Voorpagina 14 juli 2000

Kabinet houdt vast aan kern wetsvoorstel

Nieuw onderzoek
naar euthanasie

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Het kabinet gaat een nieuw, grootschalig onderzoek starten naar de toepassing van euthanasie. Uit dat onderzoek moet blijken hoe vaak artsen overgaan tot levensbeëindiging en op welke gronden zij dat doen. Ook moet het onderzoek aantonen of de huidige meldingsprocedure voldoet en of de bereidheid van artsen om euthanasie daadwerkelijk te melden, toeneemt.

Dat schrijven de ministers Borst van Volksgezondheid en Korthals van Justitie in antwoord op de 540 vragen die de Tweede Kamer over de nieuwe euthanasiewet heeft gesteld. Uit het antwoord van het kabinet blijkt dat de regering onverkort vasthoudt aan de kern van het wetsvoorstel, namelijk dat artsen die euthanasie toepassen straks niet meer strafbaar zijn, mits zij aan de zorgvuldigheidscriteria voldoen en de levensbeëindiging melden bij een regionale toetsingscommissie.

Tot de zorgvuldigheidscriteria behoort dat er sprake moet zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, dat er een weloverwogen verzoek moet liggen van de patiënt zelf en dat de behandelend arts een tweede arts moet hebben geraadpleegd.

Tweemaal eerder, in 1990/91 en 1995/96, zijn dergelijke omvangrijke euthanasieonderzoeken uitgevoerd. In 1995 bleek dat slechts de helft van de gevallen (in totaal naar schatting 3600) werd geregistreerd. Reden was de angst van artsen voor strafrechtelijke vervolging en de administratieve rompslomp die de melding met zich meebracht. Twee jaar geleden zijn daarom vijf regionale toetsingscommissies in het leven geroepen om artsen te stimuleren gevallen van actieve levensbeëindiging te melden. Door het instellen van die commissies is het openbaar ministerie op afstand geplaatst.

De gegevens die de toetsingscommissies verzamelden zijn echter niet voldoende om de huidige algehele praktijk duidelijk in beeld te krijgen, menen de ministers. De gegevens kunnen in wetenschappelijke zin niet vergeleken worden met de onderzoeken uit de eerste helft van de jaren negentig. Vandaar dat het kabinet met ingang van 1 januari 2001 een nieuw, grootschalig onderzoek start.

Bevreemding
De kleine christelijke fracties kunnen zich in zo'n onderzoek vinden, maar spreken wel hun bevreemding uit over de gekozen volgorde. „Het is toch eigenlijk een ongerijmdheid”, stelt SGP-kamerlid Van der Staaij, „dat men eerst dit wetsvoorstel af wil handelen en dan pas het onderzoek wil doen. Om vast te stellen of de nu gekozen route wel de goede is, zou je de gegevens van zo'n onderzoek juist kunnen gebruiken.”

De kamerleden kunnen de komende maanden gebruiken om de 150 pagina's antwoorden van het kabinet te bestuderen. Op grond daarvan kunnen zij vaststellen of zij het wetsvoorstel schriftelijk voldoende voorbereid vinden. Als dat zo is, kan in het najaar een debat plaatsvinden. Het is ook mogelijk dat de Kamer nog een tweede schriftelijke gedachtewisseling verlangt.

Beschermwaardigheid
Volgens het kabinet is bij dit wetsvoorstel de beschermwaardigheid van het leven niet in het geding. „Velen zien de mogelijkheid om de ultieme ontluistering tegen te gaan en iemand de mogelijkheid te geven om naar zijn eigen begrip op een waardige manier afscheid te nemen en te sterven, als beschermwaardigheid van het leven”, aldus de bewindslieden.

Het nu voorliggende wetsvoorstel richt zich uitsluitend op wilsbekwame patiënten. Een regeling voor levensbeëindiging bij wilsonbekwamen wil het kabinet pas treffen als het huidige wetsvoorstel behandeld is.

Vorige week besloot het kabinet dat ongeneeslijk zieke kinderen tussen de 12 en de 16 niet zelfstandig mogen beslissen of zij euthanasie willen laten plegen. Daar is toestemming van hun ouders voor nodig. Het voorstel om hen zelfstandig het recht op levensbeëindiging te geven, is geschrapt na kritische geluiden van medici en kamerfracties.

Zie ook:
Dossier Euthanasie

„Kabinet ontwijkt morele discussie”