Toerisme

Zowel zeetulp als potvis gedijt in blauwe zee Nieuw-Zeeland

Duiken met honderden dolfijnen

Door W. H. Smith
Ruim dertig uur in een vliegtuigstoel! Nieuw-Zeeland moet heel wat te bieden hebben wil je dit ongemak voor lief nemen. Kleurrijke folders bezingen de schoonheid in allerlei toonaarden. Ter plekke ervaar ik pas dat de onderkant van de aardbol een bezoek dubbel en dwars waard is. Niet alleen het vasteland, maar ook de écht blauwe zee „en al wat daarin is”.

Na een nacht in Larnach Castle, een van de twee kastelen die Nieuw-Zeeland telt, neemt vooral de fauna op het schiereiland Otago me in de houdgreep. Het ondiepe, 20 kilometer lange fjord heeft genoeg in de aanbieding. De natuur ligt als het ware bij de “Wildlife Capital” Dunedin op de stoep.

Bij de voormalige leprakolonie van Portobello sta ik oog in oog met zeepaardjes, niet-plantaardige zeetulpen en de zowel vegetarische als vriendelijke marmervis. Het aquarium van het New Zealand Marine Studies Centre mag dan niet overdreven groot zijn, het biedt wel een kans het boeiende zeeleven van dichtbij te zien. En desnoods aan te raken. Bij een 'aaibak' vol zeeanemonen, mosselen en andere zoutwaterbewoners dringt Sally Carson daar juist op aan. Terwijl een kreeftje zich in m'n vinger vastbijt, vertelt de biologe dat in november en december miljoenen van deze beestjes het water in de baai rood kleuren.

Aan boord van de “Monarch” ontdek je wat zich bovengronds langs de grillige kustlijn afspeelt. Colleen Black draagt een knalrode kapiteinspet. Ze moet de zeventig gepasseerd zijn. Dat weerhoudt haar er niet van nog dagelijks het roer van het houten scheepje in handen te nemen. Tijdens de “wildlife cruise” roept ze door de microfoon wat er zoal overvliegt en langszwemt. Haar biologiestudie komt daarbij goed van pas. We passeren bruine rotsrichels die door aalscholvers en meeuwen inmiddels witgekalkt zijn. Het water, waarin babyrobben met slierten wier spelen, is echter loepzuiver.

Koningsalbatros
Op de uiterste punt van de Otago Peninsula trotseert een witte vuurtoren –het enige stenen exemplaar van Nieuw-Zeeland– de wind die daar altijd waait. De vraag of juist de vuurrode koepel op koningsalbatrossen een enorme aantrekkingskracht heeft, zal wellicht onbeantwoord blijven. Feit is dat Taiaroa Head het enige oord in de wereld is waar deze jumbo's onder de zeevogels op het vasteland te zien zijn.

Wellicht valt de plek in de smaak omdat hun 'landingsbaan' geen obstakels kent in de vorm van bomen en grote struiken. Bovendien worden de albatrossen er sinds de jaren dertig lekker in de watten gelegd. Vogelbeschermers besloten het broedgebied met een hoog hek te omheinen, omdat bepaalde mensen en dieren de witte eieren niet met rust konden laten. Vallen maken het wezels, fretten, katten en een venijnig vliegje uit Australië nu niet gemakkelijk. Oppassers besproeien zelfs eieren en jongen met water, omdat de zomerzon in het reservaat wat al te enthousiast haar werk doet.

Lange vlerken
Iedere bezoeker van het Royal Albatross Centre draagt bij aan de bescherming van de kolonie, die pakweg zestig individuen telt. Van de opbrengst van het entreekaartje worden de majestueuze grootmachten geringd en in de gaten gehouden. Het publiek mag in de observatiehut van een afstand meekijken. Er zijn genoeg verrekijkers voor handen, maar de vogels laten het vandaag een beetje afweten. Enthousiaste kreten klinken als één besluit ons toch voorbij te vliegen. Ondertussen houdt een videocamera continu een van de tien nesten (met inhoud!) in het vizier. De pluizenbol in het wuivende helmgras zit behoorlijk te puffen. Waar blijft toch die kerel met de plantenspuit?

