Toerisme3 maart 2001

Een oude preekstoel in Ballum

De eerste, de grootste, de kleinste, de oudste, de dikste. Wie dergelijke omschrijvingen in het boek ”Toppunt van Nederland” op een rij wil zetten, raakt spoedig de tel kwijt. Pagina na pagina vult Aad Struijs met bijzonderheden waarvan je in veel gevallen het bestaan niet zou vermoeden. Intussen helpt hij de lezer ook zijn geografische kennis wat op te vijzelen. Want waar liggen Suameer en Lottum ook alweer?

Het Groningse Bellingwolde kan zich erop beroepen de oudste treurwilg van Nederland te hebben, terwijl het Limburgse Stevensweert de enige molen in Nederland met een gevangenis bezit. Overzichtelijk zet Aad Struijs de zaken op een rij, per provincie en vervolgens alfabetisch op plaatsnaam gerangschikt. Uitvoerige registers helpen de lezer eenvoudig de weg te vinden in het oerwoud van verzamelingen, gebouwen, musea, bomen en zwerfkeien. Bijna allemaal uniek.

Als Struijs niet zeker is van het unieke karakter van zijn bezienswaardigheid, neemt hij wat gas terug door te spreken over „een van de kleinste raadhuizen” (Appingedam), „een van de grootste carillons” (Heiligerlee), „een van de krachtigste vuurtorens ter wereld” (Ameland), „een van de grootste zwerfkeien” (Gees) en „een van de oudste kansels” (hervormde kerk Ballum). Regelmatig verwijst de auteur naar aanverwante zaken die weliswaar minder bijzonder, maar desondanks de moeite van een bezoek waard zijn.

Geen kerkklokken
Al lezend sta je versteld van wat Nederlanders zoal verzamelen. Struijs attendeert onder meer op de grootste collectie kinderwagens (Nieuwolda) en de grootste verzameling politiepetten (Slochteren), maar ook op de grootste verzameling buitenboordmotoren ter wereld (Zuidhorn) en de grootste handkarrenverzameling van Nederland (Zuidwolde). Bladerend in deze reisgids stuit je verder op de oudste en enige paraplu- en wandelstokkenwinkel in Nederland (Dordrecht). Adressen staan er netjes bij vermeld.

Wie een niet-alledaags museum wil bezoeken, krijgt in dit boek genoeg ideeën aangereikt. Struijs loodst je zonder problemen van het Zoutmuseum in Delden naar het Kachelmuseum in Vriezenveen, en van het enige naaimachinemuseum in Nederland (Nieuweschans) naar het eerste koeienmuseum van Nederland in Nijemirdum. In Zwolle valt het afvalmuseum op, dat vuilnis en andere resten van de wegwerpmaatschappij toont, maar ook aandacht voor afvalscheiding en recycling vraagt.

De auteur laat de lezer verder met een bijzondere trommelaar kennismaken. „In Hoogeveen luiden op zondagochtend geen kerkklokken”, schrijft Struijs, alsof dat heden ten dage nog steeds het geval zou zijn. „De gelovigen worden er opgetrommeld door een tamboer. Onder tromgeroffel en het roepen van ”Volk van noord, komt naar de kerk en hoort Gods woord”, trekt hij door het stadje, met achter zich een lange stoet kerkgangers.” Een beeldje bij cultureel centrum De Tamboer herinnert aan dit gebruik, dat uit de zestiende eeuw stamt.

Bintje Jansma
Bij de ingang van Suameer ligt de grootste aardappel van Nederland. Het is een 3,5 meter hoog beeld van een bintje. Het Friese dorpje geldt als de bakermat van de beroemde Nederlandse pieper. In 1905 kweekte de bovenmeester van Suameer een aardappel die groot van stuk, goed van smaak, goed te koken en niet te kruimig was. Hij noemde het nieuwe ras naar de ijverigste leerling uit zijn klas, Bintje Jansma.

Liefhebbers van kleinschalige bezienswaardigheden laten zich door Struijs naar het kleinste gehucht van Nederland leiden: Westerdiepsterdalen. Twee huizen staan er. En een officieel plaatsnaambord. Voor het kleinste kasteeltje moet je in het Limburgse Lottum zijn. De Borggraaf is een volwaardig kasteel in miniatuurformaat: 14 bij 16 meter. Op het bruggetje na verkeert het monument nog helemaal in de authentieke zestiende-eeuwse staat.

N.a.v. ”Het toppunt van Nederland. Reisgids naar de dikste boom, de scheefste toren, het kleinste museum en 1563 andere records en rariteiten”, door Aad Struijs; uitg. Plataan, Zupthen, 2001; 397 blz; ISBN 90 5807 111 1; ƒ 49,50.