Toerisme

Biechstoel in het Duitse klooster Buch dateert van na Reformatie

Toeristen in plaats van monniken

W. M. Bakker
Wie Leipzig bezoekt, moet in twee perioden leren denken: voor en na de ”Wende”. De tegenstelling keert op tal van plaatsen in de vroegere DDR terug. Door het Saksische Burgen- und Heideland loopt ook nog een andere historische scheidslijn: voor en na de Reformatie. Bij een oud klooster zet een biechtstoel de bezoeker even op het verkeerde been. De stoel stamt uit de tijd nadat Luther de biecht „in principe” had afgeschaft, maar protestanten maakten er nog lang nadien gebruik van.

Leipzig behoort tot de weinige steden die kunnen zeggen dat het centraal station hun grootste bezienswaardigheid vormt. Het is symmetrisch gebouwd. De Westhal was vroeger voor de Pruisen, de Oosthal voor de Saksen. Vanaf 1934 konden beiden door dezelfde deur en ontstond één geheel. Na een omvangrijke operatie heet het complex sinds twee jaar het grootste ”kopstation” van Europa. Aan het verkrijgen van die titel ging een investering van 500 miljoen Duitse marken vooraf.

Het geheel heeft de omvang van twaalf voetbalstadions. Er zijn 23 perrons, maar de slogan die in de hallen hangt, geeft aan dat er meer is: ”Alles voor reizen, leven en genieten”. Een kreet die bij de moderne mens weerklank moet vinden. De ultramoderne spoorentree van de stad heeft een ruime voorsprong op de rest van Leipzig. Op vele plaatsen wordt, precies tien jaar na de Wende, weliswaar hard gewerkt om de stad op te poetsen, maar het is onmiskenbaar dat er nog grote delen verpauperd bij liggen.

Jaarbeurs
Een studente die Nederlands als bijvak koos, informeert nu buitenlandse gasten in die taal over de stad. De gids vertelt dat de naam Leipzig naar de periode tussen de zevende en de negende eeuw teruggaat, toen een Slavisch volk in deze contreien een dorp stichtte. Het was een „plaats bij de Linden”, kortweg: Leipzig. In de tiende eeuw bouwden de Duitsers er een burcht. Omdat ze aan een kruispunt van twee belangrijke handelsroutes lag, nam het belang van de stad zienderogen toe.

Leipzig heeft een lange traditie op het gebied van jaarbeurzen. De gids vertelt dat de stad in de vijftiende eeuw het „recht op jaarbeurs” kreeg. Twee, later drie keer per jaar stond de stad in het teken van de beurs, die voor het eerst in 1497 werd gehouden. Begin zestiende eeuw maakten de enorme markten een grote bloeiperiode door. In de negentiende eeuw werd het accent naar tentoonstellingen verlegd. De monsterbeurs (Mustermesse) deed zijn intrede.

Het spiksplinternieuwe jaarbeurscomplex dat tussen 1993 en 1996 aan de rand van Leipzig verrees, ligt nu op de routes van toeristische rondritten. De afkorting MM kreeg een nieuwe inhoud; geen MusterMesse, maar ”Messe und Mehr”. Bij de bouw van de expositiehallen kreeg ook het milieu aandacht, laat de gids weten. „Voor elke parkeerplaats die werd aangelegd, is een boom geplant.” Het geeft de glazen omgeving een groen, vriendelijk aanzien.

Opgeblazen
Er valt meer over het milieu te vertellen. Ooit verdienden 60.000 werknemers hun brood in de bruinkoolindustrie. Op dit moment telt de sector nog slechts vier- tot vijfduizend arbeidsplaatsen. „Een positief effect van deze ramp is dat het milieu de afgelopen jaren aanzienlijk vooruit is gegaan”, stelt de gids vast. Intussen ligt de toegenomen werkloosheid –ook die heeft met de Wende te maken– de vroegere DDR-stad zwaar op de maag. De afgelopen tien jaar trokken honderdduizend inwoners weg. Van de 450.000 die overbleven, heeft 16 procent volgens de student geen baan. Anderen spreken van 25 procent.

