Dossier Verzoening 24 april 1997

Kritische confrontatie met leer van Gereformeerde Kerken

”Verzoening” zaait twijfel

Door prof. dr. C. Graafland
Het boek “Verzoening, bijbelse notities bij een omstreden thema” van de gereformeerde nieuwtestamenticus prof. C. J. den Heyer is enerzijds traditioneel en anderzijds als een nieuwkomer te beschouwen. Traditioneel is het, omdat het voortbouwt op het zogenaamde wetenschappelijk-kritische schriftonderzoek, toegespitst op wat het Nieuwe Testament zegt over het verzoeningswerk van Jezus. In dat licht gezien, vinden we in dit boek weinig of geen nieuws. Het is zelfs in die zin zeer traditioneel, omdat de schrijver de historisch-kritische gegevens kritiekloos overneemt en moeite doet om de lezers ook zo ver te brengen.

Nieuw is het boek voorzover het voortkomt uit de pen van een hoogleraar van een universiteit die gelieerd is aan de Gereformeerde Kerken in Nederland, en dus als zodanig in dienst staat van deze kerk. Enkele decennia terug was het een predikant uit deze kerk (dr. H. Wiersinga) die op ongeveer gelijke wijze over dit thema heeft geschreven. Nu is het een hoogleraar van deze kerk, wiens taak het is aanstaande predikanten op te leiden.

Dat laatste blijkt belangrijk te zijn, omdat het goeddeels het karakter en de inhoud van dit boek bepaalt. Het geeft namelijk niet alleen weer wat de kritische, nieuwtestamentische wetenschap over Jezus weet te vertellen, maar het is tegelijk geschreven als kritische confrontatie met de leer der verzoening zoals die tot nu toe niet alleen in de Gereformeerde Kerken, maar ook in de christelijke kerk van alle eeuwen als norm van de prediking heeft gegolden.

Confrontatie
Het is juist dit confronterende karakter dat de specifieke, kerkelijke opstelling van de auteur verraadt. Daardoor wordt duidelijk dat hij in dit boek geen zuivere wetenschap wil bedrijven, maar de wetenschap gebruikt om ten strijde te trekken tegen wat in de kerk, met name in zijn eigen kerk, als regel des geloofs geldt.

Omdat het de auteur daarom te doen blijkt te zijn, acht ik het ook niet zinnig om in te gaan op wat hier als resultaat van wetenschappelijk schriftonderzoek wordt aangereikt. Er zou ook in dat kader veel op aan te merken zijn. Het enige waarop ik wil wijzen, is dat de auteur blijkens zijn “Woord vooraf” de indruk geeft dat hij uiteindelijk alle wetenschappelijke literatuur terzijde heeft gelaten en alleen met zijn Grieks nieuwtestamentje bezig is geweest.

Deze opmerking lijkt me alleen zinvol als de auteur ermee heeft willen zeggen: Ik laat puur alleen de Bijbel spreken. Nu, daar blijkt al verder lezend niets van waar te zijn. Want onophoudelijk heeft hij het over de meningen van wetenschappers die hij kennelijk als zo gezaghebbend beschouwt, dat hij ze keer op keer aan de bijbeltekst zelf oplegt. Het resultaat ervan is dat wat er in de Bijbel zelf staat óf historisch niet klopt óf om andere redenen zeer in twijfel moet worden getrokken.

Vernauwing
Kennelijk is hier bij Den Heyer sprake van een gezichtsvernauwing. De auteur blijkt al zo geïndroctineerd te zijn door wat de kritische wetenschap hem heeft geleerd, dat hij werkelijk in ernst meent alleen de Bijbel zelf weer te geven, terwijl hij niets anders doet dan stemmen van andere onderzoekers na te praten.

