Toerisme 12 juni 1999

Normandië wil grootste vloot van het millennium bijeenkrijgen

Drama en idylle in
middeleeuws Rouen

Door Jeannette Donkersteeg
De zon geeft de gedekte tafel aan boord glans. Prikkend in een stukje zalm glijden we Normandië binnen over het water van de Seine. Kasteeltjes en landhuizen die achter klimop en wilde rozen schuilgaan, kijken op ons plezierjacht neer. Rouen, met z'n middeleeuwse hart, komt in zicht. Ooit legde Napoleon I deze 12 knopen tussen de Noordzee en de Normandische hoofdstad per stoomboot af. Wij varen in zijn kielzog en na ons –komende maand– volgen tientallen schepen. Op weg naar wat ”De vloot van het millennium” zal worden genoemd.

Het is een oud en rustig land, dat zich ten noordwesten van Parijs uitstrekt tot aan de zee. Normandië kent kleine dorpen met vakwerkhuisjes onder een rieten kap, monumentale kloosters, fascinerende ruïnes en zelfs grotten. Zowel cultuur- als natuurliefhebbers kunnen hier hun hart ophalen. Alleen het klimaat –vergelijkbaar met het Nederlandse– spreekt niet iedereen aan. Wellicht is dat de reden waarom veel buitenlanders hun tent enkele honderden kilometers zuidelijker in Frankrijk opzetten. Deze zomer heeft Normandië echter een extra attractie, die voor sommige toeristen het gemis aan tropische temperaturen wellicht compenseert. In de haven van Rouen meert volgende maand een groot aantal vaartuigen aan. Samen zullen ze ”L'Armada du siècle” vormen.

Voor liefhebbers van schepen heeft het evenement inmiddels een bekende klank. Tien jaar geleden was er in Rouen ook al een grootscheepse Armada, toen om de bevrijding van de Franse Revolutie (toen twee eeuwen geleden) te vieren. De grote belangstelling van zowel kenners als toeristen deed de organisatie in 1994 opnieuw de handen uit de mouwen steken. Weer was er iets te gedenken, namelijk het feit dat vijftig jaar eerder de geallieerden in Normandië voet aan wal zetten. Het ritme zit er nu in. Vijf jaren na ”L'Armada de la liberté” vindt Rouen het tijd voor een nieuwe, grootse schepenshow, de laatste van het millennium.

Rond 9 juli doen tientallen schepen hun intocht via de Seine. Pas op 18 juli hijsen ze de zeilen om huiswaarts te gaan. Tien dagen lang presenteren zowel twee- en drie- als vier- en vijfmasters zich. Sommige groot als een kathedraal, andere van bescheiden formaat. Meer dan dertig landen –van Noorwegen tot Zuid-Amerika– zijn vertegenwoordigd. Italië stuurt de Amerigo Vespucci, een driemaster uit 1931; uit Nederland komen onder andere de Aphrodite (brik, 1994) en de Oosterschelde (driemaster, 1918); en uit Frankrijk zelf is onder meer de Belem aanwezig, een driemaster uit 1896. Met dertig ”tall ships”, twaalf oorlogsschepen en tal van rivierschepen wordt deze vloot de grootste van de eeuw, beweert Patrich Herr, voorzitter van de armada-organisatie. Het feit dat meer landen erop bogen de grootste vloot van de eeuw bij elkaar te hebben gekregen, wuift hij weg. Herr verwijst naar het Engelse boek van de ISTA, de International Sailing Training Association, die L'Armada du siècle bij voorbaat als grootste van de eeuw zou erkennen.

Vuurwerk
Hoe dan ook, op de kaden zal het de komende maand wemelen van de matrozen. Per dag wordt er een kleine miljoen mensen verwacht. Het publiek tuurt door kijkers en camera's; een film op ”het grootste scherm ter wereld” toont beelden van havenactiviteiten uit de afgelopen honderd jaar; op de hoeken van de straten zitten kunstschilders met hun ezels en penselen. 's Avonds spettert vuurwerk uiteen boven de havenstad.

Alle onderdelen van L'Armada du siècle zijn gratis toegankelijk. Alleen voor een parkeerplaats dient 20 frank (ongeveer 6,5 gulden) te worden neergeteld. Toeristen die met een eigen bootje komen, kunnen hun vaartuig kwijt rond een eilandje midden in de haven. Daar zijn althans 300 ligplaatsen.

