Toerisme

Israël wil met millennium toerisme impuls geven

„Zoek in 2000 eens je
religieuze wortels op”

Door A. de Jong
Het gaat niet goed met het toerisme in Israël. Na het topjaar 1995 loopt het aantal bezoekers uit diverse landen terug. Naar de oorzaak valt slechts te gissen. Een rondreis door Israël maakt duidelijk dat het land er alles aan doet om het tij te keren. “Israël 2000” is het motto dat bezoekers uit Europa en Amerika naar het Beloofde Land moet lokken. Op zoek naar hun wortels.

„Waarschijnlijk hebben sommige toeristen het idee dat hun veiligheid in Israël niet gewaarborgd is”, zegt beroepsgids Jacky Jeger, zoekend naar een verklaring voor de sukkelende toeristenbranche. „Als de spanningen in het Midden-Oosten oplopen, heeft dat direct zijn weerslag op het aantal bezoekers naar ons land. Begin dit jaar, toen Irak dreigde opnieuw Scuds op Israël af te vuren, had ik bijna geen werk. Maar ook de aanslag op toeristen bij de Egyptische piramiden heeft directe gevolgen voor ons. Toeristen ervaren de regio van het Midden-Oosten als één geheel”.

Hij is een van de ongeveer vijfduizend Israëli's die in de afgelopen jaren de officiële opleiding tot gids hebben gevolgd. De opleiding is opgezet door het ministerie van toerisme en bevat een zware, tweejarige cursus met vakken als geschiedenis, geografie en natuurkennis. Op het bestelbusje van Jeger staat het rode embleem van het ministerie: twee mannen met een stok op hun schouders die een geweldige tros druiven dragen. Het zijn de verspieders Jozua en Kaleb die een goed gerucht voortbrachten van het Beloofde Land. Zo worden ook de Israëlische gidsen geacht ambassadeurs te zijn van hun vaak onder kritiek staande vaderland.

Idealisme
Jeger, al vijftien jaar beroepsgids, kwijt zich uitstekend van deze taak. Geboren in Antwerpen uit joodse ouders, besloot hij op zijn zeventiende levensjaar naar Israël te gaan om (tijdelijk) in een kibboets te werken. Zijn idealisme kende geen grenzen. Het werd nog versterkt door het moment waarop hij in het land aankwam: twee weken na de Zesdaagse Oorlog. De Israëli's verkeerden in een euforische stemming. Het was Jeger in één klap duidelijk: in dit land wil ik later wonen.

Na jaarlijks een aantal maanden als vrijwilliger te hebben gewerkt in de kibboets Afikim in Galilea, heeft hij zich uiteindelijk definitief in het land gevestigd. Werkelijk lid van de kibboetsgemeenschap werd Jeger niet. „Ik heb er lang over gedubd, maar het ten slotte toch niet gedaan. Lid worden van de kibboets heeft grote consequenties voor je privé- en gezinsleven”.

Jeger werd gids, eerst op grote touringcars, later met een eigen bestelbusje. Zijn huidige werkwijze heeft veel aantrekkelijke kanten, voor hemzelf en voor de toerist. Door de kleinere gezelschappen krijgen de reizigers maximale kansen bij alles wat ze zien hun gids te bevragen. De gids kan op zijn beurt zeer flexibel opereren: hij heeft zelden parkeerproblemen en hoeft na elke bezienswaardigheid niet te wachten op die negenveertigste of vijftigste busreiziger die voortdurend de tijd vergeet.

De voordelen van het reizen met een klein gezelschap dringen tot ons al snel door. Na een wandeling door Caesarea en door de oude kruisvaarderstad Akko, kan een bezoek aan Nazareth er diezelfde dag ook nog wel bij.

Smalle straten
Nazareth, een voornamelijk Arabische stad van 60.000 inwoners, doet in niets meer denken aan het gehucht waar Jezus is opgegroeid. Toch heeft “de stad van de aankondiging” (namelijk van de engel aan Maria) voor pelgrims grote aantrekkingskracht, die echter niet altijd leidt tot een werkelijk bezoek aan de stad. Probleem: wegen en hotels zijn niet berekend op grote aantallen bezoekers. De toeristische voorzieningen zijn slecht en het verkeer loopt in de smalle straten en de enkele doorgaande weg snel vast.

