Toerisme26 mei 2001

Groens vraag om zelfonderzoek treft me

Mr. C. G. van der Staaij
In SGP-kring wordt Groen bijna als de vijfde evangelist beschouwd. Zo sneerde de Tilburgse emeritus hoogleraar Bornewasser enige jaren geleden. Op die stelling valt nogal wat af te dingen. Maar dat Groens geschriften zeer gewaardeerd worden, dat is wel waar. Wat boeit in Groen? Wie zich wil bezinnen op wezen en roeping van de christelijke politiek vandaag, kan niet om Groen van Prinsterer heen. Veel van zijn tijdgenoten en geestverwanten zijn al in de vergetelheid geraakt. De geschriften van deze negentiende-eeuwse Réveil-man inspireren en motiveren evenwel nog steeds.

De vijfde evangelist, dat is te veel eer. Groen pretendeerde geen onfeilbare geschriften te brengen, laat staan een nieuw evangelie. Zo worden zijn werken ook bepaald niet gelezen. Maar een evangeliebelijder, dat wilde Groen wel zijn! Met klem betoogt hij dat ook voor het staatkundige leven alleen zegen te verwachten is in de onderwerping aan het Woord van God als onbedrieglijke toetssteen.

Dat klinkt nu in reformatorische kring voor velen bijna als een vanzelfsprekendheid. Maar dat deze overtuiging in Nederland nog steeds overtuigde aanhang heeft en politieke partijen dit in hun grondslag tot uitdrukking brengen, is middellijkerwijs mede te danken aan het werk van Groen van Prinsterer. Hij werd het immers niet moe om het verband tussen godsdienst en politiek aan te tonen en de betekenis van het christelijk geloof voor het publieke leven te onderstrepen. De overheid moet kleur bekennen! Daarvan wilde hij met geheel de Réveil-gloed van het doorleefde geloof getuigen. Ook als het leek dat het óvertuigen buiten bereik kwam te liggen. Dat inspireert, juist ook nu. In de zelfstandigheid en de vastheid van zijn overtuiging lag zijn kracht. Ook al stond dit het bereiken van politieke successen op de korte termijn in de weg. Groen dwingt in dit opzicht blijvend respect af.

Evangeliebelijder, zo heeft hij zichzelf getypeerd. Anderen hebben hem ook wel profetische trekken toegeschreven. Een van de boeken over hem kreeg de ondertitel ”staatsman en profeet”. Is Groen ook onder de profeten? Hij zocht uitdrukkelijk het debat over de beginselen. Hij wilde nagaan wat de gevolgen waren die voortvloeien uit de uitgangspunten die men bewust of onbewust huldigt. Juist dit doordenken maakt het lezen van Groens werken vaak verrassend actueel. Een voorbeeld? Vorig jaar hield D66 een pleidooi voor het afschaffen van wettelijke bepalingen over huwelijkstrouw. Gelukkig wilde de regering daarvan niet weten. Maar wat is de reactie op de vraag die Groen in het midden van de negentiende eeuw al formuleerde: ”Waarop berust de huwelijkstrouw als het steunpunt dat men in Gods wil had, ontvalt?” Hij geeft zelf het antwoord: ”Dan zie ik slechts een menigte schepselen, tussen wie geen betrekking of richtsnoer bestaat dan uit algemene behoefte en onderling goedvinden en welbehagen ontleend.” Treffend actueel toch? Juist dat toekomstgerichte denken maakt het lezen van Groen ook zo belangwekkend in onze tijd, waarin het ongeloof dat in zijn dagen terrein won, het steeds meer voor het zeggen krijgt. Als het ongeloof zich meester maakt van de begrippen vrijheid en gelijkheid krijg je vreemde toestanden, zo voorzag Groen. De bewijzen daarvoor liggen in deze tijd voor het oprapen.

Hoe je Groen ook wilt typeren, in dankbaarheid mag worden vastgesteld dat hem veel talenten zijn geschonken. Hij had metterdaad weet van een ambt aller gelovigen. Elke keer weer treft mij bij het lezen in zijn geschriften de bezonken wijsheid die eruit spreekt. Zeker, niet alles is van a tot z even aansprekend. De historische uiteenzettingen zijn soms wat taai. Maar de volhouder -en ook de bloemlezer- ziet zijn inspanningen belo ond. Drie voorbeelden ter illustratie. Vergeet niet, schrijft Groen ergens, dat het tot de kracht van de dwaling behoort dat zij een element van waarheid opneemt en misbruikt. Juist daardoor krijgt een verderfelijke stelling een bedrieglijke schijn. Ook voor de politieke praktijk van vandaag een nuttige analyse!

Treffend is ook de aansporing om in het verwoorden van bijbels gefundeerde standpunten een helder geluid te laten horen. ”Door een onzeker geluid van de bazuin kan ook een waarachtig getuigenis vaak krachteloos worden, omdat de getuige zelf maar half overtuigd is.”

Een derde voorbeeld tot slot. Het heeft mij persoonlijk zeer getroffen hoe Groen van Prinsterer in het begin van zijn bekende werk ”Ongeloof en revolutie” een oproep tot zelfonderzoek plaatst. Aan een beginnend politicus, zo schrijft hij, zou ik uitdrukkelijk vragen: Bent u bereid tot zelfverloochening? Weet u, dat de zegepraal van de beginsels die ik aanprijs niet spoedig te verwachten is? Dat is geen reden voor moedelooshe id. Het zicht op de Godsregering kan bewaren voor krampachtigheid en moedeloosheid. Dat hoort ook tot de goede boodschap van Groen.