Toerisme 1 mei 1999

Nationale historie '40-'45 verweven met burgerleven

Het verzet van
Jacoba Maria Blom

Door W. M. Bakker
Als Jacoba Maria Blom-Schuh in april 1941 een collectante van de Winterhulp aan de deur krijgt, doet ze geen duit in het zakje. „De opbrengst is voor de Duitsers en NSB'ers en dat zijn een stelletje rovers, net als Adolf Hitler”, laat ze dapper weten. Deze daad van verzet komt de Haagse dame op 3 maanden gevangenisstraf te staan. In het nieuwe Verzetsmuseum in Amsterdam vormt haar verhaal een treffende illustratie bij de overbekende maar nog steeds aangrijpende geschiedenis van Nederland in de jaren '40-'45.

Prins Bernhard mocht er woensdag tijdens de officiële opening als eerste een kijkje nemen, vanaf vandaag is het grote publiek welkom. Het nieuwe onderkomen van het Verzetsmuseum aan de Plantage Kerklaan is weliswaar nog niet helemaal ingericht, de permanente tentoonstelling kwam deze week klaar. Die geeft een chronologisch beeld van Nederland tussen ruwweg 1930 en 1950.

Aan de ontvangstruimte voor groepen –vooral scholen vormen een belangrijke doelgroep van het in 1985 aan de Lekstraat gestarte museum– wordt nog gewerkt. Scholieren kunnen al wel op een informatie-eiland terecht, met onder meer computerprogramma's over thema's als verzet, mensenrechten en vooroordelen. Met wisseltentoonstellingen hoopt het museum op recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld over vluchtelingenstromen, te kunnen inspelen.

Verzuiling
Over de vaste expositie van het nieuwe museum zegt voorzitter R. Haks: „We hebben bezoekers vooral willen treffen met het element van persoonlijke keuzen en persoonlijke dilemma's waar mensen voor stonden.” Enkele regels uit het gedicht ”Iemand verzet zich” van Remco Campert vormen daarbij een leidraad: „jezelf een vraag stellen/ daarmee begint verzet/ en dan die vraag aan een ander stellen.” Het museum wil hiermee volgens Haks aangeven „dat we het woord verzet in nieuwe situaties moeten en kunnen hanteren.”

De tijd dat het Verzetsmuseum direct met de Duitse inval in Nederland inzette, is voorbij. De expositie voert de bezoeker allereerst terug in de sfeer van de jaren dertig, waarin de verzuiling een in het oog springend gegeven vormt. Het museum brengt dat –letterlijk in de vorm van zuilen– in beeld. Een foto toont een echtpaar met zeven kinderen. Het gezin zit te bidden voor de broodmaaltijd. Bij de foto kregen een traktaatje met „schietgebeden” en een ”Roomsch-katholiek mis- en versperboek” een plaats.

Ook de socialistische, liberale en protestants-christelijke zuilen komen aan bod. Wie de laatste in beeld wil brengen, kan niet om de persoon van dr. Abraham Kuyper heen. Zijn afbeelding is dan ook te zien, naast een bijbeltje waarin geschreven staat: „Ter herinnering aan uwe afgelegde Geloofsbelijdenis – van Pa en Moe, 1926.” Kranten uit de tweede week van mei 1940 onderstrepen de verzuiling van die tijd. Zo hangt De Standaard van Kuyper naast De Nieuwe Dag, die in rooms-katholieke kring aftrek vond.

Gevangenschap
Het zijn ingrediënten die je op elke expositie over de Tweede Wereldoorlog kunt aantreffen. Dat geldt ook voor de fragmenten van Radio Oranje die hier te beluisteren zijn. In elk geval is het Verzetsmuseum erin geslaagd bekende gegevens op een aardige wijze te rangschikken en de bezoeker als het ware deel te laten uitmaken van de toenmalige maatschappij. Wat er uitspringt, zijn de kleine, persoonlijke voorvallen van onbekende burgers, die de hoofdlijn van de historie van de jaren 1940-'45 illustreren.

