Toerisme 29 mei 1999

Curaçao
500 jaar veelkleurig

Door R. Pasterkamp
Een verroeste wegwijzer van de ANWB, landhuizen, een Hollandse dorpskerk bepleisterd in geel, veel ijs in het drankje, loomheid, wielklemmen, de toekan van Van der Valk hoog uitrijzend boven de daken van Willemstad. Curaçao is zoiets als de Zaanse Schans op Texel, maar dan onder de hoogtezon. Waar Hollanders in hun moerstaal om pindakaas vragen.

Groot, klein, dik, dun, plat, rond, lelijk, mooi; alles zwemt voorbij. Een steen lijkt op een vis, een vis lijkt op een rots. Ga niet op de gevlekte schorpioenvis staan, want je lijdt dagenlang pijn. Om ervan af te komen moet je zo snel mogelijk in heet water. Alsof dit tropische zwembad dat de Caraïbische Zee heet met een graadje of 25 nog niet warm genoeg is.

Stilte, weldadige stilte. Geen auto's, geen rumoer, geen stress. Wie onder water is, realiseert zich pas wat voor herrie het erboven is. Duizenden haast doorzichtige visjes glinsteren in het zonlicht, alle oogjes op ons gericht. Een school papegaaivissen schrikt en zwemt pardoes een andere kant op. Alsof ze het op afspraak doen. Spaanse lipvisjes (geel onder, blauw boven) poetsen parasieten bij elkaar weg.

Bang voor verpleegsterhaaien hoeven we voor de kust van Curaçao niet te zijn. De slanke zustertjes kunnen weliswaar ruim 4 meter worden, maar doen niets zolang je ze niet lastig valt. Ginds zweeft een reuzenzeebaars voorbij. Zoals alle zeebaarzen begint de vis het volwassen leven als vrouwtje, om na het bereiken van een bepaalde grootte te veranderen in een mannetje.

Wie echt een kanjer wil zien moet naar het Curaçao Seaquarium. Herby the Jewfish, een zeebaars van 450 kilo, tikt vriendelijk met zijn snuit tegen het glas. Hij staat graag in de belangstelling. De Engelse naam Jewfish (joodvis) zou verwijzen naar de geschiedenis van Jona, die niet door een walvis maar door een zeebaars zou zijn opgeslokt. Tja, de bijbel spreekt van „een groten vis.” En Herby is groot.

Gele bal
Curaçao boven de zeespiegel is bijna net zo mooi als er onder. Duiken kan langs de hele zuidkust, alleen echte durfallen wagen zich ook in het ruige noorden te water. Je hoeft niet per se met flessen op je rug en zo'n knellend pak aan te duiken; wie gewoon wil snorkelen ziet ook een wondere wereld aan het plexiglas voorbijtrekken. De blik over het ondiepe rif is al een onvergetelijk schouwspel.

Het mooiste moment van de dag boven water is als de zon bij Westpunt in de zee duikt. Langzaam, heel langzaam wordt de gele bal oranje. Als-ie kopje onder gaat sieren prachtige kleuren de hemel. Het licht trekt zich af van de rode daken aan de Handelskade in hartje Willemstad. Schemering kent Curaçao niet. Ineens is het donker.

Met de rust is het dan gedaan. Lopen er 's middags alleen maar toeristen op straat, in het maanlicht mengen zich de culturen. Vanaf een schaars verlicht terrasje, nippend aan een fruitpunch, moet je niets anders doen dan horen, zien, ruiken en genieten. O ja, en niet boos worden als het drankje iets te lang op zich laat wachten. De dienstverlening op het eiland staat hier en daar nog in de kinderschoenen.

Een schoolbel rinkelt. Teken dat de Koningin Emmabrug, de levensader tussen de twee helften van Willemstad, opengaat. Het gevaarte uit 1888, drijvend op zestien pontons, danst in 2 minuten over de azuurblauwe Sint Annabaai. Wie nu als voetganger naar de overkant wil moet meevaren met de Havendienst 2. Gratis. Even later passeert een immens containerschip. Aan beide kanten heeft het drijvende pakhuis maar enkele meters over. De joekel is net niet aan te raken. Vanaf de brug van het schip is deze havenentree xxter wereld net Madurodam.

Koude kermis
Het laatste jaar van deze eeuw viert Curaçao feest. Het feest van 500 jaar geschreven geschiedenis. Natuurlijk bestaan de Antillen al veel langer, maar pas in 1499 zette de Spanjaard Alonso de Ojeda, een maat van Columbus, voet aan wal op het eiland. De Spanjaarden en Portugezen kwamen echter van een koude kermis thuis. Goud of andere kostbaarheden waren er niet. Curaçao en ook Aruba en Bonaire (samen de Benedenwinden) werden als „nutteloze eilanden” bestempeld. Het kostte de Nederlanders in 1634 dan ook weinig moeite de ABC-eilanden stuk voor stuk te veroveren. Johannes van Walbeeck begon op Curaçao –verreweg de grootste van de drie– snel met de bouw van Fort Amsterdam, nog altijd het bestuurscentrum in Willemstad.