De resultaten die worden aangereikt, en de gevolgen die dit voor de lezer heeft, zijn daar dan ook naar. De auteur zelf vat ze samen aan het begin van zijn laatste hoofdstuk (blz. 134). Wat de lectuur bij de lezer heeft opgeleverd, zijn gevoelens van verwarring en teleurstelling. Dat is te begrijpen, want wat het Nieuwe Testament hem via dit boek geleerd heeft, wordt onder andere met de volgende uitspraken van de auteur aangegeven: de wetenschappelijke onderzoeken van de evangeliën spreken elkaar steeds meer tegen (blz. 84) en daardoor is vrijwel alles zeer gecompliceerd en vaak twijfelachtig, omdat geen vaste bewijzen zijn te geven (passim). De Bijbel is een boek waarin mensen vertellen over hun godservaringen (blz. 97). Het Johannesevangelie is een terugprojecteren van een latere theologische visie (niet van Johannes zelf) op Jezus (blz. 98).

De eenheid tussen de Vader en de Zoon is niet meer dan dat beiden eensgeestes waren en één waren in het verlangen de wereld te redden (blz. 104 en verder). Wat de betekenis van het kruis betreft, leert het Evangelie van Johannes 'natuurlijk' iets anders dan Paulus (blz. 106 en verder). Hoe actueel is Johannes nog? Hij stelde het ondubbelzinnig gelijk van het christelijk geloof. Kunnen wij dat nog herhalen? Wie hier “ja” zegt, legt wel hoge hindernissen voor gesprekken met andersdenkenden. De auteur heeft 'de moed' om daar niet meer om verlegen te zijn (blz. 113). Hij rekent zich tot hen die met veel passages van Johannes grote moeite hebben (blz. 106). Dat geldt van de eerste Johannesbrief trouwens ook. Door zijn polemische toon is het lezen ervan geen onverdeeld genoegen (blz. 114).

'Gewetensvolle' exegese is in strijd met de leer van de kerk, dat willen zeggen: tegenover de zekerheid van de leer van de kerk moet de voorkeur worden gegeven aan de onzekerheid en aarzeling van de exegese (blz. 108 en verder).

De Hebreënbrief wordt getypeerd als,,omstreden” (blz. 116) en in een apart hoekje geplaatst vanwege de theologische ideeën van de auteur (blz. 125 en verder). Er is zelden eenstemmigheid over het auteurschap van een bijbelboek (blz.126).

Vervaagd
Het historische Jezusbeeld is in het Nieuwe Testament al spoedig vervaagd. Dat is goed en nodig, omdat dan terecht theologische inzichten ervoor in de plaats kunnen komen die zich voortdurend wijzigen. Want objectieve waarheden bestaan niet en hebben nooit bestaan. Het valt alleen te betreuren dat die gedachte nog altijd leeft (vooral in de belijdenis van de kerk, blz. 126 en verder).De schrijver van de eerste Petrusbrief schijnt met zijn briefvorm de lezer op een dwaalspoor te willen brengen om hem te doen geloven dat het echt een brief van Petrus is (blz. 128).

Het Nieuwe Testament is een wirwar van visies en meningen. Een gegeven waarvan de auteur met vreugde kennis heeft genomen. De Bijbel schept meer verwarring dan zekerheid (blz. 137). Ze is een kakofonie. Dat is erg heilzaam en zo een bron van inspiratie, volgens de auteur. Tot een afgewogen oordeel stelt de Bijbel ons niet in staat. Ze voert ons in,,een ongewis avontuur” (blz. 137). Ze spreekt over de verzoening in telkens weer veranderende beelden en metaforen, die sterk tijdgebonden zijn. We mogen er dan ook geen te diepgaande uitleg aan geven (bladzijden 122, 131,137, passim), vooral niet als ze aanleiding geven om de leer van de kerk ermee bijbels te funderen, bijvoorbeeld als het Nieuwe Testament spreekt over Jezus als het Lam (Johannes) en over verzoening door Zijn bloed (Paulus, Hebreën, 1 Johannes). Wij moeten de voor ons verouderde, bijbelse metaforen verwisselen voor onze moderne beelden.