Zo hangt er de foto van de indertijd 40-jarige Jacoba Blom, een dame met een veer op haar hoed. Zij gaf haar verzet niet op toen ze 3 maanden in Duitse gevangenschap zat. In die tijd moest ze de kousen van de SS-bewakers stoppen, maar ze naaide die dicht, zogenaamd uit onkunde. Dergelijke fragmenten doen de bezoeker van het Verzetsmuseum glimlachen, te midden van de afschuwekkende feiten die de expositie óók vertelt en die ruim 50 jaar na dato nog niets van hun ernst hebben verloren.

Op een andere zijweg vertelt de tentoonstelling het verhaal van het echtpaar Niehof, dat begin 1941 een dochter kreeg. Op voorstel van verloskundige Nelia Epker noemen ze haar: Irene Beatrix Juliana Wilhelmina. Het geboortebericht levert de jonge ouders een stroom van reacties op. Wildvreemden sturen hen –veelal anoniem– kaarten, bloemen en taarten. Als de verloskundige in maart een bedankadvertentie in de krant plaatst, pakken de Duitsers haar op. In augustus 1945 keert ze als overlevende uit het concentratiekamp Ravensbrück terug.

Verduistering
Voor wie door het historische straatbeeld wandelt, komt het verleden dichtbij. De verplichting bij avond de woningen te verduisteren, gaat nog eens extra leven bij het lezen van een bijbehorende aanwijzing: „Licht trekt vliegtuigen aan. Het kleinste lichtschijnsel kan gevaar opleveren voor een geheele buurt. Denk vooral aan de achterzijde van Uw woning. Contrôleer geregeld Uw verduistering.”

Het bekende gegeven dat radiotoestellen bij de bezetter moesten worden ingeleverd, krijgt reliëf tegen de achtergrond van het verhaal van Theo Ibo. Zijn leeftijd staat niet vermeld, maar op een foto oogt de knaap jeugdig. De handige jongen maakte zogenaamde kristalontvangers, gemakkelijk te verstoppen toestellen waarmee mensen Radio Oranje konden ontvangen. In tijden van honger kon zijn vader die bij boeren voor voedsel ruilen.

Als het om de geschiedenis van de onderduik gaat, komt niet alleen de Landelijke Organisatie (LO) aan bod, waaraan onder anderen de naam van Frits de Zwerver verbonden is. Behalve op algemeen bekende feiten en personen richt het museum de aandacht op het Limburgse Tienray, waar 123 kinderen verborgen gehouden werden. Zij waren uit de Hollandse Schouwburg –om de hoek van het huidige Verzetsmuseum– bevrijd en vonden onder anderen bij 'tante Hanna' en 'oom Nico' onderdak.

Sterkste wapen
Van Hilda Post uit Nieuwlande werden de volgende woorden opgetekend: „Mijn vader was een verzetsman. Het geloof was zijn grote inspiratiebron. Als meisje van tien, elf jaar bracht ik codeboodschappen en bonkaarten weg. Soms bracht ik onderduikers naar een duikadres. Bij verhoor heb ik nooit wat losgelaten. De steun van God gaf me de kracht en moed om te doen wat er van me gevraagd werd. Ons sterkste wapen tegen de sadistische, satanische invaller was het gebed.”

De expositie loopt uit op de bevrijding van Nederland, waarna ook nog de capitulatie van Japan in augustus 1945 voor het voetlicht komt. Over de meifeesten valt meer te zeggen dan de relaties die ontstonden tussen Nederlandse meisjes en geallieerde soldaten. „Ik heb het feest van de bevrijding niet meegemaakt”, vertelt Jan Brasser, knokploegleider te Krommenie. „Ik was af, af, af, helemaal kapot, geestelijk kapot. Ik wilde de straat niet op tussen al die hossende en feestvierende mensen. Ik kon 't niet verdragen.”

Het Verzetsmuseum, Plantage Kerklaan 61 in Amsterdam is van dinsdag t/m vrijdag van 10-17 uur en zaterdag van 12-17 uur geopend. Toegang: ƒ 8,00; 6 t/m 16 jaar ƒ 4,00; Informatie: tel. 020-6202535.