Toerisme

Schotse Borders verdienen meer dan een vluchtige blik

Het rustpunt van baron Carmichael

Door W. H. Smith
De Borders zijn in werkelijkheid mooier dan de aanduiding “grensgebied” veronderstelt. Behalve schapen vind je er fotogenieke textielstadjes en van kleur verschietende heuvels. Dit vergeten stuk Schotland verdient meer dan een vluchtige blik. Sir Walter Scott zou zo'n zin op papier gezet kunnen hebben. Nog een aspect om toeristen over de streep te trekken: er vallen beduidend minder regendruppels dan in de Hooglanden.

De konijnen zie je allang niet meer, de eekhoorntjes ga je op een gegeven moment normaal vinden, maar de velduil die elke avond voorbij vliegt, doet ons na een week nóg uit de stoel veren. De kijker heeft inmiddels een vaste plek op de vensterbank, want de vogel komt stipt op tijd –tien voor negen– langs. Zonder zich door ons bespied te weten. De muizen op de Tinto Hills zijn veel interessanter.

Het haardvuur knapt, buiten dwarrelen sneeuwvlokken. In mei kan Schotland op alle weertypen verrassen. We logeren in South Lodge cottage aan de voet van de –soms in nevelen gehulde– heuvel. Het witgepleisterde huis staat op een scheiding; aan de ene kant liggen pollen hei en grijze keien, aan de andere kant groeien loofbomen, gras, mos en babbelt continu een beekje. Beide zijden ademen een niet te beschrijven rust.

Ridders en edelen
„Na een drukke periode trek ik me daar terug”, zegt Richard John Burbidge Carmichael of Carmichael (1948). „Die stilte doet een mens goed”. Hij wekt de indruk druk te zijn. In zijn kantoor flikkeren computerschermen en zoemen faxmachines. Na het overlijden van zijn neef mag de uit Nieuw-Zeeland afkomstige accountant zich de 26e baron van een ruim zeven eeuwen oud landgoed noemen. Hij verwierf tevens de titel “chief” van de Carmichael-clan, waarvan nazaten inmiddels over de hele wereld zijn uitgewaaierd.

De geschiedenis van het Schotse geslacht gaat zeker terug tot het jaar 1226. Richard noemt ridders die de grens met Engeland verdedigen, edelen die hoge posities aan het koninklijke hof bekleden, een maîtresse van James V en een aanhanger van John Knox die een kardinaal vermoordde en daarvoor een galeistraf aan z'n broek kreeg. Ook Simon Carmiggelt behoort tot de familie, want op 14 september 1608 huwt ene Robert Carmichael in Tiel een Hollands meisje.

Familietrust
Om niet alléén voor de jaarlijkse belastingaanslag te hoeven opdraaien, bracht de baron het leeuwendeel van de haveloze erfenis in een familietrust onder. Aan het beheer probeert hij een moderne invulling te geven, mét een site op Internet.

Verspreid over de 1200 hectare grote “estate” liggen het gehucht Carmichael (met een schooltje en een kerk uit 1750), een houtzagerij (een kwart van het terrein is bos), pachtboerderijen, een hertenfarm, een kasteelruïne (die in de steigers staat) en veertien cottages, waar ooit de butler, de tuinman, de koetsiers en ander personeel woonden. De huizen zijn zodanig opgeknapt en ingericht dat gezinnen zich er nu kunnen ontspannen. Een afwasmachine, magnetron en droger ontbreken niet.

De baron wil van het landgoed weliswaar geen vakantiepark maken, maar toeristen kunnen aan de weg van Biggar naar Lanark stoppen bij een heus bezoekerscentrum met restaurant, cadeauwinkeltje, manege en Schotlands enige wassenbeeldenmuseum, dat eens in Edinburgh stond. Aangeklede poppen –„Madame Tussauds kwaliteit”– beelden de turbulente en soms dramatische geschiedenis van Schotland uit. Helden, schurken en beroemdheden staan er op een rij. We zien John Knox op een zwarte preekstoel, David Livingstone en natuurlijk Sir Walter Scott.