Karikatuur
Wanneer de auteur met dit materiaal in handen zich opmaakt om de traditionele kerkleer aangaande Christus te bestrijden (want daar komt het op neer), blijkt zijn weergave van het belijdend spreken van de kerk evenzeer eenzijdig en vaak karikaturaal te zijn. Het begint al met de typering van de (orthodoxe) theologen. Zij hebben al bijna tweeduizend jaar kerk- en dogmageschiedenis achter de rug. Vandaar dat er doorgaans zowel bewust als onbewust zo veel dogmatische systemen in hun hoofden rondspoken dat ze moeite hebben de bijbelteksten onbevangen te lezen zoals de exegeet wel doet. Het gevolg ervan is dat de theologen denken dat zij het weten en dat de exegeten aan vrijwel alles twijfelen (blz. 93).

De theologen waren en zijn eropuit om de leer in heldere formules te gieten. De veelkleurigheid van het Nieuwe Testament zagen zij dan ook vooral als een gevaar. Bewust stelden zij dogma's en belijdenisgeschriften op. Zo is gaandeweg een systematisch opgebouwde leer ontstaan, logisch en detaillistisch in tegenstelling met de 'brokstukken' van het Nieuwe Testament (blz. 134 en verder).

Verzoening
Het laatste geldt a fortiori de verzoeningsleer. De theologen menen immers meer te weten dan het Nieuwe Testament. Met veel creativiteit en vernuft ontwierpen zij een min of meer sluitend dogmatisch systeem waarin de verzoeningsleer centraal staat. Dat méér weten omvat Gods straffende gerechtigheid en Zijn niet zonder meer door de vingers zien van de zonde, Zijn handhaven van Zijn recht en het plaatsvervangend straflijden van Jezus. Volgens de auteur moet dat allemaal verdwijnen. Deze traditionele gezichtspunten roepen slechts tegenstand en zelfs irritatie op. Dat Den Heyer bewust in déze zin zijn boek heeft willen schrijven, maakt hij in zijn “Woord vooraf” duidelijk. Hij kondigt daar reeds aan dat wie zich intensief bezighoudt met het onderzoek naar de historische Jezus, steeds meermoeite zal krijgen in te stemmen met de christologische dogma's. De kloof is diep en schijnt onoverbrugbaar. Hij doet dan ook geen moeite om die te overbruggen. Wie denkt daartoe in staat te zijn, beseft niet hoe ver de wegen uiteengegaan zijn (blz. 8).

Verlegenheid
De auteur spreekt dan ook over zijn verlegenheid. Toch weet hij daarmee wel raad. Hij heeft er namelijk goede hoop op dat zijn boek een bijdrage zal leveren aan het elkaar ruimte geven in de kerk. Die ruimte mag er ook nog zijn voor hen die het klassieke dogma van de kerk der eeuwen aanhangen. Tenslotte valt het niet mee om in korte tijd afscheid te nemen van eeuwenoude geloofsvoorstellingen. Dat moet zijn tijd hebben. Trouwens, de auteur meent dat ook het klassieke dogma nog wel recht van bestaan heeft, al klopt het voor geen hout met wat het Nieuwe Testament zegt. Waarom dan nog dit recht? Nu, er zijn mensen die nog steeds door deze verouderde opvattingen worden getroost en bemoedigd. Dat moeten we ze gunnen en daarom moeten wij ze maar niet tot andere gedachten willen brengen (blz. 136). Wellicht sterft dit ras vanzelf wel uit.

Waar het de auteur echter om gaat, is ruimte te creëren voor hen die zich in die oude dogma's niet meer kunnen vinden. Zij hebben genoeg aan wat het nieuwe onderzoek op tafel heeft gelegd. De inmiddels in verwarring geraakte en teleurgestelde lezer vraagt zich wel af wat er dan nog aan geloofsinhoud rondom Jezus en Zijn verzoening overblijft. Maar dat blijkt mee te vallen. Want na de verwerping van vrijwel de hele traditionele verzoeningsleer blijkt er toch ineens sprake te zijn van,,de centrale inhoud van het christelijk geloof” (blz. 136).

