdstuk in een nieuwe bundel theologische opstellen uit de nalatenschap van drs. Frans Breukelman (1916-1993). Deze voormalige medewerker aan de Universiteit van Amsterdam geldt als de grote inspirator van de zogenaamde Amsterdamse School.

Ursinus
Kritisch is drs. Breukelman richting Zacharias Ursinus, een van de opstellers van de catechismus. Volgens Breukelman is Ursinus schuldig aan de „oorsprongszonde in de protestantse theologie.” Dit betreft het leerstuk van het werkverbond, waartegen Breukelman, in de voetsporen van Karl Barth, grote bezwaren had.

Over het werkverbond als hulplijn merkte Reeling Brouwer, universitair docent aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK), op dat deze in de achttiende eeuw hoofdlijn werd. Prof. dr. H. W. de Knijff, emeritus hoogleraar dogmatiek aan de Universiteit Utrecht, voegde hier zijn visie aan toe: „In de gedachte van een werkverbond zit het element van de menselijke autonomie. De orthodoxe theologie heeft zich niet genoeg tegen dit 'koekoeksei' weten te beschermen. Het groeide uit tot een natuurlijke religiositeit in de tijd van de Verlichting. Genade wordt dan in het tegendeel verkeerd.”

Prof. Graafland, emeritus hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, was het eens met deze schets van de historische ontwikkelingen. Maar, voegde hij eraan toe, bij Calvijn staan schepping, val en verzoening onder de koepel van het eeuwige verbond der genade. Hij vroeg zich daarom af of Breukelmans heftige kritiek op de historische volgorde in de reformatorische theologie van schepping, val, verlossing wel zo nodig is. „Ik denk dat wat Breukelman inhoudelijk over de verzoening schrijft, heel dicht bij de orthodoxie staat. Het spreekt me heel erg aan.”

Prof. dr. C. J. den Heyer zei niet zoveel met al deze onderscheidingen te kunnen. „Met eerbied gesproken, maar dit vind ik een theologisch spel.” Volgens de nieuwtestamenticus uit Kampen moet „elk systeem kapotgaan op de veelkleurigheid van de Bijbel. Ik wil niet naar eenheid zoeken als deze er naar mijn idee niet is.”

In het tweede hoofddeel van Breukelmans ”Bijbelse theologie IV,2” staan naast een studie over de verzoening ook opstellen over de Heidelbergse Catechismus, de christologie van Calvijn, wet en evangelie en de voorzienigheid.

Niet zachtzinnig
Tijdens de presentatie van de nieuwe bundel merkte dr. L. W. Lagendijk op dat Breukelmans theologie „niet beknopt en niet zachtzinnig is.” De hervormde predikant uit 's-Gravenpolder ziet het als een verdienste van de Amsterdamse theoloog dat hij de „geldigheid van het dogma voortdurend toetst aan de grondstructuren van de Schrift als eenheid.” In de inleiding tot de bundel kritiseert de predikant vanuit deze invalshoek prof. Den Heyer, die „van de dogmatiek een karikatuur maakt.”

„Breukelman heeft onze theologische en kerkelijke malaise decennia geleden al voorzien,” merkte dr. Lagendijk verder op. „Waarom? Omdat de christologische eenvoud niet meer op onze theologische en kerkelijke agenda staat.”