Toerisme 31 maart 2001

Noord-Ierse stad is zeker aantrekkelijk voor toerist

De tweesprong van Belfast

Door H. G. Heiden
„Ga je naar Belfast? Zou je dat wel doen? Daar is het toch erg gevaarlijk?” Ik krijg verbaasde en welgemeend bezorgde reacties als ik aangeef naar deze stad te gaan. Een bezoek aan het Noord-Ierse Belfast staat bij toeristen niet hoog op het verlanglijstje. Vanuit het verleden begrijpelijk, want de stad is voor velen een synoniem voor geweld.

Politieke onverenigbaarheid van katholieken die overwegend bij de Ierse Republiek willen behoren en van protestanten die bij het Verenigd Koninkrijk willen blijven, maakten de stad enkele decennia tot een bloedig kruitvat. Die periode van het midden van de jaren zestig tot medio 1997 staat bekend als The Troubles (De Moeilijkheden).

Op enkele uitzonderingen in 1998 en 1999 na is het sinds het vredesakkoord van Goede Vrijdag 1998 in Noord-Ierland echter relatief rustig. Zakelijk en toeristisch bezien bloeit Belfast als nooit tevoren. Jaarlijks trekt de stad nu zo'n 1,5 miljoen bezoekers, onder wie een miljoen dagjesmensen. Belfast is afgeleid van de oude Ierse naam Beal Féirste, wat ”fort tegenover de monding van de rivier” betekent.

Het vertrouwen in het vredesproces wordt onderstreept door de opening van zeven hotels in de laatste twee jaar. Accommodatie is er in alle klassen, van eenvoudig tot luxe. Sterrenhotels zoals het Malone Lodge Hotel, waarin hoofdzakelijk zakenmensen verblijven, geven in het weekend flinke kortingen. Voor toeristen wordt daarmee een verblijf in die klassehotels ook aantrekkelijk gemaakt. Restaurants vliegen in Belfast als paddestoelen uit de grond. Elke vier dagen wordt er een restaurant geopend. Inmiddels telt de stad nu meer dan 450 eetgelegenheden, variërend van knusse pubs tot deftige sterrenrestaurants. Aanrader voor een uitstekende lunch is de John Hewitt-pub in Donegall Street.

Dominee op bezoek
In deze straat staat ook de grootste kerk van Belfast, St. Anne's Cathedral. In Noord-Ierland, dat ook Ulster wordt genoemd naar een van de vier voormalige koninkrijken van Ierland, staat Belfast bekend als ”stad van de kerken”. Volgens de VVV van Belfast (Great Victoria Street 73-75) zijn er ten minste 75 godshuizen. Zo is er bijvoorbeeld de Presbyteriaanse Sinclair Zeemanskerk. De traditie wil dat de dominee van deze uit 1858 stammende kerk standaard een bezoek brengt aan de bemanning van elk vrachtschip dat in de haven afmeert.

In de stad zelf is een vreemde situatie ontstaan. De wijken in West-Belfast waar militante katholieken en protestanten elkaar gedurende tientallen jaren regelmatig naar het leven stonden, zijn nu toeristische bezienswaardigheden. Het gaat om de ”murals”, de muurschilderingen die metershoog op huizen zijn aangebracht. In The Falls, het katholieke deel van West-Belfast, voeren Iers gerelateerde motieven (uiteraard) de boventoon. Tot een van de bekendste ”murals” hoort de beeltenis van Bobby Sands. Deze strijder voor de Ierse zaak stierf in 1982 in de gevangenis na een hongerstaking, samen met negen anderen.

Beklemmend
Andere beschilderingen in The Falls hebben zowel gewapende personen als de vrede tot onderwerp. Beklemmend is de sfeer die de ”murals” in de protestantse wijk Shankill uitstralen. Hoewel het er nu veilig is, geven de overwegend militante beschilderingen op de zijmuren van de huizen toch een onbestemd gevoel. Aan het begin van de wijk wordt de toon gezet met de leus „Ulster will always remain British. No surrender.” (Ulster zal altijd Brits blijven. Geen overgave).

Bij binnenkomst in Shankill waan ik me even in een Nederlandse plaats die op koninginnedag Hare Majesteit ontvangt: het rood, wit en blauw van de Britse vlag voert hier de boventoon. Stoepranden, lantarenpalen en Amsterdammertjes: alles is als teken van nationalisme in deze kleuren geschilderd. Onze eigen koning Willem III, die in de zeventiende eeuw de Engelse (katholieke) koning James II in een oorlog versloeg, is prominent op een huizenblok vereeuwigd. Elders in Shankill prijken gemaskerde en gewapende leden van de Ulster Freedom Fighters op de muren. Geen gezellige afbeeldingen, maar ze worden inmiddels wel als kunst beschouwd.

Vredesmuren
Vrijwel alle Britse militaire bolwerken uit de periode van The Troubles zijn in Belfast ontmanteld. Een enkel bouwwerk staat nog overeind als historisch teken ter overdenking en voor het geval dat. Verschillende muren die in West-Belfast de protestantse en de katholieke wijken van elkaar scheiden, zijn nu ook een toeristische trekpleister. Deze staan bekend als de ”peacewalls”. Speciale taxi's rijden toeristen voor een schappelijke prijs langs de ”murals” en de ”peacewalls”.

Het centrum van Belfast, dat steeds als neutraal terrein wordt beschouwd, wordt gekenmerkt door Victoriaanse gebouwen. Blikvanger is het stadhuis, dat onder meer met een fraaie koepel is uitgerust. Er worden gratis rondleidingen gegeven. Queens University in Zuid-Belfast doet vanwege de afmetingen koninklijk aan en is voor het publiek van binnen te bezichtigen. Hier studeren nu zo'n 16.000 jongelui. Andere bezienswaardigheden zijn Belfast Castle, St. George's Market en St. Malachy's Church.

Een nieuw project dat de stad aantrekkelijker moet maken, is de ontwikkeling van het ”Titanic Quarter”. Het fameuze passagiersschip Titanic, dat in 1912 op zijn eerste reis verging, werd in Belfast gebouwd op de scheepswerf van Harland & Wolff. Op de plaats van deze voormalige werf moet een stad in de stad verrijzen die als centrum voor onderzoek en nieuwe technologie gaat fungeren.

Oranjedag
Belfast is ook bekend en berucht om zijn politieke marsseizoen. Van 4 tot en met 12 juli herdenken verschillende groeperingen in Belfast bepaalde historische gebeurtenissen met een mars door de stad. Dé optocht die hier regelmatig tot conflicten en vernielingen heeft geleid, en ook nu nog spanningen bij de katholieke bevolking oproept, is die van de herdenking van Orange Day (Oranjedag) op 12 juli. Protestanten marcheren dan in strak gelid door de straten, om daarmee de overwinning van koning Willem III op koning James II in de Slag bij de Boyne (1690) te vieren.

Ook 12 augustus is een belangrijke marsdag voor de protestanten. De zogenoemde Apprentice Boys (leerjongens) trekken dan massaal door de straten van Belfast en Derry. Hoewel deze politiek-religieus getinte optochten eufemistisch gezegd tot de couleur locale behoren, is het verstandig om Belfast in deze marsperioden niet te bezoeken.

De rest van het jaar is Belfast een onbekende ontdekking. Noord-Ierland is rechtstreeks vanuit Nederland bereikbaar met onder meer easyJet, dat dagelijks in anderhalf uur van Amsterdam naar Belfast vliegt.

Meer info: British Travel Services, tel. 020-4203355.

Zie ook:
Het te ontdekken land

Vakantieland in opkomst