Toerisme

Gids op Zwitsers eiland geeft bijzondere brief mee

Een botanische tuin in
het Lago Maggiore

Door W. M. Bakker
Locarno. De naam doet Italiaans aan. Op de boulevard van de Zwitserse plaats proef je de invloed van het buurland, in elk geval in de taal. Het centrum is ondanks de fraaie patriciërshuizen niet het aantrekkelijkste onderdeel van de stad. Gelegen aan de noordelijke oever van het Lago Maggiore doet de stad vooral dienst als uitvalsbasis voor een tocht door de bergen of over het meer. Een boottocht naar de Brissage-eilanden levert een ontmoeting met een bijzondere tuinman op, die voor Nederlandse bezoekers een waardevol geschenk op zak heeft.

Zwitserse treinen komen op veel plaatsen, maar soms houden de mogelijkheden van de gewone spoorwegen op. Wie in Locarno omhoog wil, hoeft echter niet te klimmen. Een speciaal kabelspoor neemt het vervoer verder voor zijn rekening. Als ik op een aangename middag richting een van de haltes loop, kruisen talloze hagedissen mijn pad. Ze schieten snel genoeg vooruit om de wandelaar niet over hun lange staarten te laten struikelen.

Ineens komen de kabels in beweging. Dan weet je hoe laat het is: het treintje komt eraan! Een groep toeristen mengt zich in de benauwde cabine, waarin al velen hutjemutje op elkaar staan. Uitstappers zijn er halverwege de route niet. Iedereen wil slechts omhoog. Er dient zich geen volgend station aan als het bergvoertuig opnieuw tot stilstand komt. Een kind weet de reden: „Papa, de tank is leeg!”

Telefoonmast
Een korps amateurfotografen maakt dankbaar van het moment gebruik om het lager gelegen gedeelte van Locarno in de lens te vangen. Als je aan het eind van het kabelspoor bent uitgestapt, krijg je de plaats nog beter in het oog. De stad vormt een uitstulpsel van het land, grotendeels door water omringd.

De stijgende lijn leg ik in etappes af. Vanaf het kabelspoor loopt een pad omhoog. Voor het volgende deel van het traject richting Cardada staat een stoeltjeslift gereed. Daarna komt opnieuw de benenwagen eraan te pas. Het bergstation Cimetta (1750 meter) vormt nog niet het hoogste punt. Een telefoonmast priemt iel de lucht in. Een ongepast element in het natuurlijke landschap.

Terug naar de stoeltjeslift hoef je niet hetzelfde pad te volgen. Kronkelweggetjes leiden de wandelaar rond. Ditmaal zijn het geen hagedissen, maar vliegende-mierenkolonies, die langs de route leven. Ze kondigen volgens Zwitserse begrippen een koude winter aan. Op deze dag is daarvan nog niets te merken. Pas tegen de avond blijkt het advies om een trui mee te nemen, niet ten overvloede gegeven. Het koelt ineens sterk af.

Onder zeil
Een dag later bekijk ik Locarno van de andere kant. De kabelbaan heeft voor de boot plaatsgemaakt, en de blik richt zich nu niet naar beneden, maar omhoog. In de vroege ochtend verstoort het vaartuig het nagenoeg rimpelloze water van het Lago Maggiore. Langs de kade liggen zeil- en motorbootjes rustig op hun plek. De eerste zeiler hijst het doek omhoog. Het is niet waarschijnlijk dat zijn bootje zonder hulpmotor in beweging zal komen. Wind is er nauwelijks. De meeste jachten liggen nog onder zeil.

Voor het oog veranderen de verhoudingen. De zendmast waar we gisteren voor stonden, lijkt nu niet meer dan een satéprikker op de berg. Ook de afstand naar de Brissage-eilanden staat ineens in een ander perspectief. Van bovenaf leek het een tochtje voor een roeiboot. In werkelijkheid bedraagt de reistijd per schip zo'n beetje een halfuur, terwijl de snelheid die van de beste roeier verre overtreft.

In Ascona maakt de boot na een kwartier nog even een tussenstop. Grote bezems zwaaien de kade schoon. Op de autovrije boulevard rijdt op dit uur alleen wat bezorgingsverkeer. Een man in een broek die even oranje is als de parasols op het lege terras van ristorante Al Pontile, staat ervoor garant dat Ascona zijn bezoekers vandaag proper zal ontvangen. De boomkruinen zijn aaneengegroeid en vormen zo een groene haag langs de waterkant.

Tuinman
De boot koerst verder richting Italië als we bij de grootste van de twee eilanden van boord zijn gestapt. Schattingen veranderen hier in concrete maten. Het kleine eiland dat we passeerden, meet 10.000 vierkante meter, het andere is twee en een half keer zo groot, laten we ons vertellen. Het opengestelde eiland doet dienst als botanische tuin, met vijftienhonderd verschillende planten, vooral uit landen als China, Japan en Korea. Ook Zuid-Afrika, Europa en het Middellandse-Zeegebied vind je hier terug.

De ontmoeting met Hansjürch Albrecht is niet minder interessant dan de kennismaking met de tuin. Veertig jaar geleden verbleef Albrecht twaalf maanden in Nederland, om werkervaring op te doen. De helft van de tijd werkte hij in de tuinen van Mien Ruys in Dedemsvaart, daarna in de Aalsmeerse kassen. Behalve in Nederland deed hij werkervaring in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Italië op.

