Toerisme 19 juni 1999

In scheepsliften worden we vier keer méters omhooggetild

De deltawerken van België

Door P. J. Vergunst
Wie er nooit van gehoord heeft, kan er ook niet warm voor lopen. Maar wie ze gezien heeft, vergeet ze niet meer: de scheepsliften in de Belgische provincie Henegouwen. Uittorenend boven een omgeving van grasland en kanalen. In een bak met water gaan we met boot en al in de lift, om 17 meter hoger onze waterweg te vervolgen.

Een kilometer of twintig boven het voormalige steenkolenmijnstadje Charleroi en de omliggende arbeidersdorpen hebben we even tijd nodig om ons te oriënteren in dit regionale park met kanalen. Rond de aangelegde waterwegen bevinden zich in een straal van 15 kilometer het hellende vlak van Ronquières, de nieuwe dubbele kabellift van Strépy-Thieu en de vier oude, hydraulische scheepsliften in het Canal du Centre, het kanaal dat voor de verbinding tussen Maas en Schelde tekent.

Internaat
De lichten doven in de ”Marie-Rose”. Voor ruim een uur wordt dit binnenvaartschip voor ons het centrum van de wereld en draait de aarde om de boot. Moeder Marieke tobt over de verdiensten, weegt de franken die de lading zal opleveren. Als haar oudste kind binnenkort naar het internaat moet, zal het leven voor haar niet zonniger worden. Ze zal maar niks zeggen tegen Benoise, haar man, die zijn aandacht bij het roer heeft. Ook voor hem heeft het leven op het water schaduwzijden. In de zomer kan de warmte verstikkend zijn. „Toeristen zien alleen de mooie kant, weten niet dat je soms vanaf vijf uur vaart, veertien uur aaneen aan het roer staat, kronkelige, ondiepe rivieren of mist op je weg krijgt.” Het ergste wat je kan overkomen, is het verliezen van je schip, „waaraan we gehecht zijn als een boer aan zijn stukje grond”, zegt Marieke in sappig Vlaams.

Elke dag leeft Marieke 24 uur met haar man op een beperkt aantal vierkante meters. Ze is niet alleen huisvrouw, ook matroos. Kookt op onregelmatige tijden, doet boodschappen voor een maand tegelijk. Haar vader staat kritisch tegenover de tijd waarin zijn dochter als binnenvaartschipper leeft. „Vandaag wil iedereen op zijn vijfentwintigste kapitein zijn. Als ik vroeger tegensputterde, wist ik dat opa schoenmaat 44 had.”

Op de schippersbeurs probeert Benoise geschikte lading te verwerven. „Krijg jij als niet-Hollander vrachten naar Holland?”, voegt een collega hem verbaasd toe. In het schipperscafé heeft een derde een nieuwtje: „Kleine Mathilde gaat trouwen met een postbesteller uit Luik. Haar ouders zijn razend dat ze aan wal gaat.” Dan gaan de lichten weer aan in de Marie-Rose. We blijken met de koptelefoon op het hoofd in een driedimensionaal decor het leven van de binnenvaartschipper gezien te hebben. Het spektakelstuk ”Een schip, een leven” is een levendige inleiding op een tocht langs liften en kanalen in Henegouwen. „Nooit eerder zag ik zo'n boeiend museum”, zegt een vrouw naast me tegen haar enthousiaste kinderen. Ik beaam het in gedachten.

Twee herders
Drie minuten later staan we 150 meter boven het kanaal van Brussel naar Charleroi, in de top van de toren bij ”Het hellend vlak” van Ronquières. Waar onderin de toren in en rond de ”Marie-Rose” het leven van de binnenvaartschipper oplichtte, hebben we bovenin een brede blik. Naar het noorden zien we het Atomium in Brussel, het ijzerkristal dat overbleef na de wereldtentoonstelling van 1958, en de contouren van Waterloo, waar Napoleon in 1815 op één dag 48.000 manschappen verloor. Het landschap in het zuiden wordt gedomineerd door hoogovens, omgeven door oude boerderijen en grote stukken grasland waar vanwege het werk van twee herders nooit gemaaid wordt.

Beneden ons zien we de ”Dordrecht 25” wachten op toegang tot ”Het hellend vlak”. Deze constructie van 1432 meter bestaat uit twee metalen bakken van 91 meter die schepen tot 1350 ton kunnen omvatten, om in veertig minuten een hoogteverschil van 68 meter te overbruggen. Voor de Belgen was deze op 1 april 1968 geopende ”luchtmetro” de oplossing die het beste aansloot bij de natuurlijke helling van de rotsachtige grond, waarbij het watergebruik in de hand gehouden werd. Even heel simpel: de schepen varen in een bak, die afgesloten en met behulp van tegenwichten over een rail langzaam omhooggetrokken wordt. Even eenvoudig als vernuftig! En vooral prachtig om te zien. Wie meer wil horen over tractiekracht, vliegwielen, wrijving of turbomotoren, meldt zich behalve voor de toeristische rondleiding ook aan voor de technische variant hiervan.

