Toerisme 4 september 1999

Adoptie Drents heideschaap kost vijftig gulden per jaar

Grazend op de grote stille heide

Door Geertje Bikker-Otten
„Hij likt aan m'n been!”, giert een klein meisje. Ze staat een beetje verdwaasd om zich heen te kijken, plotseling omringd door honderden schapen. Nog maar even geleden zaten die allemaal op een kluitje in de schaapskooi van Ruinen te wachten op herder Jan Mos. Elke morgen om half elf gooit hij de deuren open. Binnen de kortste keren staat de hele kudde buiten. Wie tegen die tijd naar de kooi gaat, maakt een metamorfose mee. De passief afwachtende kudde verandert als de kooideuren opengaan op slag in een heftig blatende en grillig bewegende menigte. Wat wil je ook, na een nacht rust. De vrijheid roept!

Het vertrek van de kudde trekt elke dag weer bekijks, uiteraard vooral in het zomerseizoen. Vaak zijn het ouders met kleine kinderen die op deze gratis attractie afkomen. Geld geven mag, maar het hoeft niet. Bij de weg staat een soort collectebus met het opschrift ”Kijkgeld voor de schapen”.

„De mensen komen van de campings hier in de buurt”, weet Jan Mos. Die belangstelling schept wel verplichtingen. Weer of geen weer: de herder dient om half elf exact te vertrekken. Anders heeft hij ontevreden 'klanten'.

Jan Mos weet van het vertrek van de kudde een gezellige boel te maken. Hij knoopt praatjes aan met toegestroomde vakantiegasten en kinderen en laat de schapen eerst even in de buurt van de kooi ronddwalen. Menig kind grijpt de gelegenheid om zo'n wollig dier in het echt en van heel dichtbij te bekijken met beide handen aan. Maar ach, dat valt tegen. Echt zacht blijkt die krullige vacht niet te zijn. En ze zijn ook veel groter dan op plaatjes. De kleinste kooibezoekers raken er een beetje de kluts van kwijt.

Kwinkslag
De herder vindt het tijd voor wat actie. Hij blaast op zijn fluitje om de honden van de kudde aan te sporen. De bordercollies moeten de kudde bij elkaar drijven. De ene reageert iets trager dan de andere. Jan Mos grijpt dat aan voor een kwinkslag. „Weten jullie hoe dat komt? Daar zit net een nieuwe batterij in.” De aanwezigen kunnen het wel waarderen. „Je moet de mensen ook wat te bieden hebben”, verklaart Jan Mos later. „Een grap en een grol doen het altijd goed.”

De kudde van Ruinen is de oudste in Drenthe. Of eigenlijk moet je zeggen dat het van de naoorlogse kuddes de oudste is. De komst van kunstmest, begin deze eeuw, zorgde ervoor dat de kuddes die vanouds de Drentse heidevelden bevolkten in hoog tempo van het toneel verdwenen. Toen ook nog de prijzen van wol en vlees kelderden, was het met het economisch belang van het heideschaap gedaan. „Na de oorlog was er niet veel meer van de kuddes over”, zegt Jan Mos.

In 1949 werd besloten tot de oprichting van een kudde nieuwe stijl, met als belangrijk doel het instandhouden van het traditionele landschap. Die stap voorkwam ook uitsterving van het Drentse heideschaap, een van de oudste landbouwhuisdieren in ons land. De dieren die er nog waren, zijn opgekocht. Zij vormden onder andere de basis voor de raszuivere kudde van 450 Drentse heideschapen waarmee Jan Mos dagelijks de heide optrekt.

Horens en lange staarten bij de rammen en de ooien: dat zijn de karakteristieken van het Drentse heideschaap. „Het is het kleinste en soberste ras van Nederland”, valt te lezen op de kleine expositie op de deel van de historische boerderij van Jan Mos, vlak bij de schaapskooi. Het zijn taaie dieren. Ze kunnen tegen een stootje en hebben een hoge weerstand.

Gehoornde koppen
„Ze zijn een beetje dol vandaag”, vindt de herder. Hij denkt dat dat komt door de warmte van de voorgaande dagen. „Daar raken ze van uit hun doen.” Drie dieren lijken elkaar tot een gevecht uit te dagen. Ze stoten vervaarlijk met hun gehoornde koppen naar elkaar. Jan Mos is er niet van onder de indruk. „Dat geeft niets, het zijn vrouwtjes.”

