Voorpagina13 oktober 2000

Libanezen rekenen op wraakactie na ontvoering Israëlische soldaten

„Het is de stilte voor de storm”

Door mr. R. A. C. Donk
BEIROET – De rust is bijna spookachtig. Af en toe komt een auto voorbij, de huizen lijken stuk voor stuk leeg en slechts een enkeling waagt zich op straat. Sinds de ontvoering van drie Israëlische soldaten, afgelopen zaterdag, wachten de inwoners van de dorpjes in het uiterste zuiden van Libanon in angstige spanning op de dingen die komen gaan. „Laat er alsjeblieft geen nieuwe oorlog komen.”


Het is een enigszins vreemde gewaarwording om in de voormalige veiligheidszone in Zuid-Libanon rond te rijden. Nauwelijks een halfjaar geleden werd dit gebied nog volledig door Israëlische troepen beheerst. Een buffer van gemiddeld 30 kilometer breedte scheidde de twee landen en moest de noordelijk gelegen Israëlische nederzettingen beschermen tegen aanvallen van guerrillastrijders.

Inmiddels hebben de Joodse militairen zich achter de eigen grenzen teruggetrokken, maar de sporen van hun jarenlange aanwezigheid zijn nog overal aanwezig. Tientallen verlaten uitkijkposten, opgeblazen legerjeeps en verwoeste helikopterplatforms ontsieren het landschap. De davidster is echter verdwenen en op elke strategische heuveltop wappert nu de gele Hezbollah-vlag.

De Israëlische aftocht uit het buurland en de daaropvolgende relatieve rust in het gebied konden echter niet voorkomen dat Hezbollah-strijders eind vorige week –in reactie op de confrontaties tussen het Israëlische leger en de Palestijnen– de grens overstaken en drie Joodse soldaten kidnapten.

Sinds de ontvoering is ”Code Yellow” –ofwel de eerste alarmfase– van kracht bij het Indiase bataljon van de VN-macht Unifil in Zuid-Libanon. „Alleen hoogst noodzakelijke operaties zijn nog toegestaan, zoals de dagelijkse patrouilles en ritten voor de water- en voedselvoorziening”, legt majoor R. K. Bansiwal uit. „Voor het overige zijn de mannen aan de bases en uitkijkposten gebonden en volgen de ontwikkelingen in de regio op de voet. Elke verandering in de situatie geven we direct aan het hoofdkwartier door.”

Direct na de kidnapping voerden de Israëliërs enkele zware beschietingen uit, maar de gevreesde massale vergeldingsmaatregelen zijn vooralsnog uitgebleven. Slechts af en toe klinkt het gedreun van geschut, maar daar kijken de Unifil-soldaten niet meer van op. Na 22 jaar bijna dagelijks bombardementen is het rustig. Té rustig.

„Het is de stilte voor de storm”, meent een Libanees die hand- en spandiensten voor de VN-macht verricht. „Alle internationale onderhandelaars zijn nu in de regio, dus dan zullen de Israëliërs niet zo snel aanvallen, maar ik ben ervan overtuigd dat ze wraak zullen nemen als die drie militairen niet heelhuids terugkomen.”

Zijn vrees wordt in elk geval in de dorpen in de buurt van de grens met Israël weerspiegeld. Veel straten liggen er uitgestorven bij en in de meeste huizen is geen enkel teken van leven te bekennen. Hezbollah-strijders zijn al helemaal in geen velden of wegen te zien. Opvallend is wel dat Libanese veiligheidstroepen inmiddels op beperkte schaal in het gebied patrouilleren, terwijl Beiroet tot nog toe geen verantwoordelijkheid voor de orde in het zuiden wilde nemen.

Wat Israëlische vergeldingsmaatregelen inhouden, weten de bewoners maar al te goed. Tientallen woningen dragen nog de littekens van de vorige bombardementen. De muren zitten vol kogelgaten en sommige huizen zijn half ingestort. De bewoners hebben een heilig ontzag voor de vuurkracht van de zuiderburen.

Opvallend rustig
Op en langs de weg naar de grens zijn de gevolgen van de eerste Israëlische reactie op de ontvoering duidelijk zichtbaar. Het wegdek zit vol gaten, veroorzaakt door granaatinslagen. Bij een van de VN-checkpoints staan enkele kapotgeschoten auto's – totaal doorzeefd. Even verderop is de weg over een lengte van 40 meter vernield door een voltreffer.

„De weg is inderdaad gerepareerd, maar er was een enorme krater na het bombardement”, vertelt een passerende automobilist. „Ik was erbij toen de Israëliërs een paar dagen geleden aanvielen. Ze schoten op alles wat naar het noorden reed. We konden nog net op tijd uit de auto komen. Een andere wagen kwam echter midden in het gat terecht. Daar zijn enkele gewonden bij gevallen.”

In de volgende bocht ligt het wrak van wat eens een minibusje is geweest. Een fragmentatiegranaat, afgevuurd door een gevechtshelikopter, heeft het voertuig tot een onherkenbare hoop schroot gereduceerd. Door de enorme hitte zijn de stalen onderdelen van de auto finaal gesmolten. Gelukkig konden de inzittenden zich op tijd in veiligheid brengen, aldus de voorbijganger.

Afgezien van deze korte vergeldingsacties hebben de Israëlische strijdkrachten zich vooralsnog opvallend rustig gehouden, kennelijk om het leven van de drie gijzelaars niet in gevaar te brengen. Ook in de buurt van de zogenaamde Libanese druzendorpjes schitteren de daken van Israëlische huizen in de felle zon. Vanaf hun hooggelegen posities houden Joodse militairen het buurland weliswaar nauwlettend in de gaten, maar voorlopig zwijgen de wapens nog.

„Laat er alsjeblieft geen nieuwe oorlog komen”, zegt Rashid Abu Zeid, een Libanese student die op een taxi staat te wachten in een dorpje aan de rand van de Bekaa-vallei. „We hebben hier al 25 jaar geweld gehad. De burgeroorlog, de Israëlische invasie, de bombardementen. Ik hoop dat beide partijen nu eindelijk eens verstandig worden. Dit kan toch niet altijd zo doorgaan.”