Toerisme

's Avonds klinkt in Nördlingen de roep van de torenwachter

Romantische Strasse leidt
naar Duitslands hoogtepunt

Door Jeannette Donkersteeg
De elfde slag klinkt door de donkere voorjaarsnacht. Het is fris als je uit je hotelraam hangt, maar de toren boeit. Achter het verlichte venster, hoog boven de kleine stad, verschijnt namelijk een schim. Terwijl de laatste klank van de klok wegzweeft, gaat het raam open. Twee handen zetten zich aan de mond. Een stem galmt over de daken: „Sóóó G'sell sóóó!! Sóóó G'sell sóóó!!” Dan gaat het raam weer dicht. Het hoofd verdwijnt. Het licht achter dat torenhoge raampje aan de Romantische Strasse blijft echter nog lang branden.

Niet voor twaalf uur zal het donker worden in Nördlingens toren, de Daniël. Tot die tijd moet de torenwachter van het Zuid-Duitse stadje elk halfuur zijn venster openen en z'n roep laten horen. Zo gaat het al vijfhonderd jaar lang elke avond van tien tot twaalf uur en zo moet het blijven. Hoe het allemaal begonnen is, heeft 'VVV'-directeur Klaus P. Rhoder ons eerder die avond verteld. Dat wil zeggen: hij gaf beide versies van de ontstaansgeschiedenis. Er zijn er namelijk twee.

Vaststaat dat de oude traditie alles met de ríjkdom van Nördlingen te maken heeft. Rhoder: „Vroeger was deze plaats bijzonder welvarend. Vandaar dat er voortdurend mensen waren die haar wilden veroveren. Een dikke muur zorgde echter voor bescherming. Wilde je Nördlingen binnenkomen, dan móest je door een van de vijf torens in die muur. Het was dus wel zaak dat die goed bewaakt werden. Om te voorkomen dat de wachters in slaap vielen of ongemerkt door vijanden onschadelijk werden gemaakt, moest de wachter van de kerktoren in het hart van de stad gedurende de nacht een paar keer roepen. Vanaf elke toren in de muur werd vervolgens geantwoord. Gebeurde dat niet, dan sloeg de man op de Daniël alarm. Als je de roep in onze dagen letterlijk vertaalt, betekent hij zoiets als: „Zo, kameraden, zo”. Je zou kunnen zeggen: Zo jongens, alles nog in orde?”

Varken
Er is nog een andere betekenis: „Eeuwen geleden was er een ontrouwe poortwachter in de stad. Deze liet op een avond, om precies te zijn op 6 december 1497, stiekem zijn poort open. Hij had echter geen rekening gehouden met het loslopende varken dat de poort passeerde en zich er eens lekker tegen ging schuren. Langzaam schoof de deur open. Een weversvrouw die juist langs kwam om een pul bier voor haar nog werkende man te halen, zag wat er gebeurde en gilde. De stadswachters stoven op het alarm af. Ze sloten de poort. Het vijandige leger bleek slechts honderd meter van de stad verwijderd.

De wachters grepen de verrader in de kladden. Ze presten hem net zolang tot hij hen opbiechtte dat hij zich had laten omkopen. Toen de vrouw die de openstaande poort had ontdekt zijn bekentenis hoorde, zei ze: „So, G'sell, so!”. Dat wilde zeggen: „Zo mannetje, nu ben je erbij!” De verrader werd onthoofd en zijn familie verdronken”.

Dat is het verhaal van Nördlingen, het oude plaatsje aan de “Romantische Strasse”, een sprookjesachtige, ongeveer 350 kilometer lange route in Beieren.

Wijnbouw
Enkele dagen eerder heeft de trein, de “Riemenschneider” (genoemd naar de beroemde zestiende-eeuwse beeldhouwer wiens naam we in talloze Beierense kerken tegenkomen), ons in zes uur tijd vanuit Nederland naar de Romantische Strasse gebracht. In Würzburg zijn we aan de route begonnen. Ons was een idyllische tocht beloofd, die van Noord-Beieren tot het uiterste zuiden –de Oostenrijkse grens– loopt en vanwege zijn vele historische plaatsjes en mooie landschap al een halve eeuw Romantische Strasse heet. „Lieblich” noemen de Duitsers deze streek. En dat is er een mooi woord voor.

Würzburg is geen voorproefje van wat de route brengt, maar valt volop met de deur in huis. De klokken van deze stad aan de Mainz beieren als we op de eerste avond over de Oude Mainz-brug binnenwandelen. Rasechte Praag-liefhebbers zouden misschien beledigd zijn als ze het hoorden, maar veel bezoekers zijn het erover eens dat deze twaalfde-eeuwse barokbrug met z'n heiligenbeelden doet denken aan de Karelsbrug in de Tsjechische stad aan de Moldau.

Voor ons ligt echter niet Praag, maar Würzburg. Vele torens wijzen naar de hemel. „Würzburg telt vijftig kerken en 330.000 inwoners”, vertelt onze gids. „De plaatselijke universiteit, de wijnbouw tegen de hellingen rondom de stad en de toeristen zorgen voor het meeste werk en de meeste inkomsten”.

