Commentaar 22 november 2000

Levensmoe

Mensen die niet ziek zijn maar de wil tot verder leven hebben opgegeven, mogen niet door een arts worden geholpen om te sterven. Een medicus die dat toch doet, moet volgens een meerderheid in de Tweede Kamer strafrechtelijk worden vervolgd.

D66 denkt daar duidelijk anders over. Die partij vindt dat „mensen die elke dag dood hopen te gaan” in aanmerking moeten komen voor euthanasie. D66-woordvoerder Dittrich motiveerde dit standpunt vanuit de idee dat „de mens de teugels van zijn leven in eigen hand heeft.” Hij wil dat euthanasie straffeloos kan worden toegepast, mits de arts zich houdt aan de eisen van zorgvuldigheid.

De Kamer neemt deze gedachten niet over. Kennelijk zijn partijen geschrokken van de zaak-Brongersma. Deze voormalige PvdA-senator vroeg zijn arts om euthanasie omdat het leven hem niets meer te bieden zou hebben. De dokter ging in op deze doodswens. De rechtbank in Haarlem ontsloeg hem daarna van rechtsvervolging. Ook minister Korthals van Justitie vindt deze uitspraak een station te ver.

Dat een grote meerderheid van de Tweede Kamer de voorstellen van D66 afwijst, is positief. Toch is het nog te vroeg om te spreken van een keer ten goede. De regering wil met het huidige voorstel sleutelen aan de meldingsprocedure voor euthanasie.

Tot nu toe moet ieder geval automatisch aan het openbaar ministerie worden voorgelegd, zij het dat algemeen bekend is dat lang niet iedere arts dit doet. Het kabinet wil de meldingsbereidheid vergroten door de rol van justitie te verkleinen. Artsen die volgens een toetsingscommissie hebben voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen, behoeven straks hun 'behandeling' niet meer voor te leggen aan justitie.

Niet zonder reden hebben christelijke partijen gewaarschuwd dat hiermee een eerste stap is gezet naar volledige legalisering van euthanasie. Wanneer in principe de juridische toetsing wegvalt, wordt euthanasie een 'gewone' medische handeling. Dat heeft automatisch het risico dat medici gemakkelijker met euthanasievragen omgaan. Tekenend is dat D66 al heeft laten weten te denken aan een volgende wetswijziging waarbij controle achteraf helemaal overbodig wordt.

Ook al geeft een kamermeerderheid nu aan dat levensmoeheid geen reden voor levensbeëindiging door een arts kan zijn, de vraag is hoe lang dit nog gedragen wordt door de meerderheid van de samenleving. Juist omdat de overheid haar ethische normen niet wenst te ontlenen aan uitgangspunten die een absoluut geldend karakter hebben. Zodra de normen voor ethisch handelen onderwerp van discussie worden, regeert het heersende levensgevoel.

Als er een partij is die vertaalt wat er in de lucht hangt, dan is het D66. Het voorstel van Dittrich om mensen die genoeg hebben van het leven euthanasie toe te staan, sluit naadloos aan bij het moderne levensgevoel.

Het gaat de moderne mens om het genieten van het leven; er alles uit te halen wat erin zit. Zodra dat om lichamelijke of psychische redenen niet meer kan, of wanneer alle kansen zijn benut, heeft voor de hedendaagse mens het leven geen zin meer. Tegen die achtergrond is het standpunt van D66 –hoe triest ook– niet verbazingwekkend.

De ChristenUnie en de SGP stelden tijdens het debat dat zieken meer aanspraak moeten kunnen maken op compassie en ”mede-lijden” van de maatschappij. Dat geldt ook de medeburger die levensmoe is. Ten diepste mist hij een antwoord op de vraag naar de zin van het leven. Alleen wanneer de samenleving ervan overtuigd raakt dat er meer is „dan het genot van het goede leven” zal de vraag naar euthanasie afnemen. Daar ligt een van de grootste uitdagingen voor christenen.