De gids dist interessante details op. Albatrossen ademen gemiddeld 32 jaar, hebben meestal een druppel onder hun neus hangen, voeren een typische paringsdans op en broeden om de twee jaar. Wat ze in het tussenliggende jaar doen, is vliegen, vliegen en nog eens vliegen. Of liever zweven, want vliegen kunnen de vogels weliswaar sneller dan een helikopter, maar ze vinden het een buitengewoon vermoeiende bezigheid. Liever glijden ze op een zuchtje wind onafgebroken tienduizenden kilometers boven de zuidelijke zeeën. Ze hoeven nauwelijks hun vleugels te bewegen. Je praat dan wel over vlerken met een spanwijdte van dik 3 meter.

Loopgraven
Luttele kilometers verderop kunnen toeristen zich opnieuw van hun goede kant laten zien. Althans, dat hoopt Howard McGrouther, die veertien jaar geleden een deel van zijn landgoed aan geeloogpinguins opofferde. De schapenboer zag de toekomst voor deze vreemde kostgangers in de vogelwereld donker in. In die tijd was er over hen bijna niets bekend behalve dat ze in aantal terugliepen. De zeldzame pinguins maakten ongemerkt deel uit van zijn bedrijf en nestelden in bossen tot een kilometer uit de kust. Toen tal van bomen op het Zuidereiland het veld moesten ruimen voor weiden en akkers, verdwenen ook de pinguins. Bovendien hadden ook zij last van loslopende honden, verwilderde katten, ratten en hermelijnen. McGrouther besloot in de duinen een reservaat te stichten dat zijn gelijke op aarde niet kent.

Bij de eerste aanblik valt m'n mond van verbazing open. Beneden in een duinpan bewegen mensen zich door manshoge loopgraven. Het gangenstelsel is overdekt met camouflagenetten, zodat het publiek de kipgrote dieren ongestoord kan begluren. Wie de spelregel “mond houden, niet flitsen” serieus neemt, kan op aaiafstand bij een broedend, voedend of duttend duo komen. Het leuke is dat de pinguins, zo ze al weten dat ze worden bekeken, het niet laten merken.

Waggelparade
Het knusse pinguindorp begon in 1984 met acht stelletjes; nu leven er ruim honderd dieren. Daar is alle reden toe, want McGrouther spijkerde voor hen nesthuisjes in elkaar. In de A-vormige onderkomens kunnen zowel ouders als kuikens ongestoord een uiltje knappen.

De schoonheid van Nieuw Zeeland laat zich goed uit de lucht bewonderen.

Uit alles blijkt dat Howard zijn eigen boontjes wil doppen. Om die reden wijst hij financiële steun van de overheid af. „Wij moeten in geval van nood onmiddellijk kunnen reageren en niet een week wachten op een of andere bureaucraat”. Zijn privé-initiatief, dat de New Zealand Tourism Board in 1995 met de Eco Tourism Award beloonde, leeft natuurlijk niet van de wind. Met het geld dat de duizenden pottenkijkers inbrengen, kan de dierenvriend deze vorm van natuurhulp bekostigen.

Zodra de zon opkomt, kuieren zijn 'kinderen' naar de Grote Oceaan om de dag met vrij zwemmen door te brengen. Bij zonsondergang herhaalt zich de show in omgekeerde volgorde. Dat is de beste tijd om deze parade te zien. Met volle maagjes –over visquota behoeven de vogels zich niet te bekommeren– spoelen ze als het ware aan. Ze belanden in de kalme branding, maken een buiklanding op het stille strand en schakelen direct over op een koddige waggeltred. Met kleine hupjes klauteren de pinguins de duinen op. Aan de top strekken ze de nek en slaken een kreet zodat hun partners weten dat ze in aantocht zijn. Op het nest wordt er flink geknuffeld. Kostelijk! Vreemd eigenlijk dat pinguins in dit reservaat plotseling menselijke trekjes krijgen. Howard gaf ze zelfs namen. Dáár zitten Bob en Betty, ginds Nic en Nec. Tom en Ann zijn net uit elkaar.