Mengelmoes
De brug leidt ons regelrecht naar de imposante St. Kiliansdom (de op drie na grootste van Duitsland), die zoals bijna alles in Würzburg tijdens de oorlogsjaren met de grond gelijk gemaakt is, maar nadien weer werd opgebouwd, zij het niet in oude stijl. Je komt er zowel een hypermoderne inslag als de Romaanse en de barokke stijl in tegen. Het resultaat is een merkwaardig mengelmoes en de meningen van bezoekers zijn sterk verdeeld als het om het kerkinterieur gaat. Ze vinden de domkerk óf heel mooi, óf ontzettend lelijk.

Het orgel uit de jaren '60 is eigentijds, terwijl het hekwerk eronder uit de barok stamt. De werken van Riemenschneider dateren helemaal uit het begin van de zestiende eeuw, terwijl de grote menora achterin de kerk juist van zeer recente datum is. Het eeuwige licht wordt met een twintigste-eeuws rood lampje gesymboliseerd. In het koor zijn de Ierse monnik en martelaar St. Kilian met zijn twee vrienden afgebeeld, die in een donkergrijs verleden pogingen deden om het christendom naar Würzburg te brengen.

Kunstwerk
We willen méér van de Romantische Strasse zien en hebben daarvoor geen maanden de tijd. Dus moeten we verder. Alleen om de Residenz kunnen we niet heen. Dat kan niemand die Würzburg aandoet. Het barokke slot dat sinds 1780 als bisschoppelijk onderkomen diende, is wereldberoemd om het reusachtige fresco op het plafond van het trappenhuis. Volwassenen bekijken het kunstwerk van de Venetiaan Tiepolo tot ze er een stijve nek van krijgen en kinderen vermaken zich met de vernuftige spelletjes die in het slot verstopt zitten. Zo lijkt de hond op het plafond in de keizerszaal een mager scharminkel als je hem van de ene kant bekijkt, maar een dikke rolmops als je vanuit de andere kant van de zaal een blik op hem werpt. Wie exact in het midden van het trappenhuis gaat staan en in zijn handen klapt, krijgt een lang doorrollende echo terug, terwijl omstanders niets horen.

Als we over de Oude Mainz-brug de stad verlaten, is het donker geworden. In het water van de Mainz weerkaatst lantaarnlicht. De dom staat in de schijnwerpers en ook de burcht Marienberg op de helling buiten de stad is verlicht. Op de brug blijft een groepje mensen stil staan kijken naar het schilderachtige tafereel. „Nu weet ik wat het is”, zegt iemand zacht, „het is romantisch!”

Japanners
We reizen verder langs de romantische route in de streek waar de mensen elkaar met „Grüss Gott” begroeten en waar ze Brezel eten, zoute, krakelingvormige broodjes. Weikersheim vraagt om een onderbreking. Het imposante slot, waarin een zus van Willem de Zwijger ooit woonde, ontvangt toeristen gastvrij. De tuin met de fonteinen en de oranjerie is een pronkstuk en aan het vredige marktplaatsje met de bron ligt het kleine Tauberländer Dorfmuseum, waar je kunt zien hoe de vroegere bevolking hier woonde, werkte en zich kleedde.

Nu en dan lopen we een groep Japanners tegen het lijf. Ze zijn tuk op deze streek. H. Swartz, beheerder van Schloss Weikersheim, spreekt zelfs niet meer van Romantische Strasse, maar van Japanse Strasse en elk bruin bordje langs deze route geeft behalve de Duitse, ook de Japanse versie van de naam aan.

Hartveroverend zijn de plaatsen Tauberbischofsheim en Bad Mergentheim met z'n kuuroord, die we aandoen op weg naar een topper langs de route: Rothenburg.

Disneyland
Alles wat de voorgaande stadjes aan vakwerk, pastelkleurige huizen, sierlijke gevels en rustieke hoekjes hadden, lijkt in Rothenburg nog eens in veelvoud en extra zorgvuldig gerangschikt te zijn neergezet. Te mooi om waar te zijn, vindt een Duitser uit Würzburg, die Rothenburg daarom “Disneyland” noemt. Misschien is hij een beetje jaloers op de naburige stad, want Rothenburg is geen Disneyland. Rothenburg is oud en echt. Jaartallen als 1309, 1544 en 1683 op gevels en in balken van vakwerkgebouwen getuigen daarvan.

Wél Disneyland-achtig zijn wellicht de hordes toeristen die op Rothenburg afkomen en het stadje met name in het hoogseizoen overvol maken. Als wij erdoor wandelen, is die periode echter nog niet aangebroken en zijn het vooral tulpen, viooltjes, narcissen, bloesem en klimop die het hooggelegen stadje kleur geven. Adembenemend zijn de vergezichten over de dalen rondom.

McDonald's
In de bakkersetalages liggen de zogenaamde “Schneeballen”, grote bollen van deeg, bestrooid met een dikke laag poedersuiker. Restaurants bevelen hun “Maultasche” aan. Een specialiteit van ravioli en saus zonder vlees.

