Commentaar

Rassenleer

Nog niet zo heel lang geleden werden in brede kring de grote verschillen tussen rassen en volken beklemtoond. Of het nu joden waren of negers, Chinezen of Russen, men meende uitvoerige beschouwingen ten beste te kunnen geven over hun volkskarakter en andere diepgewortelde eigenaardigheden. Daarbij schroomde men niet een bepaalde rangorde aan te brengen. Sommige rassen en culturen stonden duidelijk op een hoger plan dan andere.

Meestal had men daarbij de vrijmoedigheid om het eigen volk tot de hoger geplaatste volken te rekenen en aangezien de meeste publicaties en beschouwingen afkomstig waren uit de westerse cultuurkring, werd het blanke ras veelal als superieur gepresenteerd. Daarbinnen gold dan vaak nog dat de Slavische volken op een lager niveau stonden dan de Germaanse of Latijnse.

De nationaal-socialistische rassenleer was hier een heel extreme variant van. Maar ook in tal van geschriften met wetenschappelijke pretenties, die met nationaal-socialisme niets te maken hadden, werd sterk de nadruk gelegd op de aangeboren eigenschappen van mensen en volken, die hen op wezenlijke punten anders deden zijn dan andere groepen.

De praktijk van Hitlers Derde Rijk met zijn massale vervolging van joden, zigeuners en Slavische „Untermenschen” opende veler ogen voor het gevaarlijke van dit soort beschouwingen. De emancipatie van de derde wereld na 1945 deed hetzelfde ten aanzien van de verhouding tussen de blanke en niet-blanke volken.

Soms ging dat zelfs zover dat er een taboe kwam te liggen op biologisch getinte verklaringen van bijvoorbeeld crimineel gedrag of onderdelen van een volkscultuur. Daarmee sloot men onmiskenbaar zijn ogen voor een deel van de werkelijkheid. Want hoewel veel menselijk gedrag bepaald wordt door de omstandigheden (het milieu waarin men verkeert of opgegroeid is) is daarmee toch ook weer niet alles gezegd.

Het is mede tegen de achtergrond van deze historische ontwikkeling dat we de recente ophef over de rassenleer van Rudolf Steiner moeten bezien. Steiner is de grondlegger van de antroposofie, een levensbeschouwing die haar aanhangers vooral vindt in de bovenlaag van de maatschappij.

Antroposofische scholen, de zogeheten Vrije Scholen, werden ervan beschuldigd dat hun onderwijsprogramma racistische elementen zou bevatten. Dat was niet zo verwonderlijk want Steiner hanteerde een strikte hiërarchie van rassen, die in onze ogen hoogst bedenkelijk, zo niet lachwekkend overkomt.

Dat gegeven plaatste de antroposofische beweging onmiskenbaar voor een ingrijpend dilemma. Het woord van Steiner heeft voor de antroposofen immers groot gezag, zoals het woord van Mohammed voor een gelovig islamiet.

Een onderzoekscommissie kwam onlangs met een rapport waarin men tot de conclusie kwam dat Steiner niet bedoeld heeft racistisch te zijn, maar dat verschillende uitspraken van hem nu als discriminerend zouden worden beschouwd. Die elementen wilde men uit het onderwijsprogramma van de Vrije Scholen verwijderen.

Daarmee is wellicht een aantal critici tevreden gesteld, maar de vraag is of men daarmee de betekenis van Steiners rassenleer diep genoeg gepeild heeft. Tegelijkertijd zijn er binnen de antroposofische beweging ook mensen die helemaal geen kritiek op hun voorman kunnen velen. Vandaar ook de discussie binnen de antroposofische Vereniging over de vraag of het bewuste rapport wel meteen in de openbaarheid moest worden gebracht.

Nu zou het niet juist zijn om in de overigens zeer terechte kritiek op Steiner voorbij te gaan aan het gegeven dat in zijn tijd (eind 19e en begin 20e eeuw) allerlei beschouwingen over rassenverschillen de boventoon voerden, die wetenschappelijk en principieel bezien onhoudbaar waren. Ook in orthodox-protestantse kring kwam men die tegen.

Wanneer het onderwijsprogramma van de Vrije Scholen op het punt van de rassenleer gekuist wordt, is dat zeker een verbetering. Maar daarmee blijft de antroposofie een antichristelijke levensbeschouwing en blijft het antroposofische opvoedingsideaal (evenals bijvoorbeeld de antroposofische landbouwmethode) grote bezwaren oproepen.