De gids doet niet haar best te verbloemen dat er in de oude stad heel wat „lelijke gebouwen” staan. Ze legt uit dat vaak onbekend is wie de eigenaar is, waardoor niet met herstel kan woren begonnen. Nogal wat woningen zouden aan in het verleden gevluchte Joden toebehoren. Zolang daarover onduidelijkheid bestaat, gebeurt er niets aan restauratie. Intussen gaat het proces van vernieuwing elders stap voor stap verder. Niet altijd tot vreugde van de bevolking. Inwoners van Leipzig zouden hun tranen de vrije loop hebben gelaten toen een oude kerk werd opgeblazen omdat op die plek een nieuwe universiteit van de grond moest komen.

In de stad vind je tal van herinneringen aan de Slag bij Leipzig. Tussen 16 en 19 oktober 1813 stuitten Napoleons troepen, komend vanuit Rusland, op de geallieerde legers. In de strijd sneuvelden 100.000 soldaten. De stad werd bijna volledig vernield. Eenderde van de bevolking stierf nadien aan epidemieën. De Russische kerk in Leipzig herinnert sinds 1913, een eeuw na de slag, aan de slachtoffers. Het hoge, smalle gebouw telt zowel een verdieping voor exposities als een waar de circa honderd leden van het orthodoxe kergenootschap hun diensten houden.

Klooster
Kerken en kloosters zijn er in Leipzig en wijde omgeving in vele soorten en maten. In een voormalig cisterciënzerklooster Buch, gelegen aan de rivier de Zschopau tussen Leisnig en Döbeln, vertelt prof. dr. Peter Rentsch vol enthousiasme aan zijn „liebe Gäste” dat het acht eeuwen oude bouwwerk na de Reformatie zijn oorspronkelijke functie heeft verloren. Vanaf 1678 besteedden monniken hier acht uur per dag aan godsdienstige bezigheden, eveneens acht uur aan lichamelijke arbeid. Op het tijdstip van ontwaken hoef je niet jaloers te zijn. 's Zomers kwamen de geestelijken om 2 uur 's nachts uit de veren, 's winters een uur later.

In de kruidentuin waar ooit de monniken in hun lange gewaden rondliepen, struinen nu toeristen tussen de kruiden. Rentsch wijst er elf soorten basilicum aan, terwijl we ook de geur van pepermunt en andere munstoorten (Katzenminze en Poleiminze) opsnuiven. We zijn inmiddels onderweg naar de kapel in het kloosterziekenhuis, waar de broeders elke dag zeven diensten konden bijwonen. Dat het altaargedeelte lager dan de plaats voor de britsen staat, heeft een achterliggende gedachte. Rentsch: „De zieke wordt verhoogd. Hij staat hoger dan de priester. Dat is kenmerkend voor de cisterciënzers.”

Reformatie
Schuin boven de kapel bevindt zich een ruimte die na de Reformatie als slaapzaal fungeerde. De veertien monniken die waren overgebleven, gaven aan deze „warme zolderruimte” de voorkeur boven de 70 meter lange slaapzaal aan de andere zijde van de binnenplaats. Hoe groot de kerk rond 1678 geweest moet zijn, is nog duidelijk te zien, al is de gewijde ruimte voor het grootste gedeelte afgebroken. Een wandeling tussen de restanten levert desondanks nog veel zichtbare details van de vroegere kloosterkerk en de bijbehorende ruimten op, inclusief het ”Necessarium”, de monnikstoiletten.

Eind dertiende eeuw beleefde het klooster zijn bloeitijd. Historicus dr. Rentsch legt uit dat het na de Dertigjarige Oorlog in handen van de Evangelische Kirche kwam. In de kleine kerkzaal die was overgebleven, werden lange tijd protestantse kerkdiensten gehouden, totdat de voortgaande aftakeling van het gebouw dit eind jaren zestig niet langer mogelijk maakte. De doopvont staat er nog wel, evenals de ruim 300 jaar oude kansel.

Rentsch maakt duidelijk dat de achtergebleven biechtstoel niet uit het rooms-katholieke tijdperk dateert. „Luther heeft de biecht in principe afgeschaft, maar het biechten is als een oude traditie nog 200 jaar voortgezet. De scheidingswand tussen de priester en de biechteling is alleen verdwenen. In de evangelische biechtstoel zit men naast elkaar om de zorgen samen te bespreken. Men ziet elkaar.”

Om de sfeer van vroeger nog meer te beleven, zet Rentsch een oude cassetterecorder aan. Gregoriaanse gezangen vullen de ruimte. Na te korte tijd zet de historicus de muziek uit. Voor de deur staat een volgende groep te wachten.

Toeristische informatie over Leipzig en omgeving: Duits Verkeersbureau, 020-6978066.