Industriële archeologie
Met de voortgaande ontwikkeling van de scheepvaart worden we geconfronteerd als we hoog opzien tegen een indrukwekkende bouwwerk van staal en beton, de nieuwe scheepslift bij Strépy-Thieu, waaraan sinds 1982 gewerkt wordt. Als volgend jaar de opening plaatsvindt, is een lijn van vier eeuwen voltooid: reeds in de zeventiende eeuw hadden de Staten van Henegouwen belangstelling voor de aanleg van een gegraven waterweg die Brussel via Nijvel met de Samber zou verbinden. In 1832 wordt het kanaal Brussel-Charleroi door het onafhankelijke België in gebruik genomen, waarna het Canal du Centre volgt, om een verbinding tussen Mons en Houdeng te realiseren.

Hoe moet echter het hoogteverschil van 89 meter overbrugd worden? Het is hoofdinspecteur Hector Genard die het idee krijgt 24 sluizen te vervangen door vier liften! Tussen 1882 en 1919 worden ze in gebruik genomen. Nu dienen ze slechts het toeristisch verkeer.

De wind wappert langs ons hoofd en de zon verliest het van de wolken als we de scheepslift van Houdeng-Aimeries naderen. Wie hier woont, zal niet beter weten, maar voor ons blijft het een opwindende ervaring in dit unieke stuk industriële archeologie vier keer 17 meter omhooggetild te worden. Op het jaagpad langs het water wordt nu gewandeld door mensen die ongetwijfeld vergeten dat dit pad ooit de lijdensweg was van velen die stap voor stap hun gezwollen voeten sleepten naar hun eindbestemming, het kerkhof of de „armemensenbelt”, zoals Joseph Devondel ooit in vier versregels verwoordde.

Cultureel erfgoed
Ook in die zin getuigen de scheepsliften van een periode die we sociaal en technisch ver achter ons lieten, en daarom is het goed dat de Unesco eind vorig jaar deze liften op de lijst van beschermd cultureel erfgoed plaatste. „Het zijn de laatste scheepsliften van de wereld”, vertelt medewerker Philippe Dumpas, nadat hij de boot in de bak van de scheepslift vastgelegd heeft. „Alleen in Canada zijn er ook twee, die echter niet hydraulisch maar elektrisch werken.”

De architecten van de liften, die in het ijzer de uitdrukking van hun geest vormgaven, zijn tijdgenoten van Gustave Eiffel, de man die in 1889 in Parijs een toren bouwde. De scheepsliften kenmerken zich door een stroevere stijl in vergelijking met Eiffels fijnere constructies. Dumpas is op een natuurlijke manier trots op dit Belgisch bezit: „De liften zijn wel niet de oudste van Europa, maar wel bijzonder in die zin dat ze een geheel vormen en zonder één defect decennialang hun taak hebben gedaan.”

Het principe van de scheepslift is dat tegenwicht tussen de twee bakken van 50 meter voor de op- en neergaande beweging zorgt. Omdat beide bakken even zwaar zijn, komen ze op gelijke hoogte tot stilstand. Als de machinist de kraan opendraait en 30 centimeter water toevoegt, komt er al beweging in de bak, het principe van de communicerende vaten. Terwijl hij de laatste scheepslift uitvaart, citeert Dumpas met instemming Archimedes: „De boot verplaatst een hoeveelheid water die gelijk is aan zijn eigen gewicht.” Links voor ons wijst hij de Italiaanse kantine aan, kleine achtpersoons huisjes die in 1946 gebouwd werden om 224 Italiaanse gastarbeiders voor de kolenmijnen onderdak te verlenen.

Ontroering en fierheid
Tonen de scheepsliften de toerist op ontspannen en attractieve wijze het leven in het vooroorlogse Wallonië, de vernieuwde lift van Strépy-Thieu komt niet minder imposant dan onze deltawerken over. In 1964 reeds werd de bouw ervan aanbevolen door de Europese Conferentie van Transportministers. Zolang het Canal du Centre niet volledig voor 1350-tonschepen bevaarbaar zou zijn, blijft er een hiaat bestaan in de zoetwaterverbinding tussen de industriële zones van Noord-Frankrijk, Wallonië, Brussel en Henegouwen met andere gebieden.

De vooruitgang laat zich aflezen uit de cijfers: had een schip van 300 ton vijf uur nodig om de vier oude scheepsliften te passeren en het hoogteverschil te overbruggen, schepen van 1350 ton doen het volgend jaar in 1 uur en 55 minuten! Wie de bouw gadeslaat –een ononderbroken luchtballet–, begrijpt dat nu reeds gesproken wordt over de indrukwekkendste erfenis uit het Wallonië van de 20e eeuw. Twee brugkanalen van 168 meter verbinden het water van het kanaal met de lift. In het bezoekerscentrum toont een (promotie)film de voortgang van het werk. „Als de eerste bak in december 1997 omhooggaat, staan ontroering en fierheid op de gezichten van de medewerkers.”

Meer informatie over Wallonië en de scheepsliften: Belgisch Verkeersbureau voor de Ardennen en Brussel, Kennemerplein 3, 2011 MH Haarlem; tel 0900-20107 (ƒ 1,- per minuut, voor beantwoording van directe vragen) of 023-5340978 (standaardpakket).