Lakenkoopman
Gasten kunnen over het landgoed wandelen en mogen desnoods op regenboogforel vissen („houd er twee en gooi de rest van de vangst terug”). Wij gebruiken South Lodge cottage als uitvalsbasis voor dagtochten door de Borders. In drie kwartier rijd je met de auto naar Edinburgh of Glasgow. Vlakbij liggen minder drukke stadjes. Lanark bijvoorbeeld, woonplaats van William Wallace, dat met New Lanark goed scoort.

Dat dorp verrees in 1785 in een kloof aan de oever van de Clyde. David Dale bouwde er een textielfabriek én woningen voor uiteindelijk 2500 mensen. Vanwege de beperkte ruimte langs de rivier werden het flats met vier verdiepingen. De lakenkoopman, wiens hoofd op het Schotse pondbiljet prijkt, vond dat hij als christen verplicht was zijn werknemers ook van maaltijden en kleding te voorzien.

Zijn dochter trouwde in 1799 met Robert Owen, aan wie Dale ook de fabriek verkocht. De katoenspinner was niet gelovig (zijn vrouw bad dagelijks om zijn bekering lezen we in het museumpje), maar bouwde wel voort op de ideeën van zijn schoonvader. New Lanark werd een bijna utopische gemeenschap.

Wilde dassen
De topattractie telt nu 150 inwoners, is fraai gerestaureerd en voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Je kunt er desgewenst slapen. Er is een jeugdherberg en dit jaar gaan de deuren van een driesterrenhotel met tachtig bedden open. Wellicht een idee als je met een gids van het plaatselijke natuurcentrum 's avonds –tussen april en september– wilde dassen wilt observeren.

Enorme watermolens zetten de textielmachines voor toeristen in werking en voeden ook het elektriciteitsnet van Scottish Power. De tienjarige Annie McLeod maakt tien minuten van haar tijd vrij om over haar leven in New Lanark anno 1820 te vertellen. We glijden in een Disney-achtig kabelbaantje door haar verhaal. Owen maakte een eind aan kinderarbeid en stuurde de jongens en meisjes in uniform naar school. Hun ouders kregen atv en niemand behoefde op zondag in de spinnerij te werken. Er was een winkel met goedkope artikelen en gratis medische voorzieningen. Annie klinkt heel blij.

Zendeling
Vanzelf, want die tijd was voor kinderen geen pretje. David Livingstone moest op z'n tiende veertien uur per dag gebroken weefdraadjes aan elkaar knopen. Het leergierige joch had bij de machine een boek openliggen, zodat hij tussen de bedrijven door af en toe „een zin of twee” kon lezen. Na het werk zat hij tot middernacht met z'n neus in de studieboeken „totdat moeder ze uit m'n handen sloeg”. Vader Neil, een „very strict” calvinist, vond de interesse voor wetenschap maar goddeloos. David was bijna twintig toen hij –naar eigen zeggen– zijn angst voor de „eeuwige verdoemenis” en zijn schuldgevoel om te studeren verloor.

In Blantyre –onder de rook van Glasgow– staat het huis waar hij in 1813 geboren werd. Het witte gebouw biedt nu onderdak aan het David Livingstone Centre, een museum dat een beeld geeft van het boeiende leven van de zendeling die als blanke de Victoria-watervallen ontdekte en tegen de slavenhandel ageerde. Een moedige Schot, wiens linkerarm door een leeuw verbrijzeld werd. Gelovig ook. De Bijbel las hij in een jaar vier keer uit. In de vroege morgen van 1 mei 1873 vond men zijn lichaam. Geknield aan z'n bed. Livingstone was gestorven tijdens het gebed. Zijn hart werd begraven in Afrika, z'n lichaam rust in Londen, in de Westminster Abbey.