De stad wil het magische jaar 2000 aangrijpen om in deze situatie verandering te brengen, zo legt Ilan Oren, directeur van het project “Nazareth 2000” uit. Met behulp van rijkssubsidies gaat hij infrastructuur en voorzieningen drastisch verbeteren. Het stadsbestuur verwacht over twee jaar een groot aantal pelgrims, onder wie als het meezit ook de paus. Het hoopt dat de aandacht voor Israel in dat jaar zoveel uitstraling zal hebben dat de effecten ook in de periode daarna nog lang zichtbaar zullen zijn.

“Israël 2000”, het is een thema dat ook later op onze rondreis nog verschillende malen ter sprake komt, onder meer in een gesprek met Israël Tsir-Cohen, directeur van het Israëlisch Bureau voor Toerisme in Amsterdam. Volgens Tsir-Cohen biedt de millenniumwisseling zijn land grote kansen op toeristisch gebied. „Ons land trekt nu ruim twee miljoen toeristen per jaar. Dat aantal moeten we in het jaar 2000 kunnen verdubbelen, zeker als we het bijzondere thema van het millennium goed brengen”.

Hét moment
„Daarom zijn we eigenlijk nog steeds op zoek naar een goede slogan”, vervolgt Tsir-Cohen. „We denken aan iets als: “Israël 2000: hét moment, dé plaats”. Daarmee willen we uitdrukken dat het jaar van het millennium voor Europeanen en Amerikanen dé kans is om op zoek te gaan naar hun religieuze en culturele wortels”, aldus de directeur van het Amsterdamse bureau.

Historische wortels liggen er in Israël genoeg, zo blijkt op onze rondreis van een week door het Heilige Land. Een sprekend voorbeeld is de stad Bet She'an, waar opgravingen een groot deel van een oude Romeinse stad hebben blootgelegd. Zuilengalerijen, winkelstraten, theaters en openbare toiletten: ze zijn na 2000 jaar nog duidelijk herkenbaar. Bet She'an, in de Bijbel bekend als Bet-San, was de plaats waar de Filistijnen de lijken van Saul en Jonathan ophingen. In het Nieuwe Testament was het een Romeinse stad, die behoorde tot de Dekapolis (tien steden). In 749 werd zij door een aardbeving verwoest.

Hoewel archeologen er al een aantal jaren aan het graven en reconstrueren zijn, is het einde nog lang niet in zicht. Besluit men op een bepaalde plek te stoppen, dan komt daar prompt weer het begin van een nieuwe straat te voorschijn. Een rechtgeaarde archeoloog kan zich dan niet beheersen en graaft door tot hij ook deze straat weer geheel boven heeft gespit.

Levende herinnering
Israël: het land van de geschiedenis. Maar welke geschiedenis? Vele volken en vele beschavingen vonden in de loop der eeuwen in de smalle strook land langs de Middellandse Zee een woonplaats. Een hoge heuvel in Bet She'an geeft dit prachtig weer. Volgens archeologen die in deze heuvel diepteboringen deden, zijn hier maar liefst achttien beschavingslagen te onderscheiden. Het ene volk kwam, bouwde een stad, leefde er een tijdlang en verdween weer, hetzij na een aardbeving, een stortvloed of een oorlog. Honderd jaar later vestigde zich precies op die plek opnieuw een volk, omdat het een plaats was waar water was, waar vruchtbare grond was en waar belangrijke wegen elkaar kruisten.

Zo is heel Israël één brok geschiedenis: oude geschiedenis, recente geschiedenis. Tot die recente geschiedenis kan ook de holocaust gerekend worden. Dit verschrikkelijke gebeuren vormt de nog altijd levende herinnering waarop de staat Israël is gebouwd. Wie het land bezoekt, kan en wil dan ook niet heen om een bezoek aan het voornaamste herinneringsteken aan de shoa: Yad Vashem.

Bekend zijn de hal van de herdenking en het indrukwekkende monument voor de omgekomen kinderen. Voor hen die vielen in het joodse verzet is er een apart monument. Onze gids vertelt er zijn persoonlijk verhaal, beter gezegd: het verhaal van zijn vader, dat deze hem pas enkele jaren geleden vertelde. Een verhaal van verzet tegen de Duitsers, van arrestatie en transport naar Auschwitz, van een sprong van de trein en een geweerschot in het dijbeen, van volkomen ondervoeding en uitputting in het concentratiekamp, van mannen die hun makker in leven hielden door hem elke dag voorgekauwde korstjes in de mond te stoppen. Jegers vader overleefde, vele anderen niet.

