Toerisme 4 december 1999

Zie ook:
Open dag kaarsenfabriek

40 miljoen kilo kaars

In Abdij van Egmond is kaarsen maken bron van inkomsten

Van religieus symbool
tot profane lichtbron

Door Marianne Witvliet
„De kaars stond vroeger vooral symbool voor het Licht dat leven geeft”, zegt broeder Thijs, die in de Abdij van Egmond het ambacht van kaarsenmaker uitoefent. „Tegenwoordig is het voor de meesten een profane lichtbron die niets met de oorspronkelijke symboliek te maken heeft.” Toch speelt in vrijwel alle religies de kaars nog een rol. Joden ontsteken tijdens het chanoekafeest dagelijks een kaars in de zevenarmige kandelaar. Aanhangers van de Rooms-Katholieke Kerk branden eveneens kaarsen, zij het dat niet iedereen de verwijzing naar het Licht der wereld daaruit afleidt. Voor de benedictijner broeders blijft het symbool van kracht.

Broeder Thijs zet de geschiedenis van het klooster kracht bij met bedachtzame gebaren. „De abdij is van oudsher een plek voor bezinning. Gebed, gemeenschappelijk leven en gastvrijheid zijn richtingwijzers in het leven van de monniken.”

Na de verwoesting tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1573 werd de Abdij van Egdom pas in 1934 herbouwd. De kaarsenmakerij was voor de benedictijner monniken een belangrijke bron van inkomsten. De pottenbakkerij is sinds een jaar of vijf ook onderdeel van het geheel. Daar vervaardigen keramisten kandelaars, kruiken, schalen en liturgisch vaatwerk.

De abdij heeft bovendien enkele overnachtingsplaatsen. De belangstelling van niet-gelovigen om op gewijde grond te vertoeven, groeit. „Deze behoefte blijkt vooral bij jonge mensen te bestaan. Ze krijgen hier een kamer zonder radio en tv en worden geacht de gebedsdiensten mee te maken.” Tijdens de middagdienst en de vespers zingen de monniken psalmen in de Nederlandse taal. „Gasten vinden het heerlijk hier, maar slechts voor een korte periode. Helaas, want de abdij telt nog maar achttien monniken, van wie het merendeel ouder is dan 65 jaar.”

Broeder Thijs, behalve kaarsenmaker ook keramist, is zelf een van de jongsten. „Nu de meeste monniken bejaard zijn, werken we met een kring van vrijwilligers, onder wie veel buitenlanders. Samenwerking met mensen uit andere religieuze en culturele tradities dwingt tot verdieping.”

Dompelen
De kaarsenmakerij bloeide vooral na de oorlog op. Tijdens de Duitse bezettingsjaren maakten de monniken kaarsen uitsluitend voor eigen gebruik. Pas later groeide de verkoop.

Tot de jaren '80 was de productie vooral handmatig. Maar geleidelijk aan sijpelde de vooruitgang ook de muren van het ruim duizend jaar oude klooster binnen. „De oudste methode van kaarsen maken is dompelen. Die wordt nog steeds toegepast. Het vereist vakmanschap, ook nu het niet meer handmatig gebeurt”, zegt broeder Thijs, die vervolgens het proces uit de doeken doet. „De kaarsen draaien rond en worden afwisselend in een paraffinebad en een waterbad gedoopt. De paraffine stolt in laagjes. Het water koelt en maakt de kaarsen hard. Het eindresultaat is afhankelijk van de temperatuur, de snelheid waarmee gedompeld wordt en de samenstelling van het paraffinebad.”

Paraffine, een afvalproduct dat vrijkomt bij het raffineren van olie, kan met stearine gemengd worden. „Stearinekaarsen hebben minder de neiging krom te trekken. Stearine, geproduceerd uit beenderen van dieren, is echter een agressieve stof die wij bij voorkeur niet gebruiken. Een stearinekaars geeft ook een tamelijk blauw licht. Persoonlijk vind ik het gelere, warmere licht mooier.”

Pittig prijskaartje
In de kaarsenmakerij hangt de doordringende geur van paraffine. Broeder Thijs ruikt die niet meer. Alleen bijenwas, waarvan de abdij ook kaarsen maakt, prikkelt nog zijn neus. „Dat is een heerlijke karakteristieke geur.” Bijenwas is de derde grondstof voor de abdijkaarsen. Ze zijn zeven- tot achtmaal duurder dan exemplaren van paraffine of stearine. „Het is een natuurproduct. Sommige bijen produceren een stroperige was. Je hebt een dikkere lont nodig, want deze natuurlijke was brandt moeizamer dan paraffine.”

Gieten is een andere ambachtelijke manier waarop de abdij kaarsen vervaardigd. Vooral bij de grote jongens van soms meer dan een meter lang is dat een intensief karwei. „De gegoten paraffine krimpt en de mallen moeten steeds opnieuw gevuld worden. Dat kost meer dan een dag.”

De reuzen, vaak met de hand beschilderd of voorzien van een reliëf met een religieuze voorstelling, zijn vooral bedoeld voor kerken en abdijen. „Aan sommige kaarsen is zo veel werk besteed dat we het jammer vinden ze te verkopen”, glimlacht de broeder. Gebeurt dat toch, dan hangt er een prijskaartje aan van tussen de 500 en 600 gulden.

In de modern ogende abdijwinkel is het druk. Een bejaarde man haalt een door hem bestelde kaars op. Een jonge vrouw heeft van thuis haar kandelaar meegenomen en vraagt om kaarsen die daarin passen.

Het habijt van broeder Thijs dwingt tot de gedachte dat zich in deze ruimte twee werelden door elkaar bewegen. „Als je niet kijkt naar wat ons scheidt maar naar wat ons bindt, kom je tot rijke ervaringen.” Op de kwaliteit van zijn kaarsen valt in ieder geval niets af te dingen.

De winkel van de Abdij van Egmond, Vennenwatersweg 27, is op werkdagen geopend van 9.30 tot 16.00 uur, op zaterdag van 10.30 tot 16.00 uur. Tussen 1 mei en 1 oktober zijn er rondleidingen. Informatie: 072-506 27 86.