Voorpagina20 januari 2001

Dossier Crisis Midden-Oosten

Moord op jongen
drukt stemming
onder Israëliërs

JERUZALEM – De moord op een zestienjarige Israëlische jongen heeft de toch al precaire besprekingen tussen Israël en de Palestijnen opnieuw bemoeilijkt. Eerder deze week had de Palestijnse leider Yasser Arafat geopperd een tien dagen durende onderhandelingsmarathon te houden, maar gisteren stelde de Israëlische premier Ehud Barak de beslissing daarover uit.

De doodgeschoten jongen, Ophir Rakhum, werd gisteren begraven. Hij was gedood nadat hij via internet in een hinderlaag was gelokt. In de veronderstelling dat hij een afspraak had met een Amerikaanse toeriste, met wie hij gemaild had, was hij uit zijn woonplaats Ashkelon naar Jeruzalem gegaan. Kennelijk is hij door de vrouw, een Palestijnse die zich voordeed als Amerikaanse, meegenomen naar Ramallah op de Westelijke Jordaanoever. Daar werd de jongen doodgeschoten door haar handlangers. Het lichaam van de jongen werd later gevonden, doorzeefd met vijftien kogels. De Palestijnse politie ging er aanvankelijk van uit dat de dode een Palestijn was. De moord heeft in Israël veel afgrijzen gewekt.

Barak heeft in verband met de moord een kabinetsberaad dat voor gisteren op de agenda stond uitgesteld tot vanavond. Dan zal er nagedacht worden over Arafats plan voor een onderhandelingsmarathon. Volgens het Palestijnse plan zou de marathon in de Egyptische badplaats Taba morgen al beginnen.

Barak lijkt de laatste dagen steeds pessimistischer over de kans op een doorbraak in het zieltogende vredesproces. Maar andere Israëliërs, onder wie minister van Buitenlandse Zaken Ben-Ami, zijn optimistischer gestemd. Ben-Ami verklaarde dat Israël en de Palestijnen „dichter bij de vrede zijn dan ooit tevoren.” Zowel uit Palestijnse als uit Israëlische bron werd gemeld dat Arafat en Barak deze week telefonisch overleg hebben gevoerd. Dat valt te beschouwen als een positief teken.