We gaan binnen in het Kriminal Museum dat een schrikbarende collectie beestachtige vondsten toont. Buiten het museum met wrede martelwerktuigen herinnert een houten kooi aan de tijd waarin het de bakkers van Rothenburg duur kwam te staan wanneer hun broden kleiner uitvielen dan regel was. Ze werden in de kooi gestopt en net zo lang in een put gedompeld tot ze het leven lieten.

Behalve de geparkeerde auto's in de straten is er nauwelijks iets dat uit de toon valt in Rothenburg. Zelfs de McDonald's die het stadje bezit, heeft zich aangepast. De hamburgertent is niet in knalgele en -rode kleuren aanwezig, maar heeft zich bescheiden achter een pastelgeveltje gevestigd.

Onweer
Die avond slapen we in Nördlingen, waar we tot middernacht de wachter horen roepen en waar we de volgende morgen 350 treden beklimmen om hem te bezoeken. Hij viert juist –in alle eenzaamheid– z'n 67e verjaardag. Zijn beroep deelt hij met een collega, vertelt hij. Om de drie dagen wisselen ze elkaar af. Waarom hij voor dit baantje heeft gekozen? „Ik wilde rustig en gezond gaan leven. Elke morgen en elke avond moet ik naar beneden om de deur te openen of te sluiten. Het is een uitdaging. Je wilt bewijzen dat je het geestelijk en lichamelijk aankunt. In je eigen huis kun je bovendien eenzamer zijn dan hierboven. Hier komen interessante mensen op bezoek”.

„Het duurt even voordat je je hier thuis voelt”, bekent de wachter. „Je moet 's nachts wennen aan het lawaai van de klokken. Onweer en storm zijn hier ook anders dan beneden”. Aan de wand van de torenkamer hangt een tekst. Psalm 127:1b: „Zo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter”. Op de grote, gietijzeren kachel staat een andere spreuk: „So G'sell so”. Net als op de stadsbus die in de straten beneden rondgaat.

Doopvont
Een van de eerstvolgende plaatsen op de route is Augsburg, een hoofdstad der Reformatie, verbonden met de naam van Maarten Luther. De kerkvader woonde hier destijds in het klooster van St. Anna. Toen in 1530 de Augsburger Confessie werd opgesteld, was ook Philip Melanchthon in Augsburg. Een stadsrondgang onder leiding van een gids voldoet het best om de hoogtepunten van de historische plaats te zien.

De weg van Augsburg naar Landsberg, ons volgende adres, is saai en vlak. Des te groter is de verrassing als Landsberg zelf in zicht komt. Het ligt op een heuvel aan een bruisende waterval in de rivier de Lech.

Ook dit plaatsje is vol van rijke architectuur, historie en traditie. Het staat bol van de legendes en anekdotes. Daarvan is de doopvont in de Stadtpfarrkirche Unserer Lieben Frauen een voorbeeld. Het herinnert aan een geestelijke die ervan werd beschuldigd dat hij te lang preekte, zodat kinderen die ten doop werden gehouden begonnen te huilen. De geestelijke zocht de oorzaak van de huilende baby's echter in het water, dat volgens hem veel te koud was. Onder de vloer waarop de doopvont stond, liet hij een slim systeem aanleggen dat voortaan het doopwater zou verwarmen. Tot op de dag van vandaag worden Landsberger kinderen met warm water gedoopt.

Alpenland
Na Landsberg wordt het landschap langs de Romantische Strasse steeds lieflijker. Tegen de horizon tekenen zich nu helder de besneeuwde bergtoppen af. Naarmate de Oostenrijkse grens dichterbij komt, krijgt het meer weg van het alpenland met groene weiden en chalets. Aan de bosranden grazen reeën, een buizerd bidt hoog in de lucht, een beekje stroomt snel door een dal. Onvergetelijk mooi zijn de kastelen Neuschwanstein en Linderhof, die op plekjes liggen waarvan je dacht dat ze alleen in schone dromen bestonden.

Wij ronden de route af op Duitslands hoogste hoogtepunt: de Zugspitze. Een tandradbaan en een kabelbaan brengen ons in ruim drie kwartier vanuit Eibsee naar de top van 2964 meter. Dennenbossen, ongerepte sneeuw en een helderblauw meer glijden onder je weg. De stilte wordt steeds stiller, tot je in een levendige wereld van skiërs en kijkers belandt. Mensen zonnen in de sneeuw, langlaufers glijden op hun latten van de hellingen, kinderen staren naar het panorama van niets dan besneeuwde bergtoppen rondom. Tegen de strakblauwe lucht glinstert een goudkleurig kruis.

Tussen alle pracht zie je zomaar een klein bordje: “Douane”. Hier bevindt zich Duitslands hoogstgelegen grensovergang. Wie aan de andere kant afdaalt, komt in Oostenrijk terecht. Daar wil onze gids ons echter niet hebben. Het aantal mensen dat met oogkleppen op de mooie Romantische Strasse voorbijscheurt om in Oostenrijk de vakantie te vieren, is naar zijn mening toch al véél te groot.