| Commentaar |
Handen en hoofddoekenDe komst van grote groepen allochtonen naar Europa geeft onmiskenbaar allerlei problemen die men zich van tevoren nooit gerealiseerd heeft. Dat varieert van groepen losgeslagen jongeren die tussen de wal en het schip zijn terechtgekomen, tot hooglopende conflicten in migrantenkringen tussen verschillende religieuze of politieke stromingen. In de westerse wereld komen moslims en andere minderheidsgroepen in aanraking met een rechtssysteem dat hun enerzijds veel vrijheid geeft (veel meer dan in eigen land), maar tegelijkertijd niet toegesneden is op hun specifieke omstandigheden. Er is nu eenmaal een groot verschil tussen de westerse (van huis uit christelijke) cultuur en de wereld van de islam. Regelmatig komt die problematiek boven water en soms leidt dat tot heel merkwaardige conflicten. Zo moet de Commissie Gelijke Behandeling zich buigen over de klacht van een Turks gezin dat niet door zijn tandarts geholpen werd omdat de vrouw weigerde hem een hand te geven. Hier is duidelijk sprake van een botsing van culturen. Is het bij ons normaal om elkaar een hand te geven en geldt het als uitermate onbeleefd en zelfs als beledigend om een uitgestoken hand te weigeren, in andere culturen ligt dat anders. Japanners geven elkaar geen hand, maar begroeten elkaar met een lichte buiging. Wel is het zo dat zij zich in hun contacten met westerlingen meestal aanpassen aan onze gewoonte om handen te schudden. Strenge moslims vinden het echter niet gepast om personen van het andere geslacht aan te raken. Vandaar dat ze hun ook geen hand willen geven. De meeste moslims in Europa maken daar niet zo'n punt van of hebben zich onder druk van de omstandigheden aangepast, anderen willen dat beslist niet. De vraag is dan hoe je daarmee om moet gaan. Is het verstandig om die zaak op de spits te drijven? Of is het beter om begrip te tonen voor dergelijke afwijkende gewoontes? Dat geldt niet alleen strenge moslims, ook orthodoxe joden hebben zo hun aparte regels, zowel als het gaat om voedsel, als met betrekking tot de dagelijkse omgang tussen mannen en vrouwen. Daarbij geldt dat mensen in de medische sector minder gemakkelijk dan anderen hulpvragers de deur mogen wijzen. Omgekeerd doen mensen er goed aan vanaf het begin duidelijk te stellen waarin hun principiële opvattingen afwijken van die van anderen. Dat geldt trouwens ook voor orthodoxe christenen. Meer nog dan het handen geven, is het dragen van hoofddoekjes inzet geweest van allerlei conflicten. Dat is zelfs in een islamitisch land als Turkije het geval. Hoofddoekjes worden daar, net als baarden, beschouwd als symbolen van het islamitisch fundamentalisme en daarmee in strijd met het seculiere karakter van de Turkse staat. Vandaar dat er voor ambtenaren een baard- en hoofddoekjesverbod geldt. In andere sectoren van het openbare leven is de hoofddoek in Turkije eveneens taboe. Ook in West-Europa stuit een hoofddoekje nogal eens op verzet. Zo is er in de Duitse deelstaat Baden-Würtemberg een discussie aan de gang over de vraag of een moslimlerares voor de klas haar hoofddoek mag dragen. Daarbij lopen de fronten heel merkwaardig. In christelijke kring is daar duidelijk meer begrip voor dan in linkse kring, hoewel men zich daar vanouds heeft opgeworpen als pleitbezorger voor de rechten van de etnische minderheden. Maar met de levensgewoonten van strenge moslims kunnen de socialisten en Groenen kennelijk niet overweg. Kan men zich voorstellen dat men in Turkije beducht is voor het aan de macht komen van islamitische fundamentalisten, in Europa is dat gevaar niet aan de orde. Men kan toch ook niet stellen dat een lerares met een hoofddoekje om er aanstootgevend of zedeloos bij loopt. Er is daarom geen reden om er een groot punt van te maken. Er zijn andere zaken die meer aandacht verdienen, in Duitsland zowel als in Nederland. |