Wegwijs ’99 15 oktober 1999

Onregelmatige regelmaat stoot jonge nieuwkomers af

Baggeraar schept genoegen in prut

Door A. J. Coster
Tropische hitte, mist, regen. Hongkong, Nieuwe Waterweg, Argentinië. Drukte en rust in een onregelmatige regelmaat. Elke avond thuis of maanden weg. Een baggeraar is daaraan gewend en heeft er mee leren leven. Voor de nieuwe generaties zijn het juist redenen om werk aan de wal te zoeken. „Krijgen ze er ook nog een telefoon en een auto van de zaak bij”, zegt oud-baggeraar J. van der Vliet. „Maar ze missen een hoop moois van dit prachtvak.”

De 69-jarige Sliedrechtenaar kan het weten. Begin jaren vijftig kwam hij onder de militaire dienst uit door als vierde machinist aan te monsteren op de grote vaart. Vijf jaren lang zag hij grote delen van de wereld. In die periode had hij ook verkering. Een moeilijke tijd voor pasgeliefden: „We waren maanden van huis en hadden na zo'n periode steeds één dag verlof.” Daarnaast waren de verdiensten niet om over naar huis te schrijven, maar „alles was beter dan in dienst zitten.”

Na het verplichte aantal jaren 'alternatieve dienst' werkte Van der Vliet even aan de wal. Al snel monsterde hij aan op een baggerschip van Boskalis. Onder de vlag van deze firma zag hij delen van Rusland, Zweden, Finland en Zuid-Amerika. Tussendoor beproefde hij zijn geluk nog even in de vliegtuigindustrie. Toch bleef het water trekken.

Opnieuw monsterde hij aan, nu bij Verolme. Hij draaide weken van 72 uur –twaalf uur op, twaalf uur af– maar verdiende door de overuren 100 gulden meer dan bij zijn vorige werkkring. In het verre buitenland waren het zelfs weken van 84 uur. „Zwaar en lang werk”, vindt de baggeraar. „Daar stond tegenover dat we na twee maanden een maand vrij waren. Daarnaast kregen we een redelijk hoog garantieloon. Dat was vrij uniek. Meestal was er een basisloon met toeslag voor behaalde productie.”

Een periode van betrekkelijke rust brak aan als een schip naar de andere kant van de wereld moest. Van der Vliet: „Wij moesten eens naar Mexico. Onze snijkopzuiger was twee weken op transport. Pas tien dagen na vertrek gingen wij met het vliegtuig achter ons schip aan.” De tussenliggende tijd werd op de Verolme-werf gevuld met onderhoud en reparatie aan materieel.

Aanpoten
Na aankomst was het direct aanpoten. „Het schip moest weer worden opgetuigd. Dat duurde soms wel een week. Als een klus was aangenomen, gebeurde het wel dat we aan één stuk doorgingen, zelfs zonder verlof. Mijn eerste werk duurde zo ruim drie maanden”, aldus de vuttende baggeraar.

Voor anderen was dat soms nog langer. Van der Vliet: „Baggeraars aan het begin van deze eeuw vertrokken voor vijf jaar naar China. Als ze terugkwamen zat er een kind van twee jaar aan tafel. Dan was er dus een probleem.” Hij kent ook verhalen van opvarenden die ten tijde van de oorlog in Zuid-Afrika waren. Zij konden vijf lange jaren niet naar huis.

Van der Vliet wil daarom niet klagen. „Je wist ook niet beter. Het hoorde bij het werk. Baggeren blijft prachtig. Je ziet direct resultaat en je bouwt steeds ergens aan mee. De omstandigheden om het werk heen bepalen echter ook voor een groot deel je motivatie. Onze baas was daar goed in. Wij hadden goed loon en zelfs nu krijg ik nog kerstpakketten. Wij hadden ook al een kok aan boord.”

Dat was zeker in de jaren vijftig bijzonder. „Op andere schepen zaten uitsluitend mensen die direct bij het baggeren betrokken waren. Hooguit was er een jongetje van 13 jaar die thuis wat aardappelkoken had geleerd.” Brood en beleg namen de mannen zelf mee van huis. Aan boord hadden ze allemaal een klein kastje. „Ik zie de spulletjes er nog in staan: emaille bordje, bestek, potje jam en een beetje hagelslag”, aldus de Sliedrechtenaar. „Voor vlees zorgde de kok.”

Winklerplein
Iemand aan wie deze ontwikkelingen deels voorbij zijn gegaan, is de 52-jarige G. Wemmers uit Vuren. Hij is schipper op een snijkopzuiger en is nog bijna dagelijks in de weer met de elementen. Het zag er lang naar uit dat Wemmers' toekomst op het vaste land zou liggen, maar het bloed kroop waar het niet gaan mocht. „In 1960 kwam ik van de ambachtschool in dienst van een boer. Dat werk heb ik anderhalf jaar gedaan. Vrachtwagenchauffeur leek me beter. Mijn ouders waren daar blij mee. Ik had wel eens plannen gemaakt om naar zee te gaan, maar zij probeerden me met alle macht tegen te houden.”

Een broer van Wemmers werkte bij Boskalis. 'Zijn' schip lag in de Vinkeveense plassen voor zandwinning voor de aanleg van de Bijlmermeer. De verhalen over het werk werden tijdens de verlofdagen van zijn lippen getrokken. Wemmers: „Dit leek me wel wat. Ik heb gevraagd of er niet nog een mannetje bij kon op dat schip.” Broer Wemmers deed zijn best, en met resultaat. „Schipper Arie Peters nam mij aan boord.” De 17-jarige jongen hoefde nog geen nachtdienst te draaien. „Dat was volgens de Nederlandse wet verboden. Dan moest je 18 jaar zijn.”

