Toerisme 9 oktober 1999

Wandeltraject reikt natuur bijna op presenteerblaadje aan

Trekvogelpad maakt
Nederland weer leuk

Door W. H. Smith
Twee dagen na de ”World Birdwatch” trekt Hans Peeters opnieuw zijn laarzen aan. Het succes van de megatrekvogeltelling tussen Zandvoort en Winterswijk (afgelopen zaterdag) geeft de woordvoerder van Vogelbescherming Nederland blijkbaar voldoende energie om regen en wind weer te trotseren. Dit keer om een van de zestig etappes van het nieuwe Trekvogelpad te verkennen. Om bovendien zwaaiend met de bijbehorende routegids in de hand verbodsborden te negeren. „Dit pad maakt Nederland weer leuk. Het doet dromen soms uitkomen.”

De witte slagboom bij het startpunt kan het rumoer van de Grebbeweg en Ouwehands Dierenpark niet voor 100 procent weren. Een kniesoor die daarop let en juist daardoor geen oog meer heeft voor al het moois om hem heen. De Heimenberg heeft namelijk nog maar net de herfst verwelkomd. Bladeren ritselen nu onder je voeten, varens beginnen geel en bruin te zien en paddestoelen en zwammen steken in veel varianten de kop op.

Ondertussen krioelt het in de bomen van ander leven. Allerlei vogels laten zich zien en van zich horen. Zowel de boomkruiper –een van de fanatiekste standvogels– als de even opgewekte boomklever komen voor de kijker. De eerste kruipt als een muisje met veren uitsluitend tegen de bast op, terwijl de tweede niet alleen behendig van onder naar boven, maar ook van boven naar beneden langs de stam kan lopen. Een groep zwarte meesjes –van snavelpunt tot staarteinde meten ze zo'n 11 centimeter– houdt de acrobaten gezelschap.

Haaks op trekroute
Het loofbos ligt op het Trekvogelpad, het eerste langeafstandswandelpad van de Nederlandse kust tot de Duitse grens. Het 75-jarige Nivon (Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk) gaf de route cadeau aan de precies een eeuw oude Vogelbescherming Nederland. Het 380 kilometer lange traject begint bij de duinen in Bergen aan Zee, eindigt in Enschede en is daarmee het tweede pad dat het hele land doorkruist. „Het pad staat precies haaks op de route die de meeste trekvogels kiezen”, vertelt Hans Peeters. „Het Pieterpad, dat het Groningse Pieterburen en de Pietersberg bij Maastricht met elkaar verbindt, loopt daarentegen juist parallel aan de vogeltrekroutes. Je zou dat bijna het Vogeltrekpad gaan noemen.”

Evenals bij het Pieterpad kun je op het Trekvogelpad overal 'instappen'. Een kleurengids geeft een nauwkeurige stap-voor-stapbeschrijving en bevat behalve leuke tekstfragmenten duidelijke topografische kaarten, waarop elke kilometer is teruggebracht tot 4 centimeter. Peeters: „Het traject bestaat uit zestig dagetappes, die elk afzonderlijk zijn te belopen. De route kruist op veel punten buslijnen en NS-stations en is in twee looprichtingen beschreven. Echte wandelaars zullen met de afstanden geen moeite hebben. Vogelaars, die gewend zijn onderweg regelmatig stil te staan om vogels te kijken, vinden ze misschien aan de pittige kant. Het pad passeert overigens regelmatig plaatsen waar men kan overnachten. Zo liggen er vijf van de in totaal vijftien Natuurvriendenhuizen van het Nivon langs de route.”

Belangrijk vogelgebied
Het Trekvogelpad staat voor een belangrijk deel in het teken van de natuur. De route leidt niet alleen door een enorme variëteit aan Nederlandse landschappen, maar rijgt bovendien zes zogenaamde ”belangrijke vogelgebieden van internationale betekenis” aan elkaar: het Wormer- en Jisperveld, Zaanstreek en Waterland, de Oostelijke Vechtplassen, de Rijn tussen Amerongen en Heteren, de Veluwe en de IJssel.

