Dossier Verzoening 19 september 1997

Nuancering nodig bij beoordeling Stott

Het kruis van
Christus

Door ds. P. de Vries
Bij uitgeverij Novapress te Apeldoorn verscheen opnieuw een vertaling van een van de werken van de bekende anglicaanse evangelical John Stott, en wel “Het kruis van Christus”. Daarnaast werd een “John Stott-special” gepubliceerd, die onder meer een korte levensbeschrijving en een uitvoerig interview bevat.

John Stott mag dan een anglicaan zijn, zijn liefde tot de Church of England is niet onbegrensd. Dat blijkt uit de volgende uitspraak: „Wat de grote ethische vraagstukken betreft: het beste voorbeeld is de hoereerder waarover in 1 Korinthe 5 wordt gesproken. Paulus riep de kerk op hem te verbannen. Als ik mij op glad ijs begeef, zou ik denk ik zeggen dat, wanneer de kerk besluit homoseksuele relaties officieel goed te keuren en als equivalent met het heteroseksuele huwelijk te beschouwen, dat dusdanig afwijkt van de bijbelse seksuele ethiek dat ik erg veel moeite zou hebben om te blijven. Misschien zou ik nog een paar jaar willen blijven, maar als men volhield zou ik mij gedwongen zien om eruit te stappen”. Een uitspraak om over na te denken in het licht van de kerkelijke situatie in ons eigen land.

In “Het Kruis van Christus” zet Stott op heldere en eenvoudige wijze de betekenis van het kruis van Christus uiteen. Achter de eenvoudige en duidelijke taal gaat een geweldige kennis van de bijbelse theologie en de dogmengeschiedenis schuil. Stott beklemtoont dat wij allen schuldig staan aan de kruisdood van Christus. Het kruis openbaart niet alleen de diepte van onze verdorvenheid, maar ook de grootheid van Gods liefde. Het is de kern van het christelijk geloof. Juist hier blijkt het verschil met andere godsdiensten.

Plaatsvervanging
Bij de beantwoording van de vraag waarom Christus geleden heeft, spreekt Stott zonder enige reserve over de plaatsvervanging. Het kruis van Christus openbaart ons zowel Gods toorn als Gods liefde. Christus heeft de toorn van God over de zonde weggedragen. De verzoening is zowel van God uitgegaan als op God gericht. God kan de zonde niet ongestraft laten en zorgt er zelf voor dat de straf door Zijn Zoon wordt weggedragen. Stott wijst de gedachte af die in de Vroege Kerk opgeld deed, dat de dood van Christus een vorm van betaling aan de duivel was.

Graag zou ik het werk van Stott zonder reserve aanbevelen. Om een aantal redenen kan ik dat helaas niet doen. In navolging van andere theologen uit deze eeuw, zoals Bonhoeffer en Moltmann, meent Stott dat we mogen zeggen dat God Zelf in Christus aan het kruis heeft geleden.

Ik geloof niet dat we hierin de Schrift aan onze kant hebben. Met name in het Oude Testament zijn er teksten waarin op zeer gloedvolle wijze over Gods betrokkenheid met Zijn volk wordt gesproken. Wanneer we echter over het lijden van God spreken, wissen we het onderscheid tussen Schepper en schepsel uit. De noodzaak van de vleeswording van Christus wordt ondermijnd. Immers, om te lijden werd de eeuwige Zoon van God mens. Omdat Hij mens werd, zoals wij, kan Hij medelijden hebben met ons in al onze zwakheden. In het Nieuwe Testament is geen enkele tekst te vinden die de gedachte van een lijdende God ondersteunt. Het boek Openbaring beklemtoont dat voor de ongelovigen het lijden dat hen treft niet losstaat van hun onbekeerlijkheid. Voor Gods kinderen geldt dat alle dingen medewerken ten goede. Stott spreekt niet alleen over de lijdende God, maar met een beroep op Matthéüs 25 vers 31 t/m 46 stelt hij ook dat Christus Zich identificeerde met alle lijdende en behoeftige mensen. In het bewuste schriftgedeelte gaat het echter om discipelen van Christus.

Door zijn spreken over God Die met alle mensen meelijdt, ondergraaft Stott wat hij gezegd heeft over het kruis van Christus, en met name over de toorn van God over de zonde. De tweedeling die door de mensheid loopt, tussen hen die Christus kennen en hen die Hem niet kennen, wordt zo vervaagd.

Special
Uit de gratis verkrijgbare “John Stott-special” blijkt dat Stott moeite heeft met de realiteit van de eeuwige straf. Hiermee hangt ongetwijfeld samen dat in “Het Kruis van Christus” de vragen naar de toeëigening van het heil niet aan de orde komen. Dat is toch een wezenlijk gebrek. Stott besluit zijn boek op de volgende wijze: „En de wereld zegt ook tot iedere prediker: „Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagels, ik zal geenszins geloven”. Dat is waar. Het is de man die met Christus gestorven is, die het kruis van Christus kan prediken”. Deze woorden mag iedere dienaar van het Woord en iedereen die de naam van Christus belijdt ter harte nemen. Maar laten we dan in de verkondiging van het kruis van Christus niet zwijgen over de realiteit van de eeuwige straf en ook spreken over de weg waarlangs zondaren tot Christus geleid worden. En over de kenmerken van het geloof waarmee de Heilige Geest ons aan Christus verbindt.

N.a.v. “Het Kruis van Christus”, door John Stott (vertaling: Paul de Gier); uitg. Novapress, Apeldoorn; 446 blz.; 39,90. (De “John Stott-special” is gratis.)