Toerisme 31 juli 1999

Zie ook: Gedichten en vogels

Kop van Noord-Holland zet een vergeten oorlog op de kaart

Schuivende walvispoten
in Frans fort

Door W. H. Smith
Met 500 tinnen soldaatjes, exposities en speciale routes zet de Kop van Noord-Holland deze zomer een vergeten oorlog op de kaart. Die van 1799, waarbij een Engels-Russische invasiemacht het Frans-Bataafse leger in de pan probeerde te hakken. De militaire krachtmeting tussen Bergen en Den Helder liep op een fiasco uit. Twee eeuwen na dato bedekt het zand van strand en duin duizenden gesneuvelden. Het hele drama kreeg ook een staartje: de marinestad hield er Fort Kijkduin aan over.

Na 1799 ontdekte Napoleon Bonaparte dat het strategisch gelegen Den Helder vijanden bar weinig tegenwicht kon bieden en daarom besloot hij van „het Gibraltar van het Noorden” een bastion te maken. Zo liet de kleine, grote strateeg op een blonde duintop een fort bouwen. Honderden Spaanse krijgsgevangenen werkten zich bij het voormalige walvisvaardersdorp Huisduinen in het zweet, overigens ook de plek waar Michiel de Ruyter de Engelsen in 1673 op de huid zat.

De Franse keizer zag Fort Kijkduin nooit klaar. Wel bezocht Napoleon in 1811 de bouwput (de autoriteiten moesten de burgers dwingen de stad „met kransen, groene takken, emblemen, alsmede vlaggen en wimpels” te versieren) en vernoemde hij een straat in Parijs naar de Noord-Hollandse plaats: Rue du Helder.

Betonkap
Op een mooie dag biedt het bolwerk een fraai zicht op de zandplaat Razende Bol, een luierplek voor zeehonden. Dan blijkt tevens waardoor Den Helder bij velen bekend is: als winderige oprit van Texels Eigen Stoomboot Onderneming. Het grootste waddeneiland, dat zich sinds 1414 al stad mag noemen, lijkt heel dichtbij te liggen. Niettemin lukt het slechts weinigen dit miniatuur-Holland zwemmend te bereiken. Vanwege de verraderlijke zeestromen.

In Fort Kijkduin blijft het bij droogzwemmen. Althans voor de bezoekers. Voordat Theo Popma hen echter in het milieu van de Noordzee onderdompelt, leidt de gids ze eerst door de ingewanden van het „enige Franse fort in Nederland.” Onderweg schetst hij in vogelvlucht de historie en verklapt hij geheimen. Z'n betoog is doorspekt met het woord ”schitterend”, maar Popma weet het leuk te brengen. Soms hoeft hij niets te zeggen en vertellen schaalmodellen of een diorama met loden soldaatjes zwijgend het verhaal.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen de Duitsers de vesting als kazerne in gebruik. De bezetters pasten de bakstenen doos keurig in hun Atlantikwall. Om het fort tegen bommen van de geallieerden te beschermen, zetten de Germanen het een helm op. „Dat hebben we geweten”, vertelt Popma, die opnieuw met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis banjert. Een groep Helderse enthousiastelingen, waar hij ook deel van uitmaakt, kocht de vervallen bunker in 1988 voor één piek van de toenmalige eigenaar, Defensie, en stuitte op een 60 centimeter dikke kap van gewapend beton. „Dat werd dus twaalf maanden met drilboren stampen.”

Hondshaaien
Het opknappen ging niet met de Franse slag; de restauratie nam anderhalf jaar in beslag. Door het gewicht van de betonkap waren de buitenmuren wat boller gaan staan en zaten er grote barsten in het plafond. Popma wijst op de kleurverschillen in het metselwerk en noemt voor de liefhebbers soort en prijs van de speciaal nagemaakte bakstenen: Vecht-model, één à twee gulden per stuk.

Onder en boven de bomvrije kazematten werd veel werk verzet. Het resultaat –„een fort met inhoud”– leent zich thans zowel voor een bruiloft als voor een dagje uit. Zeker het zeeaquarium is een ”oh”-ervaring. Popma taxeert de zeebaarzen in de wrakkenbak achteloos op „20 gulden de kilo.” Schuifelend door een zestien meter lange glazen tunnel (ook de bodem is transparant) weten z'n gasten zich omringd door armlange hondshaaien en diklipharders. Rond de aaizone geven durfallen kreeftjes en garnaaltjes een duwtje in de rug, terwijl voor de golfslagbak iedereen door de knieën gaat. De zeenaald –familie van het zeepaardje– krijgt van Popma op z'n rug zomaar „een tweetaktmotortje.”

Walvisreservaat
Vooral ”WalvisWereld” moet voor Fort Kijkduin een kassakraker worden. Tot februari 2001 beantwoordt deze Greenpeace-tentoonstelling veel vragen over zeezoogdieren. De expositie roept ook vragen op, zeker als in een evolutionistisch betoog de geleidelijke verschuiving van neusgaten en poten bij de watermammoeten ter sprake komt. De natuurbeschermingsorganisatie, die een vurig pleidooi voor een wereldwijd walvisreservaat houdt, stelt volgens Popma terecht de walvisjacht door Japanners en Noren aan de kaak, al gaan de wilde acties hem soms een stapje te ver.

De giganten blijken te kunnen zingen, grommen, fluiten, zuchten, klikken, loeien en snurken. En ook vreselijk te stinken, als ze dood zijn. In het voormalige kruitmagazijn prikkelt formaline de neus, een middeltje dat het skelet van een gewone vinvis (”Pieter”) intact houdt. Negenhonderd kilo botten hangt onder het drie meter dikke plafond. In november werd de baardwalvis voor de kust van Egmond voor een omgeslagen zeilboot aangezien. Het dier, waarschijnlijk aangevaren door een tanker, bleek 30 ton zwaar, had ogen zo groot als een appel en een tong die net zoveel als een olifant woog. Van de baleinen werden vroeger korsetten gemaakt. „Onvoorstelbaar wat er in de bek van zo'n beest wappert.”

Greenpeace sjouwde zelf een bultrugmoeder, weliswaar van kunststof, het fort binnen. En een baby, die in het echt dagelijks 600 liter moddervette melk krijgt „ingespoten.” Chris de potvis, eveneens te kijk, spoelde in '97 op de Wassenaarse Slag aan. Keurig afgekloven ging deze tandwalvis in Kijkduin ook naar de kelder. Had hij maar beter zijn koppie (met de grootste hersenen van alle wezens op aarde!) moeten gebruiken.

Fort Kijkduin, Admiraal VerHuellplein 1 in Huisduinen (bij Den Helder), is dagelijks geopend van 10.00 tot 18.00 uur. Informatie: 0223-612366.