Vingerhoedjes
Het marktstadje Biggar heeft diverse toeristenlokkertjes. Het Timble Museum met ruim vijfduizend vingerhoedjes springt er wat ons betreft uit. Toen de “queen-mother” in 1980 tachtig werd, liet Arthur Bell, eigenaar van een postorderbedrijf in stropdassen, koffie, whisky en Schotse etenswaren, vier exemplaren ontwerpen. Het bleek een gat in de markt. Bell besloot de Timble Guild in het leven te roepen. Ook een gouden greep. Hij verstuurt nu vingerhoedjes van allerlei materialen (gehaakt katoen, brokstukjes van de Berlijnse Muur!) naar alle uithoeken van de wereld. Een exemplaar speelt zelfs een melodietje, terwijl op een ander het “Onze Vader” staat afgedrukt. Voor Bell geldt slechts één criterium: ieder hoedje moet op een vinger passen.

Peebles, waar het Neidpath Castle zich op een rotsachtige klip langs de Tweed heeft genesteld, is onze volgende stop. Scottish Border Trails wil ons van de buitenlucht laten genieten. Per fiets en “off- road”. Het echtpaar Phillips heeft voor elke leeftijd een mountainbike beschikbaar. Is een kind te klein om te fietsen dan komt er een zitje op de bagagedrager. Hoe lang en hoe moeilijk je op het zadel wilt zitten, bepaal je zelf. Over bedden en bagage hoef je je ook niet in te zitten; daar passen de Phillipsen een mouw aan.

Wandelroutes
„Wil je de Borders écht ontdekken, ga dan lopen”, is de boodschap van Alexander Hamilton en Grazyna Fremi. „Het brengt je dichter bij de historie en de natuur”. De Schotse kunstenaar en Poolse kunsthistoricus zijn van Scotwalk, dat zich vooral richt op gezinnen met kinderen. „Dankzij onze dochter Marcelina weten we uit ervaring dat je niet mijlenver kunt lopen. Voor onderweg bedenken we leuke dingen”. De kinderen genieten inderdaad als ze in Robert Smail's Printing Works, een monumentaal drukkerijtje in het gehucht Innerleithen, met loodletters hun eigen naam mogen zetten.

Het achttiende-eeuwse Mill House van de Hamiltons in Traquir vormt het vertrekpunt van de wandelingen. De gasten kunnen verblijven in de voormalige stal, die is opgeknapt en van allerlei gemakken voorzien.

Gedrieën trekken ze er regelmatig op uit om nieuwe routes te verkennen. Om hun gasten zoveel mogelijk te kunnen vertellen, vragen ze lokale bewoners het hemd van het lijf, schaffen ze oude kaarten aan en verdiepen ze zich in de geschiedenis van het „vriendelijke” gebied, dat –tot hun teleurstelling– nog zo onbekend is. „Waarschijnlijk komt dat door de naam. Misschien is het beter om het de Southern Highlands te noemen”.

Krakende vloer
De Borders liggen bezaait met landgoederen en familieresidenties, vaak in een prachtige omgeving. Traquir House is daarvan een voorbeeld. Kinderen kunnen in de doolhof verdwalen of zullen zich verbazen over de zogenaamde priesterkamer. Die ruimte kenmerkt de geschiedenis van het witte landhuis, dat inmiddels door de twintigste generatie van de familie Stuart wordt bewoond. Sinds 1107 boden de graven 27 vorsten onderdak. Ze sympathiseerden met de roomse jacobieten en boden priesters een schuilplaats.

In de bewuste kamer staan een bed, een tafel en een altaar. Tijdens –ongewenst– bezoek moest de geestelijke stil blijven zitten, want de krakende vloer zou hem anders verraden. Mocht de nood aan de man komen, dan was er een ontsnappingsmogelijkheid: een geheime gang, verstopt achter een deur.