Van die Nederlandse invloed kwam Curaçao nooit meer los. Zelfs Sinterklaas en zijn Pieten meren er ieder jaar begin december af. De band met koud Holland spijt de een en verheugt de ander. In 1954 kregen de Antillen weliswaar volledig zelfbestuur binnen het koninkrijksverband maar vandaag de dag zijn bijvoorbeeld justitie en onderwijs nog altijd op Hollandse leest geschoeid. Afgezien van het feit dat basale zaken zoals schriften en potloden soms ontbreken, moeten de kinderen op school Nederlands leren, al spreken ze thuis en op straat Papiaments, een mengelmoesje van Spaans, Engels en Nederlands.

Duizenden ”makambas” (zoals 'koloniale' Nederlanders door de Antillianen worden genoemd) wonen permanent op het tropische stukje van het Koninkrijk der Nederlanden. De marine heeft er een basis, grote Nederlandse banken hun kantoren, in de horeca zijn de kaaskoppen rijkelijk aanwezig en tientallen ambtenaren vormen de vertegenwoordiging van Nederland op de Nederlandse Antillen. Ongeveer 5000 van de 150.000 eilandbewoners zijn geboren in Nederland. Op de arbeidsmarkt staan deze mensen te boek als ”buitenlander.”

Pijlers
Financieel staat het land er niet best voor. Hulp vanuit Nederland is hard nodig, al zeggen de bestuurders het zelf wel af te kunnen. Toerisme is een van de belangrijkste pijlers onder de economie van Curaçao. Vorig jaar bezochten 215.000 toeristen en 231.000 cruisepassagiers ('s ochtends in, 's avonds uit) het eiland. Markt nummer 1 is Nederland met vorig jaar bijna 57.000 bezoekers, een daling met 8 procent in vergelijking met het jaar daarvoor. De eerste 3 maanden van dit jaar waagden ruim 14.000 landgenoten zich aan de bijna 10 uur lange vlucht naar Curaçao. Dat is 2,5 procent minder dan dezelfde periode vorig jaar.

Volgens Pieter Sampson, directeur van het Curaçaose Toeristenbureau, kampt het eiland nog altijd met een negatief imago. „Zeg Curaçao en de Nederlander denkt aan drugs, corruptie of aan een roversnest”, vertelt hij in zijn kantoor in Willemstad. „Als de mensen eenmaal hier zijn geweest, zien ze dat het anders is. We hebben een pr-bureau in Nederland ingehuurd om het beeld bij te stellen.” Peter Meijer, general manager van het Hotel Porto Paseo, woont al 19 jaar op Curaçao en ergert zich aan het zijns inziens foutieve beeld. „Ik ben nog nooit op straat beroofd en voel me hier absoluut niet onveilig.”

Trots
Volgens Sampson moet Curaçao concurreren met lageprijsgebieden in het Caraïbisch gebied. „Een Nederlander vliegt naar Isla Margarita, krijgt daar een hotel met eten, drinken en alles erbij voor een bedrag waarvoor hij nog niet eens een enkeltje Curaçao kan boeken.” Sampson kan zich opwinden over de luchtvaartpolitiek. Bij de KLM (dertien vluchten per week op het eiland) kost een stoel al gauw 1800 gulden.

Jarenlang had de nationale trots het monopolie op Curaçao. Volgens sommigen een absolute goudmijn. Sinds vorige maand mag ook Martinair twee keer per week op vliegveld Hato landen. De Boeing-767's zitten afgeladen. „In de zomer en tegen het einde van het jaar kunnen we absoluut meer mensen naar het eiland krijgen,” beweert Sampson. „Maar er zijn geen stoelen. De maatschappijen willen of kunnen geen grotere toestellen inzetten.”

„De KLM is de grootste vijand van het toerisme”, lucht hotelbaas Meijer zijn hart. „Als de tarieven omlaaggaan heeft dat dubbel effect. Er komen meer mensen en anderen komen in plaats van een keer, twee keer per jaar. De gemiddelde bezetting van mijn hotel is 80 procent. De twee slechtste maanden van het jaar zijn juli en augustus. Mensen willen dan wel naar Curaçao maar kunnen niet.”