Potvissafari
Kaikoura, halverwege het Zuidereiland, is dé plek om walvissen en dolfijnen te ontmoeten. Die boodschap verkondigt niet alleen Brett Pettit met zijn kleurige muurschilderingen. Heather Manawatu, manager van Ngai Tahu's Whale Watch Kaikoura, wil me het aan den lijve laten ondervinden. Ze boekt een drie uur durende trip met de “Makawhiu”, de nieuwste aanwinst van het succesvolle Maori-bedrijf, dat in december 1987 van de grond kwam.

Twee krachtige dieselmotoren stuwen de 15 meter lange catamaran dwingend vooruit. De oceaan is staalblauw, de lucht loodgrijs; de besneeuwde toppen van de zuidelijke Alpen steken er spookachtig tegenaf. Een stevige bries maakt de dikke trui niet overbodig.

Aan boord heerst de licht opgewonden stemming van een schoolreisje. Spannend, zo'n potvissafari. De herinnering aan de vieze smaak van een lepeltje levertraan overheerst bij mij echter nog. Vijftig andere passagiers in oranje zwemvesten zitten met camera's en kijkers in de aanslag. In de hoop een glimp op te vangen van het zeezoogdier, waarop tot 1964 nog harpoenen werden gemikt.

Het schepsel verraadt zichzelf door z'n natte adem de lucht in te blazen. Seconden later scheurt de oceaan op die plek open en komt een kolos aan de oppervlakte om drie ton bloed van zuurstof te voorzien. Het beest trekt daarvoor meestal een kwartier uit.

Voedselaanbod
De Makawhiu komt bewust niet in het 'vaarwater' van de spuitende en snuivende potvis. Juist daarom ontvingen de initiatiefnemers van Whale Watch in 1995 de Tourisme of Tomorrow Award, wereldwijd een van de meest begeerde prijzen op het gebied van ecotoerisme. De jury kende de familie Ngai Tahu de onderscheiding toe omdat hun project de zorg voor de natuur en het welzijn van de walvissen centraal stelt.

Nieuw Zeeland kent veel ongerepte gebieden.

Daarnaast verdienen nogal wat Maori's er hun brood mee. Ze hebben mee dat Kaikoura de enige plek in de wereld is waar je het hele jaar walvissen kunt zien. De oceaan is nog geen 5 kilometer uit de kust al 1600 meter diep. Wanneer het water tegen het steil uit de diepte oprijzende landmassief opbotst, ontstaat een opwaartse stroming. De combinatie van een enorm voedselaanbod, hoge temperaturen en de aanwezigheid van zonlicht zorgt voor een explosie van leven. Daar profiteren ieder seizoen zeker tachtig potvissen van. Sommige blijven een paar uur, andere enkele maanden of jaren.

'Onze' luchthapper drijft nog langszij, maar maakt aanstalten om te vertrekken. Hij schiet een laatste nevelkolom omhoog, kromt zijn rug, zwaait nog even met zijn druipende staartvin en duikt vervolgens met een sierlijke zwaai traag duizend meter omlaag. Als potvistoerist ben je een moment ademloos.

In de duistere waterwereld kan de walvis weer drie kwartier lang grote inktvissen achterna zitten. Zonder in ademnood te komen. Littekens op zijn lichaam bewijzen overigens dat het jagen niet altijd zonder slag of stoot gaat.

Pas in de lucht komt de werkelijke omvang van deze 20 meter lange en 50.000 kilo zware duikboten openbaar. Onder het vliegtuigje van Whale Watch Air duiken potvissen op en dolfijnen onder. Elegante, gestroomlijnde lichamen. De vogelvlucht neemt een halfuurtje in beslag, lang genoeg om je als mens in het water lomp en onhandig te voelen.