Nederland telt inmiddels 93 van dergelijke parels. „Veel vogels” is niet de belangrijkste maatstaf om voor de kwalificatie belangrijk vogelgebied in aanmerking te komen”, verduidelijkt Hans Peeters bij een spectaculair uitzichtpunt over De Blauwe Kamer, het eerste natuurontwikkelingsproject van Nederland. „Het belangrijkste, internationaal geldende criterium is de zogenaamde 1-procentdrempel. Dat betekent dat een gebied internationale betekenis heeft als er regelmatig minimaal 1 procent van de totale internationale populatie van een of meer vogelsoorten aanwezig is.” Naar beneden wijzend: „De Rijn, die daar in de uiterwaarden vrij spel heeft, ontleent die status tussen Heteren en Amerongen aan de kwartelkoning als broedvogel en de kleine zwaan als wintergast.”

Vergezicht
Ver beneden ons beweegt zich een lint regenjassen door de Blauwe Kamer. Tjitske Lubach, de vrouwelijke boswachter van het rietmoeras, houdt blijkbaar weer een rondleiding. Wellicht vangt zij het „crex-crex” van het schuwe kwartelkoningmannetje op. De roep van deze op wereldschaal bedreigde ralachtige bereikt ons op de top van de Heimenberg in ieder geval niet. De visarend laat zich vandaag evenmin zien. Ter compensatie maakt een groep smienten een rondje over het rivieroeverreservaat; ze fluiten er lustig op los. „U-wieuw, u-wieuw.” Even later komt een V aalscholvers voorbij. De visvangers kiezen een eenzaam zandbankje als zitplaats. Hun karakteristieke verticale silhouetten weerspiegelen zich in het groengrijze water.

De voorlichter van Vogelbescherming Nederland is zichtbaar in zijn nopjes. Het schilderachtige vergezicht op het Trekvogelpad blijkt letterlijk en figuurlijk een van zijn persoonlijke hoogtepunten te zijn. „Pas dit voorjaar ontdekt”, bekent Peeters. „Hier is de natuur het hele jaar mooi en er zijn altijd vogels.”

De loodgrijze wolkenlucht, waaruit af en toe wat regen sproeit, bederft de vredige sfeer in het bos niet. Alleen herinnert de militaire begraafplaats aan het feit dat op het stuwwallandschap in de meidagen van 1940 de grootste slag van de Duitse invasie werd uitgevochten. De rood-witte aanduidingen op paaltjes en bomen, waarmee het lange Trekvogelpad is gemarkeerd, leiden uiteindelijk langs het ereveld.

Project IJsvogel
We pakken onder de paraplu een stukje van natuurgebied Laarsenberg mee, passeren inrichting Heimerstein (waar een paar rode ooievaarssnavels in het gazon prikken) en komen op een asfaltpaadje langs de Grift. De waterstroom, die al in de vijftiende eeuw als Bisschop Davidsgrift werd gegraven om het veen te ontwateren en af te voeren, werd in de jaren dertig zodanig 'verbeterd' oftewel rechtgetrokken dat de naam Valleikanaal meer voor de hand lag. De grillige beek werd een bijna kaarsrechte sloot, een ongezellige afvoerbak.

De normalisatie(!) volgens het landbouwtechnische ”orde-en-netheidprincipe”, die overal in Nederland plaatshad, bleek uiteindelijk funest te zijn voor allerlei planten, insecten, vissen, zoogdieren en vogels. De Vogelbescherming nam om die reden vier jaar geleden het initiatief voor het Project IJsvogel, om beekherstel te stimuleren, in samenwerking met onder meer de Unie van Waterschappen. Peeters hoopt dat ook het gekanaliseerde Valleikanaal weer meer een natuurbestemming zal krijgen. „Herstel van de Grift als natuurlijke waterafvloeiing zou een belangrijke bijdrage zijn aan een ecologische verbindingszone tussen de uiterwaarden van de Rijn en de natuurreservaten de Hel bij Veenendaal en de Bennekomse Meent.”

WetlandWachten
Juist het onnatuurlijke waterbeleid van Nederland baart de Vogelbescherming zorgen. „Water zou veel meer de ruimte moeten krijgen. Zo voorkom je juist overlast. Verdroging, versnippering, vermesting en verstoring zijn de grootste boosdoeners. Ons land telt 78 wetlands die van internationale betekenis zijn voor de bescherming van vogels. Deze waterrijke gebieden bieden ruimte aan miljoenen trekvogels en aan 22 van 57 bedreigde en kwetsbare vogelsoorten van de Rode Lijst. We blijven de overheid ertoe aansporen haar mondiale verantwoordelijkheid voor deze terreinen waar te maken.”