Elke maandagmorgen ging Wemmers naar het Burgemeester Winklerplein in Sliedrecht. Alle baggeraars uit de regio kwamen daar bij elkaar en togen dan met touringcars naar hun werk. „Met twee volle bussen vertrokken wij van het plein naar de Vinkeveense plassen. Daar kwamen dan vaak nog Urkers en Spakenburgers bij de ploeg.”

De ouders van Wemmers hadden uiteindelijk niet zo veel moeite met het baggerwerk van zoonlief. „Vooral omdat ik in de weekeinden thuis was, viel het voor hen toch nog mee.” Zelf was hij snel uitgekeken op het „saaie, tamme werk bij Vinkeveen.” Toen de klus geklaard was, schreef hij zich in bij een arbeidsbureau voor baggeraars. Na een aantal weken had Wemmers werk op een cutterzuiger van aannemer Adriaan Volker.

Op de rotsen
Voor de nieuwe baas begon de Vurenaar met de ”Sliedrecht XVII” in Europoort aan de Maasvlakte. In 1969 kwam een buitenlands project in beeld. „Volker nam een klus aan in Libië. Het duurde echter even voordat we konden beginnen. Vanwege de staatsgreep door Gadaffi mochten wij het land niet in. Een neef van mij, ook baggeraar, mocht vanwege dezelfde reden het land niet uit.” Eenmaal begonnen, werkten de mannen drie maanden, om daarna vier weken naar huis te gaan.

Na Libië keerde Wemmers terug naar de Europoort. Inmiddels was hij schipper. „Een soort natuurlijke promotie. Je bent nieuwsgierig, je toont interesse, je denkt mee en volgt enkele cursussen. Op een gegeven moment val je op.” Dat deed Wemmers ook op ander gebied. In 1970 kreeg hij verkering met het meisje dat nu zijn vrouw is.

Een jaar later volgde wat de verkering betreft de proef op de som. „Wij moesten voor een lange tijd naar Argentinië, zouden minstens een halfjaar weg zijn.” Zijn vrouw: „Het afscheid viel best tegen, maar je weet dat het moet.” Na vier maanden was haar vriend terug. De transportponton met de zuiger was voor de kust van Argentinië op de rotsen gelopen. Dat betekende inkomstenderving, omdat de mannen normaal premie kregen voor de productie die ze maakten. Wemmers stopte bij Volker in Argentinië en kwam terug naar Nederland.

In opdracht van aannemer HAM deed Wemmers nog veel projecten. Schotland, Zuid-Engeland, Duitsland, Hongkong en de Bahama's: overal baggerde de Vurenaar. „Aardig om te weten is dat wij de eerste buitenlanders waren die na de bevrijding van Koeweit in 1991 weer in dat land kwamen. Om te baggeren uiteraard.”

Nu doet de 52-jarige het wat rustiger aan. „Zo ver weg hoeft van mij niet meer. Laat mij maar lekker in Nederland een klusje doen. Kun je als het meezit elke dag naar huis.” Het zijn meer de leeftijd en problemen met zijn rug die Wemmers naar Vuren doen verlangen dan dat er echt moeilijkheden thuis zijn. „Natuurlijk ging ik vroeger ook graag naar huis, maar als ik weer wegging, wist ik dat het aan het thuisfront goed zat.” Mevrouw Wemmers vult aan: „Hij was wel twee weken weg, maar daarna was hij ook een volle week om de deur, lekker voor de kleine klusjes.”

Zondag
Toch ging niet alles van een leien dakje. Mevrouw Wemmers: „Je denkt van tevoren te weten waar je aan begint, maar de praktijk is toch anders. In moeilijke situaties en bij het grootste gedeelte van de opvoeding sta je er als moeder toch alleen voor. Voordeel is dat mijn man gelijk vanaf het begin van ons trouwen regelmatig lang wegbleef. Was hij eerst vijftien jaar bij huis geweest, dan was het moeilijker geweest.”

Problemen met het werken op zondag heeft het echtpaar nooit gehad. Wemmers: „Ik ben gelovig opgevoed, maar hiervan heb ik nooit een punt gemaakt. Veel vertier is er niet op zondagen in het buitenland. Moet je dan maar een dag in een kroegje gaan hangen? Dan kun je beter werken, je bent er toch.

Wemmers weet dat het vroeger mogelijk was van zondagswerk te worden vrijgesteld. „Bazen deden daar niet moeilijk over. Het betekende wel, en dat zou het nog betekenen, dat een ander voor jou werken moest. Kan dat dan wel?” Eigenlijk ziet de baggerschipper maar één oplossing voor diegenen die bezwaren hebben: „Niet in de bagger gaan werken. Dat is een non-stop, all-over-the-world bedrijf.”

Is dat misschien de reden waarom weinig jonge mensen nog gaan baggeren? Net na de oorlog werkte meer dan de helft van de 10.000 Sliedrechtenaren in de bagger. Nu zal dat nog geen 5 procent van de 26.000 zijn, schat Wemmers. „Toch is dat jammer, want wat is er nu mooier dan voor je een stuk grond te zien en achter je een strak gebaggerd kanaal? En de vrijheid die je hebt wil ik voor geen goud inwisselen voor de regelmaat van een kantoorbestaan. Wij eten omdat we trek hebben en niet omdat het negen uur is.”