Ingebouwde glimlach
Met een plons beland ik de volgende morgen in de ijskoude oceaan, vergeten te vragen of er ook haaien zwemmen. Veel tijd om daarover na te denken heb ik niet, want de eerste dolfijnen scheren al rakelings voorbij. Millimeterwerk! Een enkeling tikt vrijmoedig z'n neus even tegen het rubber van m'n duikerspak. Door het kijkvenster zie ik een ingebouwde glimlach.

Zelf willen ze niet op de huid gezeten worden; zodra je een hand naar ze uitsteekt, stellen ze zich wat afstandelijk op. Dennis Buurman, die namens Dolphin Encounter deze zwemsessie om negen uur 's morgens heeft geregeld, adviseert door de snorkel een liedje te zingen. Vinden ze leuk.

Het zijn er honderden! Ook dat maakt deze ervaring opwindend. Ervaar ik een bijzondere band of zelfs magische krachten? Zijn het spirituele wezens die tussen hemel en aarde een verbinding leggen? Irene van Lippe-Biesterfeld en New Age-aanhangers willen je dat wijsmaken. Met deze dartele “mensen van de zee” kun je pillen en therapieën overboord zetten. Mijn nuchterheid wint het echter. Ik hecht aan het intieme onderonsje met Flipper geen diepere betekenis. Volgens biologen begrijpt onze ex-prinses weinig van dolfijnen. De leergierige dieren spelen gewoon een spelletje met ons. Ze letten sterk op lichaamstaal. Ze zwemmen nu waarschijnlijk op me af, omdat ze nog nooit zo'n vreemde kerel in het water hebben zien liggen.

Dekmantel
Tijdens de Peninsula Walk, een drie uur durende wandeling langs de kust, kan ik zonder afspraak met de natuur in conclaaf. Even rekening houden met eb en vloed, verder laten de pelsrobben wel weten waar mijn grenzen liggen. Het spelletje hink-stapsprong op de kalksteenrotsen stopt zodra zo'n dier je grommend laat weten dat je te ver bent gegaan. Dat kan maar zo, want de slapende zeeleeuwen vallen nauwelijks op. Hun zilvergrijze pels is een perfecte dekmantel. Kom je per ongeluk te dicht in de buurt, dan doen ze eerst één oog open om het fatsoen van de ongenode bezoeker te taxeren. Elke stap nader maakt ze alerter én bozer. Uiteindelijk zullen ze hun tanden tonen en hoppend op je afkomen. Sneller dan je zou vermoeden.

Jan van Genten laten zich ook heel dicht benaderen, merk ik een week later op het Noordereiland. Elk jaar nestelen ze zich in groten getale op Cape Kidnappers, niet ver van het art deco-stadje Napier: 6500 broedparen zitten daar op een kluitje. De outfit van deze wijsneuzen spreekt tot ieders verbeelding: een eigele kop en een blinkend wit lijf met lange, smalle vleugels die in zwarte punten uitlopen. Hun kuikens dragen grijze donsjasjes, maar bekommeren zich alleen om wat de pot schaft. Daartoe steken ze hun kop in de keel van pa of ma om er voorverteerd voer uit te vissen.

Tussen oktober en april start Rod Heaps van Gannet Beach Adventures dagelijks zijn rode tractor om toeristen naar de luidruchtige kolonie te vervoeren. Op de trailer zitten tien paar ruggen tegen elkaar en moeten regelmatig veertig benen omhooggetrokken worden. De tocht over het smalle zandstrand gebeurt weliswaar bij laag water, maar de golven rollen soms gretig naar onze voeten. De bestuurder kijkt lachend achterom. „Zelfs al ben je niet geïnteresseerd in onze natuur, dan biedt deze rit genoeg fun”.

New Zealand Tourism Board: 0049-699712110 (fax: 0049-6997121113). Air New Zealand vliegt vanaf Frankfurt en Londen via Los Angeles naar Auckland. Informatie over vertrekdagen en tarieven: 06-0221016 (gratis).