Met steun van het Wereld Natuurfonds zette de organisatie een netwerk van ”WetlandWachten” op. „Deze vrijwilligers vormen onze ogen en oren in een wetland. Zij signaleren voor vogels nadelige situaties of ontwikkelingen en trekken dan aan de bel zodat er maatregelen genomen kunnen worden. Overigens profiteren allerlei organismen van deze aanpak.”

Voor sommige schepselen blijft de mens echter een onverbeterlijke bruut. In een boomgaard langs de Grift bungelen twee eksters en een kraai aan een touwtje. Zinloos. Een zwarte lap schrikt wellicht meer vogels af. Een club ringmussen en een merel uit Scandinavië duiken onbekommerd in een houtwal van wilgen.

Late herfsttrek
De Grift is zeker nog geen landschappelijke juweeltje, toch krijgen hier en daar natuurlijke processen opnieuw een kans. Het water is allesbehalve helder, maar schoon. Daar heeft de ijsvogel wat aan. Bij een bocht tuurt Hans Peeters door zijn kijker, in de hoop deze blauwe blikvanger te ontdekken. „Ze zitten hier, maar missen nog een geschikte broedplaats, het steile wandje.”

Ter hoogte van de Achterbergsche Hooilanden gaat het asfalt over in drassig gras en wordt van ons een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid verwacht. Bord ”verboden toegang” met deze gids negeren, adviseert het routeboekje. Koeien kijken meewarig toe als we zonder gêne onze laarzen in de modder laten zompen.

Manshoog wuivend riet ontneemt even het zicht op het grijze Griftwater, maar rietgorzen die uit de halmen tevoorschijn schieten, vergoeden veel. Een tapuitwijfje op een paal (onderweg naar een droge Afrikaanse savanne?) probeert niet op te vallen en een „heel late” boerenzwaluw zwenkt sierlijk over. Ook die heeft nog een afstand van 8000 kilometer voor de boeg. Een tjiftjaf bevestigt eveneens het beeld dat veel vogels langer met de herfsttrek hebben gewacht. Een gevolg van de lange, warme nazomer.

Vistrap
Het Trekvogelpad, dat wandelaars de natuur bijna op een presenteerblaadje aanreikt, stelt hen eveneens volop in de gelegenheid het wonder van de vogeltrek te bewonderen. Vijf miljard vogels doen mee aan deze halfjaarlijkse volksverhuizing in Europa. Waarschijnlijk dicteren hormonen hun reisprogramma. De gevederde schepselen eten zich eerst tonnetje rond voordat ze aan deze krachttoer beginnen. „Onvoorstelbaar dat zelfs vogeltjes van 10 gram zo'n riskante reis ondernemen. Ze wegen nog minder dan een envelop.”

Tegenover de oude Eendenput wachten honderden kieviten onze komst niet af. Ze maken zich los van het groene weiland. In de grijze lucht golft een zwartwit lint. De kuifjes blijven nog even in Nederland. Als het streng gaat vriezen, vliegen ze voor de vorstgrens uit naar het zuiden.

„Ik hoor kneuen”, mompelt de voorlichter van Vogelbescherming Nederland, terwijl hij met een half oog naar de lucht kijkt. Tja, hij droomt regelmatig over vogels. „Een beetje vogelaar luistert nu 's nachts naar overtrekkende koperwieken.” Het risico van een stijve nek neemt hij blijkbaar voor lief.

Kolkend water vestigt de aandacht op een vistrap. „Even kijken of er braakballetjes met visgraatjes op liggen. Of witte poepstrepen.” Helaas, de ijsvogel houdt het voor gezien. Enkel witte schuimwolkjes schieten langs de stroomversnelling. Maar Hans Peeters heeft alweer zeven watersnippen op het oog. „Dit pad maakt Nederland weer leuk. Het doet dromen soms uitkomen.” De mijne vandaag niet, maar boven de Grift verschijnt wel een regenboog.

De routegids ”Trekvogelpad” (ISBN 90 70601710; 192 blz. ) is voor 31,50 gulden verkrijgbaar bij de boekhandel.