Even indrukwekkend als Yad Vashem is de dicht daarbij in de buurt liggende “vallei van de verwoeste gemeenschappen”. Metershoge pilaren dragen de namen van joodse gemeenschappen over de hele wereld die in de loop der tijden door vervolging of anderszins zijn verdwenen. Op de pilaren vinden we de namen van Amsterdam en Warschau, maar ook die van Hillegersberg en vele, vele dorpjes en gehuchten in Polen, Roemenië, Rusland enzovoort. Bij de naam van een voor ons volstrekt onbekende plaats in Hongarije blijft de gids staan: het is de geboorteplaats van zijn grootvader.

Professioneel
Een toerist met interesse in historie heeft aan een bezoek aan Israël van één of twee weken veel te weinig. Naast de vele opgravingen en gedenktekens, is er ook een overvloed aan musea, die als gemeenschappelijk kenmerk lijken te hebben dat ze creatief, overzichtelijk en uiterst professioneel zijn opgezet. Dat geldt wel in het bijzonder voor het diaspora-museum in Tel Aviv. Het toont de bezoeker de leefwijze van de joden in de tijd van de verstrooiing: de besnijdenis, de bar mitswa, het chanoeka-feest. Tientallen perfect afgewerkte en gedetailleerde maquettes tonen de verschillende bouwwijzen van synagogen in bijvoorbeeld Praag, Curaçao en Portugal.

Ook de filmtentoonstelling in “de toren van David” in Jeruzalem maakt indruk. Wie de gangen van de tijdelijke expositie (open tot oktober dit jaar) doorloopt, komt zo'n vijfentwintig beeldschermen tegen. Elk beeldscherm toont filmfragmenten van het land Israël van in totaal een minuut of drie, vier. Het begint met de oudste filmbeelden van de stad Jeruzalem, stammend van rond de eeuwwisseling. Net als tegenwoordig het geval is, zien we ook op de film van honderd jaar geleden hoe mensen van allerlei culturen en met allerlei klederdrachten, habijten en pijen het straatbeeld van Jeruzalem bepalen. Indrukwekkend zijn ook de beelden van de verovering van Jeruzalem tijdens de Zesdaagse Oorlog. De straten zien letterlijk zwart van de joden. Allen rennen zo hard ze kunnen, joelend en zingend, naar het oostelijke stadsdeel dat voor hen zo lange tijd onbereikbaar is geweest.

Welvarend
Israël maakt indruk, niet alleen vanwege zijn geschiedenis maar ook vanwege de huidige cultuur en natuur. Grootscheepse irrigatie heeft in dorre woestijnen bloeiende oases geschapen. Een sprekend voorbeeld is de kibboets Ein Gedi, in het zuiden van het land. Vlak bij de Dode Zee en omringd door kale bergen zorgen zo'n 250 leden van de kibboets ervoor dat hun woon- en werkgebied dagelijks fris en groen blijft. Het is onvoorstelbaar hoeveel plantensoorten er op zo'n klein oppervlak groeien.

De bouw van de huizen in de kibboets Ein Gedi laat zien dat we hier met een welvarende gemeenschap te maken hebben. „Wij hebben het goed”, geeft Alison Ron, kibboetslid belast met public relations en toerisme toe. Dat wil overigens niet zeggen dat het kibboetsleven onbedreigd is. De ongeveer driehonderd kibboetzim, die slechts 2,3 procent van de Israëlische bevolking bevatten, zorgen nog steeds voor zo'n 33 procent van alle landbouwproducten. De prijzen voor deze produkten lopen echter terug.

Als reactie daarop zijn veel kibboetzim zich op het toerisme gaan richten. Velen hebben inmiddels een eigen hotel of eenvoudig appartementencomplex. Maar de laatste jaren wil het ook met het toerisme niet erg meer vlotten. „Jammer”, vindt mevrouw Anad Cadan, de toekomstige directeur van het Israëlisch Bureau voor Toerisme in Amsterdam, die in augustus in deze functie Tsir-Cohen hoopt op te volgen. „Toerisme is voor Israël en het Midden-Oosten om meerdere redenen van groot belang. Hoe meer toerisme, hoe meer onderling begrip. Ik ben zelf onlangs in Egypte geweest. Als je daar met de gewone mensen praat, ontmoet je alleen maar hartelijkheid, terwijl de regeringen soms ruziemaken. Mijn slogan voor “Israël 2000” zou dan ook zijn: toerisme leidt tot vrede leidt tot toerisme leidt tot vrede... enzovoort. Bevordering van het vredesproces: als dat voor toeristen geen argument is om ons land te bezoeken, dan weet ik het niet meer”.

Toeristische informatie: Israëlisch Bureau voor Toerisme, Stadhouderskade 2 in Amsterdam, tel. 020-6161948.