De bewoners hadden ook een apart kamertje om pruiken te poederen en koesteren een lok van Bonnie Prince Charles. De kleur valt te controleren, want in Abbotsford House, een ander toeristisch Mekka van de Borders, bevindt zich behalve de portemonnee van Rob Roy en een drinkglas van Robert Burns ook een pluk haar van deze koningstelg. Scott, die bij de Stuarts altijd eendeneieren kocht, bouwde dit grandioze nepkasteel bij Melrose aan de Tweed, door hem –wellicht in een vlaag van patriottisme– de edelste rivier van de wereld genoemd. Niettemin wist de schrijver met zijn aandacht voor het Schotse erfgoed het zelfbewustzijn van zijn landgenoten behoorlijk op te krikken.

Volksverhalen
Sir Walter Scott was een folklorist pur sang. Altijd op zoek naar oude volksverhalen en -liederen. Zo hing hij aan de lippen van James Hogg, de eenvoudige schaapherder van Ettrick (het plaatsje waar ook Thomas Boston ligt begraven). De man, aan wie Judy Steel, echtgenote van de parlementariër Sir David Steel, in haar gerestaureerde Aikwood Tower bij Selkirk een expositie wijdt, zong en dichtte over het leven in de Borders.

Scott staat ook als weldoener van de Schotse wolindustrie bekend. Hij adopteerde het zwart-witte ruitpatroon van de herders, de burgerlijke variant van de tartan. Daardoor nam de vraag enorm toe. Nog steeds verdienen velen hun boterham in deze bedrijfstak, al wordt hun werk uit handen genomen. Bij Pringle of Scotland bedient een werknemer acht machines. „Daar kun je niet tegenop breien”, vertelt Bobby McDonald, die ons bij wijze van uitzondering een blik op de werkvloer gunt. De fabriek in Hawick, die 800 mensen op de loonlijst heeft staan, bedacht de twinset en werd vijftig jaar geleden hofleverancier van de huidige koningin-moeder. Niet gek voor een bedrijf dat ooit begon met de productie van wollen onderbroeken voor het leger.

Bordercollie
Het gros van de textielfabrieken legt voor toeristen de loper uit. Rondleidingen zijn schering en inslag; ze eindigen steevast in een met tweed, tartan en truien volgestouwde shop. De kwaliteit is hoog. De prijs idem dito.

Schapen kom je weliswaar overal in de Borders tegen, de wandelende wolbalen zijn meestal het vergeten onderdeel van de Woollen Trail. Viv Billingham ziet hun toekomst niet bepaald rooskleurig. „Dankzij subsidie van de EG worden op de heuvels steeds meer bomen geplant voor de papierindustrie. Daardoor verdwijnen de schapen, maar ook de herders en hun cultuur. Hun handwerk, hun muziek, hun verhalen en gedichten gaan verloren”.

In Moffat wijst het bord “Tweedhope Sheep Dogs” naar haar huisje, haar blatende schapen en blaffende bordercollies. De zwart-witte honden doen niets liever dan zich uitsloven voor de bazin. „De bordercollie staat bekend om zijn vermogen te hoeden en te drijven. Zelfs de kleur speelt een rol. Zwart drijft de schapen op. Het wit stelt ze juist op hun gemak”.

Het schapendrijven blijkt een boeiend samenspel tussen honden en herderin. Doel is om de schapen in een “pen” te krijgen. Viv fluit commando's, de honden reageren. Ze kruipen, sluipen, loeren en rennen. De schapen proberen te ontsnappen, maar de honden zitten hen op de hielen. Totdat ze zich netjes laten opsluiten. De toeschouwers genieten.

Lichtval
Boven de Bemersyde-heuvel drijven schapen in de wolken. Scott's View, niet ver van Melrose, biedt een magnifiek panorama. Men beweert dat de paarden van de lijkkoets van Scott hier –op weg naar zijn laatste rustplaats bij Dryburgh Abbey– uit zichzelf stopten. De Schot observeerde dan de wisselende lichtval over de heuvels. Roerloos.

Voor meer informatie over Carmichael Country Cottages, Scottish Border Trails en Scotwalk: British Travel Services in Amsterdam, 020-4203355. Scandinavian Seaways (0255-534546) vaart vanuit IJmuiden naar Newcastle; vandaar is het met de auto twee uur rijden naar de Scottish Borders.