19 september 2001 |
Honderden applaudisseren als ladderwagens voorbijkomenVond ik maar één overlevendeDoor mr. R. A. C. Donk Een eenvoudig wit bord met zes namen en evenveel foto's. Een helm, een zuurstofmasker, een paar handschoenen en een zee van bloemen. We zullen jullie nooit vergeten, in keurige zwarte letters. Stille getuigen voor de poort van een kleine brandweerkazerne in Brooklyn. Zes brandweerlieden uit één ploeg lieten vorige week dinsdag het leven toen ze onder het instortende World Trade Center werden bedolven. Dat zijn de échte helden, zegt John Raleigh, terwijl hij op het bord met namen wijst. De New Yorkse brandweerman rust even uit in de kazerne, na weer een slopende dienst in het rampgebied. Wij doen gewoon ons werk, zij het onder gevaarlijke omstandigheden. Maar zij hebben het hoogste offer gebracht dat iemand kan brengen. Zij gaven hun leven terwijl ze anderen probeerden te redden. Dat neemt overigens niet weg dat de steun van de bevolking Raleigh goed doet. Het is fantastisch om te zien hoe honderden mensen langs de kant van de weg staan te klappen en te juichen als wij met onze ladderwagens voorbijrijden. Ook de inzamelingsacties, eten en drinken dat winkeliers gratis verstrekken en de vele vrijwilligers die hun diensten aanbieden, waarderen wij enorm. Eerste zorg Dat werd zijn redding. Plotseling hoorde ik een enorm geraas, zo beschrijft John de implosie van het eerste gebouw. Enkele seconden later daalde een vloedgolf van glas, brokstukken en stof op ons neer. Ik zag een man onder een vrachtwagen rollen en volgde zijn voorbeeld. Ik hield zijn arm vast, niet wetend dat het een politieman was. Ik probeerde mijn ogen te openen, maar ik kon niets zien. Alles was zwart en ik kon geen adem krijgen. Even vroeg ik me af of zo de dood zou aanvoelen. Toen de herrie ophield, hielp die agent me overeind. De eigenaar van een nabijgelegen delicatessenzaak trok het tweetal zijn winkel binnen en gaf hun water te drinken. Overal waren gillende mensen, bedekt met een dikke laag as. Korte tijd later hoorden we dat vreselijke geraas opnieuw, toen de tweede toren het begaf. We renden naar de kelder. Buiten werd alles zwart als in een pikdonkere nacht. Toen er rook uit de kelder begon te komen, besloten we te vluchten. Met natte doeken voor ons gezicht slaagden we erin het rampgebied te verlaten, aldus de New Yorkse brandweerman. Niet voor lang overigens. Zodra John Raleigh zijn vrouw had gebeld, meldde hij zich weer bij de brandweercommandanten in Manhattan. Sinds vorige week is hij bijna onafgebroken in touw geweest. Met man en macht probeerden de hulpverleners overlevenden onder het ingestorte World Trade Center vandaan te halen. In het begin ging ik bijna hysterisch te werk, vertelt John. Ik denk dat het mijn manier was om de schok en het verdriet om mijn overleden collega's te verwerken. Twintig uur per dag groef ik in de puinhopen. Alleen de gedachte aan die duizenden onschuldige mensen hield me op de been. Nu worden we verplicht te rusten en is alles in vaste diensten verdeeld. De wanhopige maar eendrachtige zoektocht naar slachtoffers heeft een hechte band tussen de vele hulpverleners gesmeed. Raleigh: Het is een verbondenheid die ik niet kan beschrijven. Het is op een bepaalde manier zelfs sterker dan de relatie tussen man en vrouw. Misschien kun je het vergelijken met de kameraadschap van soldaten die samen in een oorlog vechten. Ruim een week na de gruwelijke terreuraanslag lijkt de hoop op het vinden van overlevenden met het uur te vervliegen. Slechts een handjevol mensen is levend onder de resten van het World Trade Center vandaan gehaald. Veel slachtoffers zijn waarschijnlijk door de enorme hitte van de kerosinebranden direct verbrand. Bovendien maakt instortingsgevaar het zoeken in de puinhopen uiterst moeilijk en gevaarlijk. Niemand bloedde Het was spookachtig stil, op het geluid van kleine ontploffingen, schuivende brokstukken en instructies van politieagenten en brandweerlieden na. De enige redding die ik heb gezien was een brandweerman die onder het puin vandaan werd gehaald. Alles wat ik zag waren hulpeloze hulpverleners die niet wisten waar ze moesten beginnen. Als ik maar één overlevende vond, dan zou alles niet voor niets zijn geweest. |