We lopen een eindje met de herder mee op een morgen begin augustus, na een paar dagen met tropische hitte. Het is een beetje bewolkt en heiig, de heide bloeit al. „Ze is vroeg, door de mooie zomer”, weet Jan Mos. Hij is blij dat het niet zo heel warm meer is. „Een dag als vandaag is ideaal. Niet te veel zon, een windje erbij.” Erg ver zal hij vandaag met de kudde niet komen, denkt hij. De herder schat dat ze in zeven uur zo'n 8 tot 10 kilometer zullen afleggen. Hij wijst een bosje in de verte aan, dat is zo'n beetje het doel van vandaag. „'s Winters halen we wel 15 tot 20 kilometer op een dag.”

Uiteraard is het afleggen van een zo groot mogelijke afstand niet het belangrijkst. Mos voelt zich er in de eerste plaats voor verantwoordelijk dat de schapen voldoende te grazen hebben. „Ik moet ervoor zorgen dat ze hun buiken vol hebben als ze weer in de kooi zijn. Eigenlijk moeten ze zeven uur achter elkaar grazen. Als ze de kop omhoog steken, is het niet goed.”

Adoptie
De schapen van de zeven kuddes die Drenthe momenteel telt, hebben een belangrijke taak als natuurbeheerder. Ze dragen er al grazend aan bij dat de uitgestrekte heidevelden niet veranderen in grassige gebieden of struikgewas. De herder dient zich daarbij te houden aan een in samenspraak met Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten opgesteld begrazingsplan.

Om de toekomst van de Drentse schaapskudden veilig te stellen, hebben de besturen van vijf van deze kuddes de handen ineen geslagen. Vier jaar geleden werd de ”Stichting tot behoud van de Drentse schaapskudden” opgericht. „De geldstroom wordt steeds dunner, dat is een groot probleem”, zegt voorzitter H. van Dam. Hij vreest dat de tekorten de komende jaren alleen maar toenemen. Subsidies van Rijk en provincie stagneren, terwijl tegelijkertijd de kosten –voer, veearts, loon herder, afvoeren mest– toenemen. „De wol levert niets op. We krijgen 80 cent per kilo, dat komt neer op 2,40 gulden per schaap. Alleen het scheren kost al 5 gulden”, aldus Van Dam.

De stichting probeert op allerlei manieren meer aandacht te krijgen voor de zogenaamde gescheperde kuddes in Drenthe. Zo kunnen bedrijven en particulieren donateur worden van een kudde of zelfs een schaap adopteren. Dat laatste kost vijftig gulden per jaar. Onlangs publiceerde de stichting het gidsje ”Gouden hoeven op schrale gronden” waarin de geschiedenis en de betekenis van de oude en de hedendaagse kuddes uiteen wordt gezet. De titel slaat op het verre verleden, toen de mest van de schapen nog van groot belang was voor het verbeteren van de vruchtbaarheid van de bodem.

Er staan ook zeven wandelroutes in het boekje, die langs de verschillende Drentse schaapskooien voeren. „Zo'n boekje kost 8,95 gulden, daarvan is drie gulden voor de stichting”, licht Van Dam toe. Hij merkt dat de gezamenlijke aanpak vruchten begint af te werpen. „We zien de belangstelling voor de kuddes toenemen.”

Reumatisch
Het blijft natuurlijk een fraai gezicht, een witgewolde kudde op de grote stille heide. Eenzaam is het ook. „Je moet wel tegen de stilte kunnen”, zegt Jan Mos. Hij heeft daar geen moeite mee, mijdt zelfs bij voorkeur grote mensenmassa's. „Als het mooi weer is, zie ik op dat fietspad daar de hele dag minimaal veertig fietsers rijden. Dan kom ik niet in de buurt, veel te onrustig.” De kans dat een schapenminnende toerist zomaar in een grazende kudde belandt, is dan ook niet erg groot.

Wat Jan Mos betreft, is het najaar het mooiste seizoen. „Ik zeg wel eens: Herder zijn is in de zomer romantisch en in de winter reumatisch.” Hij tikt op een inklapbare zitstok die aan een riem over zijn schouder hangt. „Die heb ik altijd bij me, van dit leven word je wel oud in de botten.”

Het einde van zijn herderscarrière is in zicht. Volgend najaar hoopt hij zestig te worden, dan kapt Mos ermee. Zijn opvolger is al bekend. Het beroep blijft in de familie. Jan Mos volgde jaren geleden zijn vader Paul Mos op als herder op de heide bij Ruinen. Volgend jaar treedt er een nieuwe Paul Mos aan, een oomzegger van Jan.