Toerisme26 mei 2001

Groen van Prinsterer en de kerk

Door Dr. H. Klink
Op de middelbare school die ik als jongen bezocht, stond er tijdens de lessen geschiedenis een leraar voor de klas, die boeiend wist te vertellen. Toch gebeurde het tijdens een van zijn lessen dat mijn ogen dwaalden over de bladzijden van het geschiedenisboek dat voor mij op de schoolbank lag. Op een van de pagina's was in zwart-wit een negentiende-eeuws schilderijtje afgedrukt. Er stond een predikant in een huis te preken. Voor hem zaten enkele mensen; mannen, vrouwen, ook kinderen waren erbij.

Allen gekleed in negentiende-eeuwse dracht. Ik las de stof die erbij stond vluchtig door. Wat ik las verbaasde me! Ik las over mensen die na de Franse tijd, dus na 1813, het Woord van God zuiver wilden horen preken. Dat was niet altijd mogelijk. Zij hadden het ervoor over om door de week lopend naar een naburige gemeente te gaan, om daar onder het gehoor te zitten van een rechtzinnige predikant. Soms lieten zij tijdens zulke diensten hun kinderen dopen om er maar zeker van te zijn dat de klassieke doopformule gebruikt werd. De kerk stond immers ook onrechtzinnige predikanten toe om het Woord te bedienen.

Toen las ik dat het deze mensen verboden werd om dit te doen. En dat zij die reden zelfs vervolgd werden! Wat dat inhield maakte een ander schilderijtje op een volgende bladzijde duidelijk: soldaten voor een huis, met het geweer in de hand. Het gezicht van één soldaat stak naar buiten in de deuropening van een huis, dat een onder- en een bovendeur had. De onderdeur was dicht, de bovendeur stond open!

Het verbaasde me, dat dit toen -in de vorige eeuw- nog gebeurde. En dat van de kant van de overheid! De leraar vertelde er tijdens een van de volgende lessen over. Het onrecht tegenover deze mensen was met de handen te tasten! Het stond voor mij wel vast dat de Afscheiding van 1834, waarover ik toen voor het eerst hoorde, een zaak was die de Hervormde Kerk en de toenmalige regering zich ernstig moesten aanrekenen. Zij hadden schuld aan veel onrecht.

Ik weet niet zeker of ik in die tijd al iets opgevangen heb van Groen van Prinsterer. In ieder geval heb ik, toen ik me ging verdiepen in de geschriften van Groen, met veel dankbaarheid gemerkt, hoe edel en groots Groen van Prinsterer het opnam voor deze afgescheiden mensen, die hij overigens in hun breken met de Hervormde Kerk niet volgde!

Wie Groens boek ”De maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsrecht getoetst” uit 1837 leest, leert daaruit verschillende dingen. Allereerst wijst Groen op het inderdaad grote onrecht dat deze mensen is aangedaan. Zij zochten in verreweg de meeste gevallen, zonder zucht tot afscheiding, de zuivere prediking van het Woord van God -waar zij recht op hadden. Ook in de constitutie was dit recht verankerd. Groen wees daarop met een keur van juridische argumenten, zich beroepend op de grondwet van 1816. Groen ontpopt zich ook in dit geschrift behalve als een zeer nobel man, als een zeer bekwaam jurist.

Het tweede dat me bijgebleven is uit dit geschrift heeft betrekking op de kerk als zodanig. De grondwet van 1816 erkende als een van de bestaande kerken in Nederland de zogenaamde hervormde of gereformeerde gezindheid. Welnu, wat Groen onder andere betoogt in het genoemde geschrift is het feit dat deze hervormde gezindheid niet noodzakelijkerwijs samenvalt met de grenzen van de Hervormde Kerk. Wanneer het kerkgenootschap zelf, tegen haar eigen historie en belijdenisgeschriften in, een niet-kerkelijk beleid voert, kan er een situatie ontstaan dat diegenen die zij van zich vervreemdt en die ze het bijna onmogelijk maakt wordt in de kerk te blijve n, toch gerekend moeten worden tot de hervormde gezindheid.

Als zodanig benadert Groen de afgescheidenen en als zodanig neemt hij het voor hen op. Dat neemt niet weg dat Groen, zolang hij nog kans ziet op herstel van de kerk, binnen het kerkverband wil blijven, om zich in te spannen voor een kerk, die waarlijk kerkelijk is. Maar daarbij put Groen uit een bron, waarvan de waterstroom die eraan ontspringt in de kerk soms zodanig ingedamd wordt, dat haar zegenrijke invloed nauwelijks merkbaar is. Het is de bron waaruit ook de afgescheidenen wensten te putten: het Woord van God en de écht katholieke (algemene) geschiedenis van de kerk, zoals deze onder andere vorm gekregen heeft in ons eigen vaderland. Ik kan het ook anders zeggen: Groens wortels lagen in het Réveil, de opwekkingsbeweging uit de negentiende eeuw. Een beweging die door toedoen van Gods Geest niet binnen de kaders van de officiële kerk tot stand kwam, maar die voor de kerk in West-Europa tot grote zegen is geweest. Want de Geest waait waarheen Hij wil en gij hoort zijn geluid, maar weet niet vanwaar Hij komt en waar Hij heengaat!

Geschiedenisboek
Mogen wij ook vandaag hopen op een verlevendiging van de écht hervormde gezindheid? Vandaag, nu het tafereel uit het geschiedenisboek waar ik naar verwees wellicht niet zo heel ver van ons afstaat? Nu de trouw aan de christelijke beginselen die Groen in staat, kerk en school voorstond steeds meer een zaak lijkt te worden waardoor we in het nauw gedreven kunnen worden?

Het zal er mede van afhangen of wij geleerd hebben om op een actuele wijze te putten uit de rijkdommen van het Woord van God en of wij staan in de lijn van de grote kerkelijke traditie der eeuwen. In ieder geval is dat het waar Groen de hervormde gezindheid keer op keer toe heeft opgeroepen!

Dr. H. Klink, Hoornaar