Passaatwind
Terwijl Curaçao –7833 kilometer vanaf Amsterdam– het waard is om door meer mensen ontdekt te worden. Dat hoeft niet per se in dit jubileumjaar. Misschien zelfs wel niet. November, januari en februari zijn de beste maanden om te gaan: vliegen is dan minder duur (prijsvergelijking met maatschappijen die vanaf Brussel en Keulen vliegen loont!) en door de regenbuien wordt de tropische hitte tot acceptabeler waarden teruggebracht. Niet te lang op het strand, een kleurtje krijgen doe je toch wel.

Op tropisch Curaçao is de gemiddelde jaartemperatuur 27 graden Celsius. Een bijna altijd aanwezige passaatwind zorgt voor verkoeling. Verschil tussen winter en zomer is er nauwelijks, het scheelt maar 2,5 graden. Het absolute minimum dat ooit werd gemeten was 19 graden Celsius op 4 februari 1925. Autochtone eilandbewoners beginnen overigens al te rillen als het kwik onder de 25 graden daalt.

Een bezoek aan Willemstad is een must. En dan niet bij Van der Valk aan de koffie met appelgebak gaan zitten (oké, even kijken in de woest gedecoreerde lobby), maar door de straten van Punda flaneren. Huiveren op de vismarkt, zoete geuren snuiven op de drijvende markt waar schreeuwerige Venezolanen hun waar slijten. Kijk vooral omhoog naar de prachtige huizen (met Zaanse geveltjes!) en schitterend opgeknapte gebouwen.

De historische binnenstad, sinds vorig jaar vermeld op de Werelderfgoedlijst van Unesco, is een lust voor het oog. Zoals de knalgele tempel Emanu-El uit 1867, waar over niet al te lange tijd het openbaar ministerie zal zetelen. De kamer van de procureur-generaal heeft een uitbouw richting zee. De man geniet van een werkelijk fantastisch uitzicht. Vanachter zijn bureau kan hij zien of de snelle boten van de Kustwacht beet hebben.

Friettent
Het gaat goed met Curaçao. Langzaam kruipt het eiland uit het dal. Wegen worden verbeterd, vuilnis netjes opgehaald. Het eiland oogt schoner dan pakweg 5 jaar geleden. Zelfs Otrobanda, Willemstads legendarische criminele woonwijk op de westoever van de Sint Annabaai, is met de wederopbouw begonnen. Motor er achter is Jopi Hart. Vanaf de grote klok op het Brionplein („hier komt iedereen, begin een friettent!”) laat hij graag zijn wijk zien.

Omdat het oudste deel van Willemstad, Punda, uit zijn voegen barstte, werd in 1707 toestemming gegeven de overkant (Otrobanda) van de Sint Annabaai te bebouwen. De nieuwkomers, een mengelmoes van ex-slaven, vrijbuiters en kooplui, kregen de vrije hand. De huizen hebben alle kleuren van de regenboog: groen, geel, rood, blauw. Dat is te danken aan gouverneur Kikkert, de man die begin achttiende eeuw namens Holland het bewind voerde op Curaçao. Hij kreeg zo'n last van het weerkaatsende zonlicht op de witte muren dat hij Willemstad in pasteltinten liet uitvoeren.

Het politiebureau ziet er schitterend uit. Dit uit 1750 stammende koopmanshuis is een voorbeeld van de Curaçaose bouwstijl: een combinatie van Hollandse topgevels en zadeldaken, met Spaans-moorse galerijen. Jopi Hart heeft overal een verhaal bij. Zelfs van mensen die hij onderweg tegenkomt wordt het verleden opgehaald. „Als mensen hun eigen huisje opknappen, geeft dat de burger moed”, zegt hij in de Consciëntiesteeg. „De monumenten van morgen bouw je immers vandaag.” Om daar mijmerend aan toe te voegen: „Naarmate men iets herovert op het verval komt het fatsoen terug.”

Gortdroog
Tropische weelderigheid kent Curaçao niet. Daarvoor regent het veel te weinig. In het Christoffelpark (met de gelijknamige berg, niet meer dan een heuvel van 375 meter) is het dan ook gort- en gortdroog. Cactussen hebben de tijd van hun leven. Wie ze wil zien (meer dan alle Intratuinen in Nederland ooit bij elkaar kunnen zetten) doet er goed aan een vierwiel aangedreven jeep te huren. En dan maar hopen dat de banden tegen de stekels kunnen. Constant ritselt het in de droge berm. Leguanen. Vlak voor de jeep kruipt er eentje van formaat kleine tekkel over de weg.

De zeezijde van het Christoffelpark is het mooiste. De onstuimige zee slaat stuk op de rotsen. Op vlakke gedeelten verdampt het water en blijven bergjes zout achter. Drie krabbetjes maken zich uit de voeten. En weer leguanen. Maar die zijn op Curaçao net zo gewoon als bij ons de huismus.

Voor meer informatie: Toeristenbureau Curaçao in Rotterdam, Vasteland 82-84, tel. 010-4142639.