Toerisme 4 september 1999

Noord-Holland herdenkt strijd in 1799

Een Russische bajonet
op de borst

Door B. L. P. Tramper
Met ruim 20.000 slachtoffers geldt de strijd in de duinen van Noord-Holland in 1799 als een van de bloedigste die ooit op Nederlandse bodem woedden. Toch is de oorlog tussen de legers van de patriotten en de Fransen enerzijds en de Engelsen en de Russen anderzijds nauwelijks bekend. Stichting Herdenking 1799 hoopt daar met diverse activiteiten verandering in te brengen. „De strijd was immers van cruciaal belang voor onze huidige democratie”, aldus voorzitter dr. ir. P. Kreijger.

Tijdens de gevechten tussen de twee legers, die van 27 augustus tot 6 oktober in de duinen plaatsgrepen, werd de bevolking in de omliggende dorpen niet gespaard. Nadat de Russen en de Engelsen het plaatsje Schoorl op de Fransen en de Bataven hadden veroverd, sloegen de kozakken aan het plunderen. Zij spaarden in hun rooftocht zelfs predikanten niet.

Ds. Simon Blom tekende in zijn memoires op: „Dien dagh 19 september waren wij te Schoorl ook in 't grootste levensgevaar, de musketkogels, ook soms die van het kanon, snorden overal, de glazen van de pastorij wierden grootdeels verbrijselt; haast nergens vonden we een veijlige verblijvplaats. Een musketkogel streek geen 2 vinger aan mij voorbij. 10 a 12 maal wiert mij, dan van de ene, dan van de andere parthij Russen de bajonet op de borst gezet.”

Invasie
De gevechten in Schoorl hadden plaats na een invasie van Engelse militairen op 27 augustus op het strand van Callantsoog. Samen met een Russisch leger probeerden zij Nederland te bevrijden van de Franse troepen. Die waren enkele jaren eerder de patriotten te hulp gekomen in hun streven naar de vestiging van een Bataafse republiek, waar vrijheid, gelijkheid en broederschap hoog in het vaandel stonden.

De Bataven gunden in hun Franse vazalstaat het Huis van Oranje geen plaats. Willem V zag zich in 1795 gedwongen de wijk te nemen naar Engeland. Aan zijn oproep aan de bevolking in verzet te komen tegen de Franse troepenmacht, werd nauwelijks gehoor gegeven. De Nederlanders hadden weinig meer op met het oude bewind van de stadhouder.

De Engelsen zagen de coalitie tussen de Fransen en de Nederlanders als een bedreiging. Zij vormden een pact met Rusland. De Fransen moesten verdwijnen, niet alleen uit de Bataafse Republiek, maar ook uit andere delen van Europa waar zij de idealen van de Verlichting gestalte probeerden te geven. Het uiteindelijke doel van de geallieerden was de verovering van Parijs.

Na de invasie bij Den Helder ontstond een verwoede strijd tussen twee legers van elk ongeveer 40.000 man. Aanvankelijk boekte de Engels-Russische strijdmacht snel terreinwinst, hoewel dat gepaard ging met grote militaire verliezen. Na zware veldslagen bij Zijpe en Bergen werd Alkmaar veroverd. Het geallieerde opperbevel ging ervan uit dat overweldiging van de republiek een kwestie van dagen was. De erfprins, Willem Frederik van Oranje, arriveerde alvast in Alkmaar.

De bloedige oorlog eindigde onverwacht snel in het voordeel van de Bataven en de Fransen. Schermutselingen aan het front bij Castricum liepen volledig uit de hand en er ontstonden hevige gevechten. Prins Willem Frederik werd ervan op de hoogte gesteld toen hij een kerkdienst in Alkmaar bijwoonde. Castricum werd beurtelings door de Engelsen en de Fransen veroverd.

Na een dag van felle strijd, in de stromende regen, werden de gevechten gestaakt. De Engelsen en de Russen kwamen tot het besef dat de Franse posities heel moeilijk veroverd zouden kunnen worden. Met de winter voor de deur hadden ze een weinig rooskleurig perspectief. De geallieerden bliezen de aftocht.

Tentoonstelling
Herdenking van de gevechtshandelingen is op haar plaats, vindt dr. ir. P. J. Kreijger uit Castricum. Hij is voorzitter van een stichting die tal van activiteiten heeft georganiseerd. Zo is er de komende maanden een tentoonstelling over de strijd te bezichtigen in het Marinemuseum in Den Helder. De expositie werd een week geleden door burgemeester drs. W. Hoekzema geopend. Ook verscheen een boek met de veelzeggende titel ”De lange herfst van 1799”, een uitgave van de herdenkingsstichting. Voor toeristen zijn er diverse fietsroutes uitgezet langs plaatsen die betrokken waren bij de gebeurtenissen.

Deze maand wordt een metershoog standbeeld opgericht voor het raadhuis van Castricum. Het kunstwerk krijgt een spreuk uit een lezing die de patriottisch gezinde Joachim Nuhout van der Veen in Castricum hield na de inval van de Fransen in 1795. In een gloedvol betoog zei Nuhout van der Veen toen onder meer dat het volk het recht heeft „zijn vertegenwoordigers te kiezen.”

Herdenking is van belang omdat met de overwinning van de patriotten de idealen van de Franse Revolutie glorieerden, aldus de stichting. De kustdorpen van Noord-Holland waren zwaargehavend, maar „desondanks is Nederland bij Castricum na 6 oktober 1799 definitief de weg naar vrijheid, gelijkheid en broederschap ingeslagen”, concludeert W. Steeman, secretaris van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.

Groen
Kreijger deelt die mening. „De oorlog was cruciaal voor de ontwikkeling van de democratie zoals we die nu kennen. Er kwam een grondwet, er kwamen rechten van de individuele mens en er kwam controle op de regering via een volksvertegenwoordiging. Later keerde Willem Frederik alsnog naar Nederland terug, maar door zijn aanwezigheid in Noord-Holland in 1799 had hij heel goed begrepen dat hij niet meer op de oude orde kon teruggrijpen.”

Niet iedereen was gelukkig met de gang van zaken. Een man als Groen van Prinsterer heeft later zijn waardering voor het staatkundig herstel uitgesproken, maar tegelijk de scheiding van staat en kerk betreurd. Een neutrale staat was in zijn ogen weinig perspectief beschoren.
Kreijger kan die kritiek verklaren. „In de democratie is het individu aan het woord en daarom staat ze in feite haaks op een geloofsleer, omdat die aan een collectief gebonden is”, zegt hij. Toch is de scheiding van kerk en staat in zijn ogen zo vanzelfsprekend dat niemand er meer vraagtekens bij plaatst. „Iedereen kan ermee leven dat de staat de wereldse zaken en de kerk de kerkelijke regelt. Althans, een meerderheid dan.” Over deze „fundamentele discussie” draagt de stichting geen opvatting uit, aldus Kreijger. „Wij willen alleen herdenken. Deze episode uit de geschiedenis is te veel in de vergetelheid geraakt. Bij velen is het zo dat in 1795 het deurtje sluit en dat het pas in 1813, bij de terugkeer van Oranje, weer opengaat.”