Albrecht benutte zijn stage niet alleen om kennis over tuinen op te doen, maar ook om een aardig mondje Nederlands te leren. Dat laatste is in de tussentijd niet weggezakt. Na enkele zinnen schakelt de tuinman het liefst over op het Duits, omdat hij naar eigen zeggen nauwelijks Nederlands spreekt. Ik deel die mening niet. Petje af voor iemand die zich na veertig jaar nog behoorlijk in deze taal verstaanbaar kan maken!

Groen schort
De aandacht voor zijn persoon leidt in de ogen van Albrecht slechts af van de zaak waarom het gaat: zijn werkveld, de tuin. Staande in de schaduw van een henneppalm en Australische varens, doet hij zijn verhaal. Achter op z'n T-shirt prijkt een vredesduif, daar overheen draagt hij een groen schort. Met zeven collega's doet Albrecht zijn werk. Hij trekt de tak van een jasmijnsoort naar voren en nodigt uit de geur van de witte bloemen even op te snuiven. Vervolgens schakelt hij over op de geschiedenis.

In 1885 ligt de oorsprong van het eiland zoals het er nu uitziet. In dat jaar kocht een rijk echtpaar de lap grond in het Zwitserse meer: de Russische barones Antoinette met haar derde echtgenoot, een Ierse baron. De tuin was nog niet aangelegd, of de man vertrok naar Italië, zijn vrouw met een tuinman en een huishoudelijke dienst achterlatend.

Antoinette bleef er nog ruim veertig jaar wonen. Nadat ze zich diep in de schulden had gewerkt, deed ze het eiland voor 265.000 Zwitserse frank van de hand. De nieuwe eigenaar, een koopman uit Hamburg, liet er in 1928 een huis bouwen, waar hij tot 1941 in bleef wonen. Negen jaar zonder onderhoud volgden. Het resultaat: een verwaarloosd park. „Toen de nieuwe eigenaar hier in 1949 kwam, was de tuin een jungle”, zegt Albrecht. In 1950 mocht het publiek er voor het eerst een kijkje komen nemen.

Nu behoort het land onder meer aan het kanton Ticino. Het onderscheidt zich duidelijk van zijn kleinere broer verderop. Daar groeien alleen inlandse planten; het is een natuurbeschermingsgebied, waar alleen eenmaal per twee of drie jaar studenten voor onderzoek worden toegelaten. Hier zijn tussen Pasen en de herfstvakantie dagelijks bezoekers welkom voor de vriendelijke entreeprijs van 6 frank.

Koolvis
Een bad, gelegen in het midden van een fris groen gazon, vormt een erfenis uit het verleden. Barones Antoinette liet het in de Romeinse stijl bouwen. Het water wordt door planten met „geneeskrachtige werking” omringd. Ik zie er ook rabarber tussen staan. Verder valt een kunstwerk op: een vrouw zittend op een schelp. Slechts enkele meters scheiden het badwater van het meer. Een grote school koolvissen zwemt langs de eilandkant.

Even later verrijkt de tuinman/gids mijn kennis over bamboe. Nooit geweten dat dit bij een temperatuur van zo'n 15 graden Celsius in de maand juni wel 40 centimeter per dag kan groeien. Ringen in de stengels laten de groeilengte per etmaal zien. Je moet de stam bijna kunnen zíen opschieten! Albrecht schuifelt al weer verder, wijzend op Zwitserlands grootste eucalyptus. Het is een levend monument van 110 jaar oud, destijds door de barones geplant.

Over een aangeharkt pad gaat Albrecht ons voor naar de Zuid-Afrikaanse hoek, waar ook een verdwaalde boom uit Afghanistan staat. We bevinden ons intussen aan de kop van het eiland en zien Italië voor ons liggen. De tuinman wijst nog op een Amerikaanse agave, die één keer in z'n leven bloeit. Dat gebeurt soms pas na zestig jaar. Daarna gaat de plant dood, legt de tuinier uit.

Boekje
Zijn tijd zit erop. Albrecht maakt aanstalten om te vertrekken. Voor hij z'n hark en schoffel weer opzoekt, zwaait ineens zijn werkschort omhoog. Uit z'n broekzak komt een stapel boekjes tevoorschijn. „Dit is van mij persoonlijk. Misschien leest u het eens”, zegt hij, terwijl hij zijn Nederlandse gasten “Een brief voor je” toestopt. Zo komt een boekje van de stichting Evangelielektuur uit Kinderdijk via een omweg in Nederlandse handen!

De boot naar Locarno wacht. Water en zeilscheepjes zijn inmiddels volop in beweging gekomen. Het is al middag. We passeren op veilige afstand een weinig geoefende surfer, die met vallen en opstaan vooruit komt. Vogels zingen, de zon schijnt. Op het dek bladeren enkele Nederlandse passagiers in een boekje over de Bijbel.

Voor meer informatie: Nationaal Zwitsers Verkeersbureau, Koningsplein 11, 1017 BB Amsterdam. Folderlijn: 020-6222036.