Gezinnen waarvan de heren tijdens hun vakantie graag naar masten en zeilen kijken terwijl de dames liever iets anders doen, zullen in Rouen ongetwijfeld een compromis kunnen vinden. De stad heeft meer dan kaden; het bekende Museum van Schone Kunsten bijvoorbeeld, dat tijdens de Armada-dagen gedeeltelijk in het teken van de scheepvaart in de kunst zal staan en waar onder andere werk van Claude Monet hangt. Niet ver bij Rouen vandaan, in Giverny, is overigens nog veel meer van Monet terug te vinden. Zijn voormalige huis staat daar, met het bijzondere park, dé inspiratiebron van de grote schilder.

Zwarte kat
Beperk je je tot het centrum van de hoofdstad zelf, dan kom je ook al tal van bezienswaardigheden tegen. Het historische middelpunt lijkt op een prent van Anton Pieck. Eeuwenoude gevels hellen vervaarlijk naar voren. Ze spreken de taal van de ouderdom. Soms omdat ze net als bejaarde mensen krom zijn 'gegroeid'; soms omdat ze dateren uit de periode van vóór 1520, toen de bovenste gedeelten van gevels bewust als een dakje boven de straat werden gebouwd. Na 1520 was het niet langer toegestaan overstekende gevels te bouwen. Dat had te maken met het vuil, dat in die dagen nog metershoog op straat lag. Het stadsbestuur vreesde dat pestepidemieën uitbraken doordat de vieze lucht niet goed wegkon als gevolg van de uitgebouwde gevels.

Ook een hofje met een gazon en leilinden herinnert aan donkere dagen. Het ziet er idyllisch uit, maar blijkt een dramatische achtergrond te hebben. In de 16e eeuw bliezen duizenden mensen die door de pest waren besmet hier hun laatste adem uit. In een van de muren zit een versteende kat; een magere mummie aan een touwtje. Een zwarte kat werd in het grijze verleden als onheilbrenger beschouwd, verklaart een stadsgids. Wanneer hij veilig opgeborgen werd, zou de ziekte hopelijk verdwijnen.

Dergelijke plaatsen vond je vroeger ook in andere steden; ze bleven echter slechts zelden bewaard. Gewoonlijk werd zo'n hof niet lang na een epidemie tot op de grond afgebrand. Die van Rouen bleef overeind. In het houtwerk vond men afbeeldingen van skeletten die met koningen dansten. Een boodschap voor het nageslacht: voor de dood is iedereen gelijk.

Tragiek
Plaatsen vol tragiek zijn ook het bisschoppelijk paleis, waar in 1431 Jeanne d' Arc ter dood werd veroordeeld, en de oude marktplaats, waar de brandstapel voor haar werd aangestoken. Het plein is nog altijd omringd door oude vakwerkpanden. Eén ervan herbergt La Couronne (1345), de oudste herberg van Frankrijk; een ander biedt onderdak aan het Musée Jeanne d' Arc.

Midden op het plein staat een opvallende, moderne kerk in de vorm van een boot, de Eglise Sainte Jeanne d' Arc. Achter in het gebouw zie je de halfronde muur van de toren waarin de martelares gevangen zat. Ook het moderne beeld herinnert aan haar. De driekhoekige dakjes boven de marktplaats symboliseren vlammen.

Vanuit zijn 151 meter hoge hoogte kijkt de gietijzeren toren van de Notre Dame neer op deze historische stad. Aan zijn voet zullen op 18 juni duizenden Fransen én vakantiegangers tientallen zeilschepen uitzwaaien als zij weer koers zetten richting zee. De vaartuigen drijven dan stroomafwaarts. In een van de bochten huilt een stenen man. Het is Victor Hugo (1802-1885), schrijver van (niet altijd even verheffende) wereldliteratuur. In deze bocht verdronk Hugo's dochter, zes maanden nadat ze in het huwelijk was getreden. Het Victor Hugo-museum aan de wal vertelt meer over het drama in de rivier en over het privé-leven van de auteur, die met zijn maîtresse in Spanje met vakantie was toen hij hoorde dat zijn dochter en schoonzoon in de Seine waren omgekomen.

Het standbeeld blijft treuren; de schepen kiezen aan het eind van de rivier het ruime sop en in Rouen gaat de 'feestcommissie' zich wellicht bezinnen op de eerste Armada van het nieuwe millennium.