Toerisme 9 oktober 1999

Fotografen leggen verrichtingen van Boerenlegers vast

Stoere mannen met pijp of sigaar

Door S. J. van Leeuwen
„Het zijn onze broeders!” schreef een emotionele Louwrens Penning in 1899. De Boerenoorlog was toen al in volle gang en hield de Nederlandse gemoederen bezig. Door de ogen en oren van verslaggevers en fotografen bleef men op de hoogte van de „worstelstrijd der Transvalers.” De expositie ”De Boerenoorlog. Nederlandse fotografen aan het front” schetst een beeld van de aanvankelijk succesvolle verrichtingen van de Boerenlegers. De nederlaag die de Boeren uiteindelijk leden, maakten de fotografen niet meer mee. Na de inname van Pretoria in 1900 verdwenen zij en hun foto's uit beeld.

Stoere mannen met pijp of sigaar, met ruwe baarden en grote flaphoeden, staren in de camera. Tussen boerenwagens, tenten, treinen bevinden zich talloze van deze Boeren, die vervuld zijn van slechts één gedachte: As ons die Engelse nie dadelik aanpak nie, dan is ons verlore.

Zo begonnen honderd jaar geleden nog geen 90.000 Boeren opnieuw een wanhopige strijd tegen het Engels leger van de ”Rooineks”, dat uiteindelijk meer dan 500.000 man zou gaan tellen. Twintig jaar daarvoor (1880-1881) hadden zij met succes de Eerste Boerenoorlog gevoerd, die na een smadelijke nederlaag voor de Engelsen was beëindigd.

De droom van de Engelse kolonisator Cecil Rhodes, een Engels Afrika van „Cape to Cairo”, kwam hierdoor in gevaar. Een nieuwe oorlog liet dan ook niet lang op zich wachten. Engeland versterkte zijn troepen aan de grenzen van Oranje Vrijstaat en Transvaal. Onder het motto ”De beste verdediging is de aanval” trokken de eerste Boeren, die zich in allerijl verzameld hadden, op 11 oktober 1899 aarzelend ten strijde.

Nog voor het einde van de eeuw wisten de Boeren hun tegenstander gevoelige klappen toe te brengen. In één week tijd, ”Black Week”, behaalden de Boeren drie grote overwinningen. Het leek erop dat het machtigste land van Europa aan de verliezende hand was. Het kan echter verkeren. De Boeren bleven aarzelen, terwijl de Engelsen van hun schrik bekwamen en hard terugsloegen: Bloemfontein, Johannesburg en Pretoria vielen in 1900 in Engelse handen.

Fotografen

Tot op dat moment hadden drie Nederlandse fotografen de strijd op de voet gevolgd. De fotografen Stoel en Groote brachten de massaal toestromende Boeren en hun vertrek naar het front in beeld. Vrouwen met hoeden, lange rokken en paraplu's zwaaien hun enthousiast uit de trein hangende geliefden uit. Eenmaal in de kampen aangekomen, poseren veel Boeren gewillig voor de beide fotografen, zoals de acht Boeren die met hun schuin over de borst hangende patroonbanden en grote geweren gevaarlijk ogen. Vier collega's die er een stuk minder wild uitzien, kijken op de achtergrond toe.

Veel meer dan vertrekken, rusten en poseren lijken de Boeren bij Stoel en Groote niet te doen. Hun foto's komen dan ook een beetje saai over in vergelijking met die van de derde fotograaf, de Zeeuw Van Hoepen. Door Boeren vernielde spoorbruggen geven een eerste indruk van de strijd. Het blijft daar niet bij, want de Zeeuwse fotograaf maakte korte tijd later een foto van de Elandslaagte, waarbij meer dan de helft van het Hollanderkorps gevangengenomen of gedood werd. De aanblik van de dode paarden in de laagte is triest, hoewel de omgekomen Boeren dan al zijn begraven.

De gesneuvelde Engelsen van het King's Royal Rifles regiment zijn echter tien dagen na de slag bij Spionkop nog niet begraven. Opnieuw is het Van Hoepen die het treurige beeld vereeuwigt en ”64 dooden in een graf” op de foto schrijft. Gelukkig bleef veel Engelsen dat bespaard en verdwenen zij 'slechts' in Boerse krijgsgevangenenkampen. Verveelde Britten hangen daar over met prikkeldraad afgezette houten hekken, terwijl drie ferme Boeren vol trots vóór het hek poseren.

De fotografen hebben ook aandacht gehad voor Uitlanders, die aan de kant van de Boeren streden, en voor toezichthoudende militaire attachés. Zo komt het dat een Nederlandse ambulancewagen van de ”Amsterdamsche afdeeling” van het Rode Kruis in Modderspruit gefotografeerd is. En zo zijn ook de ”Fransche officieren in 't veld” en ”het Iersche Corps” tussen de Boeren beland. Een grappige foto die eruitspringt is die waarop gewonde Boeren die noodgedwongen hun tijd vullen met het schillen van aardappelen, het dankbaar object zijn geworden van een onbekend gebleven fotograaf.

„Bitter eind”
Bij de tentoonstelling ”De Boerenoorlog. Nederlandse fotografen aan het front” verscheen een gelijknamig boek van Louis Zweers (uitg. SDU uitgevers, Den Haag, 1999; ISBN 90 12 08772 4; 131 blz.; ƒ 39,90). In het boek van deze journalist, kunst- en fotohistoricus zijn alle foto's die het Legermuseum exposeert terug te vinden, met een inleidende tekst. Vlot geschreven is het boek niet. Het springt een beetje van de hak op de tak en heeft te weinig aandacht voor het grotere geheel van de Boerenoorlog.

Wel aardig is de aandacht die het boek besteedt aan het feit dat in deze oorlog voor het eerst op grote schaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die foto's bieden in de propagandastrijd. Het was voor de Transvaalse gezant dr. W. J. Leyds aanleiding om te schrijven: „Merkt ge hoe de pers in Europa aan onze zijde komt?”

Toch heeft dit niet kunnen voorkomen dat Bloemfontein, Johannesburg en Pretoria werden ingenomen. De strijd veranderde daarna in een heuse guerrillaoorlog. Voor de Nederlandse fotografen, die tot dan toe de strijd van het ”Broedervolk” gevolgd hadden, werd het te gevaarlijk en zij moesten hun werk opgeven. ”De Boerenoorlog. Nederlandse fotografen aan het front” is daardoor vooral een tentoonstelling van zegevierende Boeren en dode Engelsen. Het „bitter eind” is nog lang niet in zicht.

De expositie ”De Boerenoorlog. Nederlandse fotografen aan het front” is t/m 22 januari dagelijks van 10.00 tot 17.00 in het Legermuseum Delft te zien. Voor meer info: tel. 015-2150500.