Kruis
Dus toch een dogma! Ja, en hoe? De auteur slaat zelfs alarm, omdat volgens hem dit ene centrale dogma momenteel op het spel blijkt te staan. Welk dogma is dat dan? In de eerste eeuw van de jaartelling stierf Jezus van Nazareth aan het kruis te Jeruzalem. Betekent dit sterven ook voor ons heil en redding? Nee, dat niet. Want die gedachte inspireert velen vandaag niet meer en roept eerder weerstanden op. Ten slotte ben ik toch zelf verantwoordelijk voor mijn eigen woorden en daden (blz. 136). Trouwens, een God Die dat zou willen, is alleen maar angstaanjagend. God is menslievender dan wij zelfs in onze stoutste dromen vermoeden (blz. 137).

Wat betekent het sterven van Jezus dan wel? Jezus' leven en sterven droeg een „voorbeeldig karakter”. Hij heeft laten zien dat de kloof tussen hemel en aarde, tussen God en mens, werkelijk overbrugd kon worden. Toen de evangelisten en apostelen tot dat inzicht waren gekomen, leefden zij in vrede met anderen en met God. Dat is het. Ook voor ons nu.

Den Heyer vraagt zich nog af: „Staan we uiteindelijk met lege handen? Schieten onze woorden en begrippen tekort? Dat is in ieder geval waar”. Wat is nu precies „in ieder geval waar”? Ook dat „met lege handen staan?” Het lezen van dit boek doet inderdaad die gedachte bij de lezer opkomen.

Herstel
Dat vind ik jammer. Want met dit boek gaat het weer precies zo als met de andere boeken die met name binnen de Gereformeerde Kerken uit deze zelfde hoek zijn geschreven. Zij overtuigen alleen hen die van de leer van de kerk der eeuwen niets of vrijwel niets meer geloven. Zij helpen hen in dat ongeloof zichzelf te bevestigen en hun twijfel over het belijden der kerk nog te versterken.

Voor hen blijft slechts over het ene dogma van de voorbeeldige Jezus, die ons leert hoe wijzelf nu de communicatie tussen mensen en God kunnen herstellen. Maar daarvoor hebben we Jezus niet eens exclusief nodig, zo leert de auteur ons nog. Want er zijn in andere godsdiensten nog andere mogelijkheden daarvoor.

Dit is wel in duidelijke tegenspraak met wat Jezus zelf zegt: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven (Johannes 14:6). Maar, o ja, dat heeft Jezus zelf nooit gezegd. Een latere theoloog heeft dat via het Johannesevangelie Jezus alleen maar in de mond gelegd. Maar van theologen, die ook toen al veel meer wisten dan Jezus zelf ooit geweten of gezegd heeft, hoeven wij ons niets aan te trekken.

Gemiste kans
Ik vind dit boek een gemiste kans. Het had zo waardevol kunnen zijn, als het mede met behulp van het historisch-wetenschappelijk onderzoek iets had laten zien van het sprankelende en inderdaad veelkleurige getuigenis van de Schrift aangaande de verzoening in en door Jezus Christus. Dan zou het dogma van de kerk echter niet hoeven opzij te worden gezet, maar het zou wel een bijbelse invulling en concretisering hebben gekregen. En daarom zijn we inderdaad hard verlegen. Want met dode dogma's is de kerk niet gediend, nu meer dan ooit niet.

Maar door het historisch reliëf van het dogma te laten oplichten uit het concrete schriftgetuigenis over de persoon en het werk, het spreken en handelen, het leven en lijden, het sterven en opstaan van onze Heere Jezus Christus, zou de gemeente gaan ontdekken dat het in het belijden van de kerk juist niet gaat om een star en dwingend systeem, maar om de vertolking van het lied der verlossing. Jammer dat van dat lied in dit boek niets te horen valt.

N.a.v. “Verzoening, bijbelse notities bij een omstreden thema”, door C. J. den Heyer; Kok, Kampen, 1997; 144 blz., ƒ 27,50.