Commentaar 19 augustus 1999

Geen zin in abortusdebat

Minister Borst heeft SGP-fractieleider Van der Vlies laten weten geen zin te hebben in een nieuw debat over abortus. Naar aanleiding van de invoering van de abortuspil drong de SGP'er bij de bewindsvrouw aan op „een fundamenteler afweging van de ethische en maatschappelijke consequenties van het nieuwe middel.”

De minister heeft daar geen behoefte aan. Zij meent dat „de politieke afweging omtrent zwangerschapsafbreking” heeft plaatsgehad „na langdurige maatschappelijke en politieke discussie en volgens de geëigende democratische procedures.” Zij ziet ook geen reden om de abortuspil in Nederland te verbieden.

Dat de minister domweg zegt geen behoefte te hebben aan een fundamentele discussie over abortus is tekenend voor de houding van dit kabinet en in het bijzonder voor D66, de partij van Borst. Ethische afwegingen rond zaken als abortus en euthanasie zijn niet slechts naar de marge van het politieke debat gedreven, maar worden met een achteloos gebaar van tafel geveegd. Dat ervaren de christelijke partijen herhaaldelijk.

Sterk voorbeeld is de motie die RPF'er Rouvoet in december vorig jaar indiende waarin hij vroeg om een brede evaluatie van de abortuswet. De regeringspartijen vonden het niet eens de moeite waard aan het debat over het voorstel deel te nemen. Sindsdien is het er niet beter op geworden. Na de kabinetscrisis van dit voorjaar lijkt D66 de kans te krijgen allerlei oude wensen –onder andere op medisch-ethisch gebied– te realiseren. Bij geen enkel voorstel dat op dit terrein deze zomer is gelanceerd, wordt een grondige morele afweging gemaakt. De rode draad is: „Geen betuttelende overheid, die de burger waarden en normen voorhoudt; het gaat om individuele vrijheid en verantwoordelijkheid.”

Deze gedachte is kenmerkend voor de keuken van D66. Immers een partij zonder ideologie heeft de burger ook geen enkele norm of waarde voor te houden dan alleen het kale pragmatisme. De weigering van Borst een inhoudelijk debat te voeren zou wel eens te maken kunnen hebben met een geestelijk leegte; ze kan met een discussie over normen en waarden niet uit de voeten, omdat het haar partij aan geestelijk gedachtegoed ontbreekt.

Niemand binnen ons christelijk volksdeel zal durven stellen dat we ons bij deze laconieke houding van de paarse bewindslieden moeten neerleggen. Toch blijkt het in de praktijk vaak zo te zijn dat velen niet verder komen dan een diepe zucht te slaken bij kennisneming van de opeenvolgende paarse plannen. Terwijl in Duitsland de introductie van de abortuspil een krachtig kerkelijk protest heeft opgeroepen, bleef het in ons land deze zomer opmerkelijk stil ondanks de beleidsvoornemens op terrein van abortus en euthanasie.

Juist in deze tijd, waarin het normenpatroon steeds meer een antichristelijk karakter krijgt, is het van groot belang dat de kerken een profetisch geluid laten horen, ook al zal dat irritatie en onbegrip op roepen. Dat is niet nieuw. Het Evangelie is al twintig eeuwen de Jood een ergernis en de Griek een dwaasheid.

Om dat bijbelse geluid te laten horen is het niet in de eerste plaats van belang actiecomités op te richten. Het gaat er veel meer om dat kerken en christenen „leesbare brieven” zijn, zoals de eerste christenen in een heidense omgeving. Hun levenswandel riep vragen op en dat leidde tot gesprek en debat met de samenleving.